548 - Edwin Starr, zanger van ‘War’ (Motown, 1970)
In de jaren zestig kreeg Detroit (Michigan) een speciale betekenis in de popmuziek. In die stad was Motown gevestigd, het muziekbedrijf dat Berry Gordy eind jaren vijftig had opgezet – aanvankelijk als productie-leverancier voor grotere platenmaatschappijen, later als Tamla Records en niet te vergeten: als muziekuitgeverij Jobete. Gordy wierp zich bovendien op als manager van de meeste artiesten die hij onder contract nam. Wie zich bij Motown aansloot, leverde zich vrijwel helemaal aan hem over.
De aanpak van Berry Gordy, Motown en Jobete werkte. Contours, Mary Wells, Marvelettes, Miracles (Smokey Robinson), Supremes (Diana Ross), Four Tops, Stevie Wonder, Marvin Gaye, Temptations, Martha Reeves en de Vandellas, binnen enkele jaren had Motown een vooraanstaande positie ingenomen in de Amerikaanse en internationale wereld van de popmuziek. Detroit, Motown, met de ‘Sound of Young America’, werd een magisch begrip.
Motown was niet de enige platenmaatschappij in Detroit. Er verschenen meer van dat soort bedrijfjes. Joanne Bratton en Eddie Wingate zetten er Ric-Tic en Golden World Records op. Ric-Tic deed het goed met artiesten als J.J. Barnes en vooral Edwin Starr. Ric-Tic probeerde een graantje mee te pikken van Motown. Regelmatig werkten ze met dezelfde studio-muzikanten als hun grote concurrent, die bekend werden als de Funk Brothers.
Charles Hatcher wordt Edwin Starr
Charles Edwin Hatcher, die zich als artiest Edwin Starr liet noemen, werd op 21 januari 1942 geboren in Nashville. Zijn vader was beroepsmilitair. In de Detroit Free Press wijdde Loraine Alterman op 20 mei 1966 een artikel aan Starr en zijn bescheiden platenmaatschappij. Pas sinds kort beschikte het bedrijfje over een eigen studio.
Om die rendabel te houden moesten er hits komen. “The firm is about two years old, but they’ve only had their own studio for a little over a year. Before that, president and founder of Golden World, Joanne Bratton, used to take her artists to Chicago or New York to record. In January 1964 the company had its first big hit, ‘Romeo and Juliet’ by the Reflections. It made the top 10 nationally and Joanne decided it was time to get a studio together”.
Ook Ric-Tic (Golden World) was een soort Hitsville – met die naam was Motown begonnen. Door middel van hits konden ze met hun studio blijven draaien. Maar Ric-Tic had aanzienlijk minder vaste kosten dan het grote Motown. “For a company like Detroit’s Golden World, 50,000-records-sold starts bringing in the profits”.
Ric-Tic
Met twee neven (Roger en Willie Hatcher) probeerde Charles Hatcher het te maken in de muziekbusiness. Als de Future Tones leek dat aardig te lukken. Naar eigen zeggen had hij nog met Billie Holiday opgetreden. Als vrijwilliger vervulde hij zijn militaire dienstplicht. Twee jaar lang vertoefde hij als soldaat in Europa, zoals dat ook het geval was geweest met Elvis Presley en Johnny Cash. In zijn vrije tijd stond hij op podia in onder meer Berlijn en Amsterdam. Vanwege de politieke situatie verlengde president Kennedy zijn diensttijd tot drie jaar.
Terug in het burgerleven pakte Charles de muziek weer op, en sloot zich aan bij het orkest van Bill Doggett (1916-1996), die in 1956 geweldig gescoord had met ‘Honky Tonk’. Op instigatie van Don Briggs, manager van Bill Doggett, nam hij (definitief) de naam ‘Edwin Starr’ aan.
