Skip to main content

22 - Vader en zoon: Nico en Pieter Boer

 
 
Soms is het interessant om eens wat verder terug te gaan in de geschiedenis van de popmuziek. Nico Boer (1908-1991) was een belangrijk persoon in de Nederlandse platenbusiness. Om meer over hem te weten te komen ging ik op 25 maart in Hilversum op bezoek bij zijn zoon Pieter (geboren in 1946).
   “Mijn vader, afkomstig uit Den Haag”, vertelde hij, “had gestudeerd voor boekhouder. Vervolgens ging hij werken als verkoper bij een autobedrijf”.
   In 1930 vond Boer senior een baan bij de VARA in Hilversum. Eerst als stenotypist, daarna werd hij omroeper en directiesecretaris. Behalve als omroeper werd hij tevens ingezet bij de organisatie van ‘Let the people sing’ (een programma van community singing in samenwerking met de BBC) en andere zogenaamde stunt-programma’s.
  In het boek Radio Hilversum 1940-1945 (Dick Verkijk, 1973) is te lezen dat diverse bekende omroepers er halverwege de Tweede Wereldoorlog in slaagden om overgeplaatst te worden naar minder prominente posities. Nico Boer wist regisseur lichte muziek te worden. “Mijn vader praatte nooit over zijn oorlogservaringen, maar omstreeks 1944 had hij naar eigen zeggen bij een bakker in Elburg moeten onderduiken”, aldus zijn zoon.
 
 
De herrijzenis van Decca in 1946
 
 
 
Van de Nederlandse muziekindustrie was in mei 1945 niet veel meer over, schreef Henk van Gelder in ‘De schnabbeltoer’ (2005). Platenmaatschappij Decca vroeg aan Theo Uden Masman of hij iemand wist die artiesten en repertoire voor nieuwe plaatopnamen kon vinden. De leider van de Ramblers adviseerde Nico Boer te benaderen. Op 1 november werd deze aangesteld als nieuwe programmaleider van het bedrijf dat in 1953 Phonogram ging heten. “Het kantoor van Decca was in Baarn. Maar de opnamen werden gemaakt in de oude studio bij hotel-restaurant Hof van Holland in Hilversum”, weet Pieter zich te herinneren.
 
Op 9 februari 1946 was het groot feest. Na een grote schoonmaakbeurt werden kantoor en studio ingewijd. De Kilima Hawaiians mochten de eerste naoorlogse Decca-plaat maken: ‘In a little hula heaven’ en ‘It happened in Kaloha’. Andere Decca platen in 1946 waren ‘Zwerverslied’ van Frans van Schaik met het orkest van Jan Corduwener, ‘Boemeltje van Purmerend’ van Marcel Thielemans met de Ramblers en opnamen van swingcombo The Millers en het orkest van Piet van Dijk.
 
 
 022 Boer, Nico
Nico Boer
 
 
Nico Boer was duidelijk in de onderhandelingen met de artiesten. Iedereen kreeg tien gulden per liedje. Royalty’s waren niet aan de orde. “Wij waren blij dat we een opname konden maken en zij waren blij dat ze platen konden maken”, volgens de programmaleider indertijd. Het uitbrengen van een nieuwe plaat was toch al een groot probleem. Er waren nauwelijks grondstoffen. “Materiaal om platen te persen, was er eigenlijk niet. De winkeliers die voor platen in aanmerking wilden komen, moesten oud materiaal inleveren. Die oude platen werden stukgewalst, en dat werd met ander spul door elkaar gemengd. Zo kwamen die platen tot stand”.
 