In 1965 tekende Edwin een contract met Ric-Tic in Detroit. Met ‘Agent Double O Soul’, geïnspireerd door de James Bond films, bereikte hij dat jaar een stevige klassering in de pophitlijst van Billboard, al snel gevolgd door ‘Back Street’, ‘Stop Her On Sight’ en ‘Headline News’, allemaal eigen nummers. Succesvol was hij tevens met zijn song ‘O How Happy’ van de Shades of Blue die ook hoog eindigde in de VS. Met ‘Stop Her On Sight’ en ‘Headline News’ verwierf Edwin Starr zich in 1966 bovendien klasseringen in de Britse hitlijsten.
Bob d’Orleans trad op als technicus bij Ric-Tic. Al Kent en Richard Morris fungeerden als producer.
Tijdens de sessie, waar Loraine getuige van was, nam Starr zes nummers achter elkaar op, waarbij hij zich door een eigen groep liet begeleiden (Victor Stubblefield trompet; Julius Roberts bas; Gus Hawkins, tenor sax: Tyrone Hite, drums, Anthony Hawkins gitaar).
De Funk Brothers, die hem bij ‘Agent Double-O Soul’ begeleid hadden, kregen van Berry Gordy de man duizend dollar boete opgelegd omdat ze daarmee hun contract met hem geweld hadden aangedaan.
Van Ric-Tic naar Motown
Berry Gordy zag het succes van Ric-Tic (Golden World) met lede ogen aan. Hij had geld genoeg en besloot het bedrijf over te nemen. Op 10 september 1966 kon je het in Cashbox lezen: “Motown Records has bought the assets of Golden World Records, of Detroit, it was announced last week in a joint statement by Berry Gordy, Jr., president of Motown, and Mrs. Joanne Bratton, head of Golden World.
The purchase price, said to be in six figures, includes real estate, recording studio, and the company’s catalog of master discs and tapes.
In addition, Motown’s purchase covers the copyright catalog of Myto Music, Inc., a music publishing company, and the recording contracts for singers, Edwin Starr and J. J. Barnes.
Following the announcement, Gordy said: ‘This is an important step in our long-range plans for expansion. I’ve been tremendously impressed with the quality and growth of the Golden World operation under the direction of Mrs. Bratton. I believe this will prove an important factor in adding further scope to the ‘Motown Sound’”.
Starr bevond zich in Engeland toen Ric-Tic door Motown was opgeslurpt. Bij terugkomst hoorde hij ervan. Edwin kon het niet geloven en wilde het verhaal controleren. Toen hij het nummer van Ric-Tic draaide werd de telefoon opgenomen met: “Motown Records”. Het was voor hem duidelijk dat hij in een nieuwe fase van zijn carrière beland was.
Of hij wilde of niet, Edwin Starr was nu een Motown-artiest. De zanger werd opgenomen in de grote Motown-familie. Een laatste Ric-Tic single, ‘Mellow’, werd meteen teruggetrokken, schreef Bill Millar in Soul Music Monthly.
De journalist prees de nieuwe aanwinst van Motown: “Apart from playing drums and tinkering around on a few other instruments, Edwin is a prolific composer having penned all his own hit numbers as well as ‘Oh How Happy’ and ‘Lonely Summer’ for The Shades Of Blue. The latter, a four-strong, mixed, vocal team are described as his ‘pet group’ and are managed and produced by one of his closest friends, John Rhys.
Had Edwin not been out on the road performing himself for days at a stretch he would have liked to have managed the group himself and is proud of the part he has played in their success.
Although it is a cliché to say ‘we’ll be hearing more’ of a particular artist, for once it is true of Edwin Starr. Motown do not sign performers without being fully aware of their, often previously unexploited, potential and there is every reason to think that Edwin will prove as successful a signing as the Isleys or Gladys Knight”.
Motown was in die tijd op het overnamepad. Er was blijkbaar genoeg geld om bekende artiesten en platenmaatschappijen over te nemen. Volgens Starr besloot Gordy Ric-Tic op te kopen omdat hij enthousiast was over zijn song ‘Oh How Happy’. Daar wilde hij per se de rechten van hebben. In de media zijn verhalen gekomen dat Gordy helemaal niet in Ric-Tic en zijn artiesten geïnteresseerd was. Het ging hem er alleen om de concurrentie uit te schakelen – waar of niet waar.