 
Hits van Eddy Christiani, Max van Praag, Dorus en Joop de Knegt
 
 
In 1952 mocht Pieter Boer, zes jaar oud, mee naar de Hilversumse studio. Meteen zat hij aan de knoppen, voordat technicus Jos Ditmars hem tot de orde bracht. In die tijd had de platenmaatschappij al heel wat succesvolle opnamen gemaakt. Wat te denken van Eddy Christiani met ‘Op de woelige baren’ (1948), ‘Ik stuur je een boeketje rode rozen’ (1949) en ‘Spring maar achterop’ (1952), Max van Praag met ‘De klok van Arnemuiden’ (1949), ‘Daar zijn de appeltjes van oranje weer’ (Orkest zonder Naam, 1950), en Jany Bron en Marcel Thielemans met de Ramblers in ‘Over 25 jaar’ (1952)? Pieter herinnert zich bovendien hoe zijn vader samen met Ditmars snel een montage maakte als Wim Kan weer eens een oudejaarsavondconference gegeven had.
 
 
022 Manders Tom (hoestbui)
Dorus (Tom Manders)
 
 
Phonogram, eigendom van Philips in Eindhoven, groeide en groeide. Nico Boer liet zich assisteren door Rine Geveke, geboren in het Friese Opsterland, en de Amsterdammer Jan de Winter, voormalig hoofd lichte muziek bij de AVRO. Nieuwe artiesten als Willy Alberti, Wim Sonneveld, Dorus, Joop de Knegt (‘Ik sta op wacht’), Johnny Hoes (‘Och was ik maar’) en Malando kwamen de gelederen versterken. Maar er ontstond tevens stevige concurrentie.
 
 
Phonogram-platen in de ether
 
 
Henk van Gelder vermeldt in zijn boek mooie verhalen over hoe Phonogram de strijd met conculega’s aanging. Bijvoorbeeld in de omroepwereld. Frans van Schaik, de zanger van ‘Ketelbinkie’, kreeg een vaste baan als vertegenwoordiger. In elke hand droeg hij een zware koffer met platen, en met een treinabonnement bezocht hij platenwinkels in het hele land. Van Schaik had bovendien de taak om de Phonogram-platen zo veel mogelijk op de radio gedraaid te krijgen.
   Nico Boer bracht hem een van zijn eerste trucs bij, legde hij later uit: “Nico was goed bekend in de radiostudio’s. Daar stond in de omroepcel een platenrek, en daar kon je dan een paar minuten vóór het nieuws naar binnen glippen om jouw plaat vooraan in dat rekje te zetten. Als dan het nieuws een paar minuten te kort was, greep de omroeper naar jouw plaat om de overgebleven tijd te vullen”.
 
Het leek erop dat Phonogram in zo’n geval voor een ‘tegenprestatie’ zorgdroeg. Volgens accordeonist Coen van Orsouw ‘was bij omroepers thuis alles van Philips. De wasmachine, de stofzuiger, alles’. Dat was tevens het geval bij Nico Boer thuis.
   Pieter: “Mijn vader wist te bereiken dat wij steeds de nieuwste apparatuur in huis hadden. Na een jaar ging die er dan soms weer uit en kregen we nog weer nieuwere snufjes. Ik herinner me stereoplaten met dito afspeelapparatuur, zodat je een trein van links naar rechts hoorde rijden”.
 
 
Verkoopbare platen
 
 
De concurrentie in de platenbusiness uitte zich niet alleen in Hilversum maar ook overal elders in het land. Bovema, Artone en Phonogram waren present als er talentenjachten georganiseerd werden. Ter plaatse probeerden ze elkaar af te troeven door goede vocalisten snel een handtekening onder een optiecontract te laten zetten. Phonogram organiseerde bovendien audities in Eindhoven. Pieter Boer mocht wel eens mee met zijn vader. “In een zaal werd opname-apparatuur geïnstalleerd. Iedereen was welkom om met zijn repertoire een demo-opname te maken. Ik meen me te herinneren dat Phonogram zelfs in de krant adverteerde als zo’n auditie plaatshad. Ik was er bij toen de Blue Diamonds en Anneke Grönloh zich bij zulk een gelegenheid in Eindhoven presenteerden. Vervolgens werden de demo’s in Hilversum zorgvuldig beluisterd. Dan bepaalde Phonogram in alle rust met wie het bedrijf in zee wilde gaan”.
 
Als programmaleider was Nico Boer altijd op zoek naar potentiële nieuwe toppers. In binnen- en buitenland. In Nederland liet hij muziekuitgevers opdraven met mogelijk interessante liedjes. “Maar hij reisde ook zelf naar Scandinavië en vooral naar Italië. Bij het San Remo-festival was hij trouw van de partij, al was het alleen maar om nieuw repertoire voor Willy Alberti te bemachtigen. En altijd bracht hij cadeautjes voor me mee. Als de benjamin van het gezin ben ik vreselijk verwend”, vertelde Pieter op 25 maart. “Thuis was pa een heel aardige man. Op kantoor kon hij echter behoorlijk streng en soms rechtlijnig zijn”.
 
 
022-1snip en snap
Snip & Snap
 
 
In 1965 was Nico Boer 56 jaar. Phonogram vond hem te oud. Hij werd aan de kant gezet. Rine Geveke en vervolgens Gerrit den Braber namen zijn werk over, aldus zijn zoon: “Mijn vader belandde bij een uitgeverij in Amsterdam. Plotseling moest hij werk doen dat volkomen nieuw voor hem was. Die jaren waren vreselijk voor hem. Hij was geweldig opgelucht toen hij een paar jaar later bij Polydor in Den Haag de kans kreeg om gewoon producties te maken”.
  Zo leerde ik hem kennen toen ik in 1969 zelf bij die onderneming ging werken. Nico en ik konden het goed met elkaar vinden. Een van onze meest succesvolle projecten was een album met conferences van Snip & Snap. Na een presentatie in ‘Voor de vuist weg’ werden er meer dan 100.000 stuks van verkocht. Nico maakte tal van opnamen met Nederlandse artiesten van weleer, die hij goed kende uit zijn Phonogram-tijd, zoals Olga Lowina, Jan Blaaser en de Mounties. Ook bewerkte hij oude programma’s als ‘Koek en ei’ en ‘Swiebertje’ voor de plaat. Onderhandelingen met popgroepen wilden nog wel eens moeizaam verlopen. Bij Nico Boer was hier geen sprake van. Zonder tegenspaak te dulden bepaalde hij wat er tijdens de opnamen had te gebeuren en welke beloning er tegenover stond. Polydor heeft nog heel wat jaren goed ‘geboerd’ met Nico’s aanpak en expertise.
 
 
***
 
 
Pieter Boer: opnametechnicus
 
 
022 Boer, Pieter Wisseloord
 Pieter Boer in Wisseloord, ong. 1980
 
 
Zoon Pieter groeide op met muziek en artiesten. “Samen met de familie van Max van Praag gingen we op vakantie in Bergen aan Zee. Artiesten als Annie de Reuver en Phonogram-directeur Jack Philips, haar man, kwamen dan gezellig bij ons op bezoek. Ik logeerde bij Arie Maasland [Malando]. Tom Manders (Dorus) kwam met zijn ‘hoestbui op vier wielen’ (een oude Ford) bij ons voorrijden”.
   Als jongetje had hij vooral belangstelling voor opname-techniek. “Toen ik in 1968 uit dienst kwam ging ik samen met Niek Lucas electronica studeren op de HTS van Rens & Rens. We begonnen een studio in Blaricum, later Hilversum. We maakten veel demo’s voor uitgeversconcern Basart. In 1976, op 30-jarige leeftijd, solliciteerde ik bij Ruud van Lieshout, chef van de Phonogram-studio. Die vond me veel te oud. Mijn vader heeft daarna contact opgenomen met Bovema. ‘Wanneer kan je zoon beginnen’, hoorde hij van Ger Hali, de collega van Van Lieshout bij Bovema”.
 