Aan het werk bij Motown
Diverse opnamen van Edwin Starr verschenen nu op Gordy, een van de labels waarmee Motown zich etaleerde. Berry Gordy zette zijn ‘familie’ aan het werk om Starr aan hits te helpen, maar voorlopig zonder resultaat. Met ‘I want my baby back’, ‘I am the man for you, baby’ en ‘Way over there’ bleef het succes uit. Geen van die nummers kwam – vreemd genoeg – uit de koker van Edwin.
Edwin Starr ging anno 1967 in Engeland optreden. Misschien wel omdat hij op dat moment zelf geen nieuwe hits meer had, zong hij vooral de grote soul hits van anderen, die steeds populairder geworden waren, songs als ‘Hold on I’m coming’, ‘Respect’, ‘Ain’t too proud to beg’, ‘Sunny’, ‘Try a little tenderness’ en ‘Knock on wood’. Hij trad op samen met Cream en Duane Eddy, een vreemde combinatie die dan ook niet altijd geslaagd bleek te zijn.
Als je afgaat op de artikelen in de Britse pers uit die tijd had hij het meeste succes als hij zijn Ric-Tic repertoire liet horen.
Edwin werd geprezen om zijn voordracht. Bill Millar bijvoorbeeld: “The younger generation of popular negro singers are usually energetic and Edwin was no exception. He was almost as acrobatic as Tina Turner, fluid dancing with elaborate, rhythmical twists and turns accompanied each of his six numbers, all of which were up-tempo. He introduced ‘Stop Her On Sight’ and had some of the audience singing along. Such material might be frivolous but there is no denying that Edwin puts his heart into singing it.
Sweating profusely he tore into ‘Hold on, I’m Coming’: good, springy, soulful stuff put over with an abundance of physical energy. His brief but worthwhile stint came to an end with his most successful disc ‘Headline News’ again brought to a hectic sax-filled climax leaving the audience wanting more”.
In 1968 – nog zonder nieuwe hit – dook Edwin Starr opnieuw in Engeland op. In Record Mirror kon je in februari lezen dat hij zich al voor de achtste keer in het land bevond. Aan een redacteur van de popkrant uitte Edwin zich een beetje kritisch over zijn nieuwe platenmaatschappij. “I still feel very much the new boy in Tamla-Motown – it’ll take a while before I really become one of them. At the moment I’m still finding my feet, and getting used to my stable-mates. But it’s really like marrying into a new family.
It’s like getting a divorce from one family [Ric-Tic], and marrying into another one. But this time the marriage is for good – I don’t think I’ll be getting another divorce.
I’m much happier with my new family – it’s definitely a progression. You know, a step up. And it’s really like an artiste’s dream – Motown have so many facilities, and there’s so much opportunity for me to improve.
People ask if joining Motown means I’ll change my style, and become part of the Motown sound – but that doesn’t necessarily follow. I may change – but only because I now have the facilities to do things I couldn’t do before”.
Omdat er geen nieuwe Amerikaanse hit van Starr voorhanden was, brachten ze in Engeland twee voormalige Ric-Tic hits op één single uit: ‘Stop her on sight’ en ‘Headline news’. Dat werkte. De heruitgave leverde hem een elfde plaats in de Britse hitlijsten op. Zover had hij het niet eerder gebracht, zelfs niet in de VS.
Eindelijk een hit bij Motown
Het duurde nog tot in 1969 voor Edwin Starr eindelijk een hit had bij Motown. Dat was met de song ‘Twenty-Five Miles’, geschreven door hemzelf samen met de producers Harvey Fuqua en Johnny Bristol. In een interview met Mark Stewart, veel later, terug te zien op YouTube, vertelde Starr: “When I was with Motown, they didn’t allow me to write. As far as they were concerned, I was purely and simply a singer – a singer with a direction they didn’t know what to do with”.