Bovema-EMI had in die tijd twee studio’s in Heemstede. Dag in dag uit reed Pieter Boer naar zijn werk. Vaak kwam hij ’s nachts thuis. De volgende ochtend moest hij dan weer acte de présence geven. De verdienste stond volgens Pieter niet echt in verhouding met het aantal gewerkte uren. Bovendien werden zijn reiskosten nauwelijks vergoed. Hij maakte opnamen met Fungus, popgroep Finch (van Peter Vink, ex-Q’65), de Cats, Eddy Ouwens, Gerard Stellaard, Roy Beltman enzovoort. Phonogram slaagde erin de uiterst succesvolle Volendamse groep BZN los te weken uit het EMI-concern.
   Tijdens de onderhandelingen bedong BZN-producer Roy Beltman dat Pieter mee mocht overstappen naar Phonogram in Hilversum. Zo kwamen Ruud van Lieshout en hij elkaar toch weer tegen in het bedrijf waar zijn vader eertijds een pionier geweest was.
 
In de tweede helft van de jaren zeventig had Philips in de Hilversumse bossen het prestigieuze Wisseloord-complex neergezet. Er waren (behalve kantoren) drie grote studio’s met door dochter PolyGram ontwikkelde mengtafels. Wisseloord fungeerde als laboratorium voor Philips in Eindhoven. Geld speelde geen enkele rol, weet Pieter. Er werd voortdurend geïnvesteerd. “We hadden moeite om al dat geld op te maken”. Ondanks dat lukte het voorlopig niet de studio aantrekkelijk voor de muziekbusiness te maken. Bij de Engelse producer Mike Batt, die in een caravan achter Wisseloord woonde, zat Pieter maandenlang achter de knoppen te experimenteren. Bart Sloothaak volgde Ruud van Lieshout (en interim Joost Hummeling) op.
  De nieuwe studiochef hield van aanpakken. In plaats van de mengtafel van het eigen concern verscheen apparatuur van SSL (Solid State Logic). Die werd immers overal in de wereld gebruikt. In tegenstelling tot Engeland, waar de vakbond (Musicians Union) effectief werken blokkeerde, konden Britse popgroepen met hun eigen technicus in Hilversum werken. Noodzakelijke randapparatuur werd per koerier in snel tempo binnengebracht. Bovendien was het voor de artiesten fiscaal zeer voordelig lang in het buitenland te verblijven.
  
 
Zenyatta Mondatta, album opgenomen in Wisseloord (1980)
 
 
In de jaren tachtig streken vooraanstaande popgroepen in het Gooi neer. The Police maakte een album in Wisseloord. In die dagen zag je Sting in trainingspak rondjes rondom de studio lopen. UB40, Simple Minds, Def Leppard, Elvis Costello, Mick Jagger en Nederlandse acts als BZN, Luv’ en Bonnie St. Claire reserveerden studioruimte. Pieter Boer reisde voor PolyGram naar Peking, Mexico en Afrika. Het kon allemaal niet op.
   Totdat Philips eind jaren negentig de stekker uit het stopcontact trok. Vanaf dat moment werd het ploeteren. De digitalisering ging echter zo snel dat Pieter Boer nu gewoon met apparatuur in zijn huiskamer werkt.
 
Harry Knipschild
26 maart 2010
 
 
Literatuur
J.J.L. van Zuylen, Radio- en televisie-encyclopedie voor Nederland en België, Amsterdam 1956
Menno Hielkema, Het fenomeen Snip en Snap, Apeldoorn 1970
Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945. De omroep in de oorlog, Amsterdam 1974
Willem Hoos, 'European studios. Holland', Billboard, 26 juli 1980
Robert Palmer, 'The Police. The pop life', New York Times, 9 januari 1981
Henk van Gelder, De schnabbeltoer, Amsterdam 2005
  • Raadplegingen: 28200