Dat was gek want bij Ric-Tic had hij niet alleen hits aan de lopende band, hij was bovendien de auteur van de liedjes. Een verklaring werd niet gegeven. Had het met rechten te maken? Misschien wilde hij wel niet bij Jobete tekenen.
Er kwam pas verandering in, aldus Edwin, toen hij in een tv-programma (Twenty Grand Live) van de partij was en als afsluiter zijn song ‘Twenty-Five Miles’ zong. De volgende dag kreeg Motown een aantal telefoontjes te verwerken om die plaat te bestellen. Barney Ales, op dat moment president van het bedrijf, besloot dat ‘Twenty-Five Miles’ alsnog moest worden opgenomen.
Aan Mark Stewart vertelde Edwin dat zijn song in eerste instantie door Motown was afgewezen. Pas toen er vraag kwam door zijn tv-optreden mocht hij het in de studio vastleggen. Misschien was er wel meer aan de hand, wat (nog) niet (goed) naar buiten is gekomen. In elk geval waren er steeds contractuele problemen.
Met ‘Twenty-Five Miles’ bereikte Edwin Starr voor het eerst de top tien in Amerika. Eindelijk erkenning zou je denken.
Desondanks bleef het daar voorlopig bij. Drie opeenvolgende singles scoorden niet of nauwelijks. Edwin Starr bleef bij Motown op de achtergrond.
Billboard 26 april 1969
‘War’
In die tijd was het ‘onrustig’ bij Motown. Het succesvolle producers-trio Holland-Dozier-Holland was vertrokken. Berry Gordy besloot om zijn bedrijf van Detroit naar Los Angeles te verhuizen. Wie in Detroit achterbleef kwam op het tweede plan. Er waren bovendien grote veranderingen in de popmuziek. In plaats van liefdesliedjes, waar Motown sterk in was, moest er aan politiek gedaan worden. De nieuwe ‘psychedelische’ muziek en de underground-beweging kregen volop aandacht in de media, evenals de oorlog in Vietnam.
Motown ging met de nieuwe trend mee, al dan niet noodgedwongen. De Temptations werden omgebouwd tot een psychedelische groep. In 1970 verscheen het album ‘Psychedelic Shack’, geproduceerd door Norman Whitfield. Een van de tracks op het album was ‘War’, dat de producer geschreven had samen met Barrett Strong.
Aan Mark Stewart legde Edwin uit hoe hij bij ‘War’ betrokken werd. “Norman Whitfield and Barrett Strong wrote the song. The misunderstanding about the song, the song is never ever supposed to be about the Vietnam war. What they were simply writing about was about the conflicts that people were facing on a day to day basis in the United States at the same time with all the riots and things [zoals in 1968 na de moord op Martin Luther King en Robert Kennedy].
But about four thousand college students wrote in to the company and they said, you got to release this record [in de uitvoering van de Temptations]. This record has got to be released because it’s pertinent to what’s going on today.
So Motown at that particular time said, we can’t put out on the Temptations – it’s political dynamite. If it goes the wrong way their career is gone”.
Stewart merkte op dat ze zich bij Motown weinig zorgen maakten om de loopbaan van Edwin Starr. Die was immers een artiest van het tweede plan bij de platenmaatschappij. “They literally did ask me if I wanted to do it. I said, of course I wanna do it – as long as I can do the vocal performance the way I wanna do it”. Daar was ‘War’ te serieus voor.
Edwin kreeg zijn zin.
Volgens Starr deed Motown geen enkele moeite om zijn versie van ‘War’ te promoten. Desondanks werden er in een ommezien meer dan een miljoen exemplaren van verkocht en het aantal verdubbelde nog. Drie weken lang verbleef ‘War’ op nummer één.
Normaal gesproken werd dan een groot feest georganiseerd met champagne en zo. Bij hem was dat niet het geval. Starr: “When I was walking through the company in the hallways, one of the secretaries said, ‘Hey Edwin, I have a record for you here in the corner’”. De platinaplaat lag op een stoel. Starr mocht hem meenemen.
Zelfs met zo’n hit was de relatie tussen Starr en Motown niet optimaal.
19 augustus 1970
In zijn autobiografie wijdde Berry Gordy niet veel woorden aan het succes van Edwin Starr. Hij zag hem voornamelijk als een afgeleide van producer Norman Whitfield en de Temptations; “‘War’, met de donderende vocalen van Edwin en de ziedende instrumentatie van Norman, schoot door naar nummer één en werd bijna het volkslied van die periode, omdat het uitdrukking gaf aan de sterke anti-oorlogsgevoelens van een groeiend aantal mensen. Het leek wel alsof Norman bezeten was. Hij hield de Temptations voortdurend aan de top met nummers als ‘Runaway child’, ‘I can’t get next to you’ en ‘Psychedelic shack’”.
Edwin Starr na ‘War’
Edwin Starr liet zich regelmatig in Engeland zien, ook na het succes van ‘War’. Een sterke opvolger van die hit kwam er niet. Tijdens zijn verblijf in Europa in 1971 liet hij zich desondanks vol lof uit over de platenmaatschappij waarmee hij zich in Amerika voor vele jaren verbonden had. Producer en songwriter Norman Whitfield prees hij nadrukkelijk. “Why should I write and produce for myself when I’ve got the best writer and producer at Motown? I’m content to let Norman Whitfield do it all. I still write but haven’t done anything recently because I’ve been too busy”. De artiest zou er geen behoefte meer aan hebben om zich als songwriter te ontplooien.
Norman Whitfield
Hij was, zei hij althans, al vijf jaar meer dan tevreden over Motown. “That’s because now I do what I want to do. As a result I feel more comfortable. ‘War’ was a great break – it found me. Before that came along I had no direction to go in and really didn’t know what to do next. I was very lucky to be offered ‘War’ because not only is it a fantastic song but because I really believe in the lyric. And I recorded it with as much conviction as possible. I was pleased to record it because the lyrics mean more than most songs”.
Nieuwe hits had hij niet meer. Daarom zong hij tijdens optredens het repertoire van anderen. “He’s changed his act to include songs originally done by Free, Van Morrison, Cat Stevens, Blood, Sweat and Tears and Chicago because he wants to appeal to very mixed audiences rather than just rhythm and blues audiences. Instead of the usual ‘soul’ venues he's playing colleges and concerts with artists like Steppenwolf”, schreef Phil Symes.
Weg bij Motown
In 2003 concludeerde Phast Phreddie Patterson dat het na ‘War’ bergafwaarts ging met de loopbaan van Edwin Starr. Het was dan ook logisch dat Starr zich losmaakte van het bedrijf van Berry Gordy. ‘Free to be myself’ – met die titel presenteerde hij zich in 1975 op een nieuw album – met allemaal eigen songs en eigen producties.
Weg bij Motown kon hij zich vrij uiten in Londen. Uit zijn mond tekende John Abbey op: “My biggest complaint was always that I never was allowed freedom at Motown. Look over my track record there – they allowed me to cut myself on a few occasions and that brought hits like ‘25 Miles’, ‘There You Go’ and ‘Who’s Right Or Wrong’. But they would never allow me total freedom – even once!
I never argued with them over it because I’m not into the politics that exist at companies. But I know I made myself unpopular by persistently wanting to produce myself.
To be truthful, I was never happy from the day I joined the company. It was always to me like coming into a room backwards. You know, you never know where you’re going because you can only really see where you’ve just been.
When you look back to the time that ‘War’ was No. 1 around the world – bear in mind, this record was one of their biggest all-time sellers ever. I was never given the opportunity to go out on promotional trips and I seemed to get no real recognition. Lord, if I could ever have been a superstar, then that was the time.
But, no, I’m not bitter because I believe in myself and what I can achieve for myself. I believe I still can be a superstar because I have the ability”.
Naar Engeland
Artiesten die Motown verlieten kregen het vaak moeilijk. Mary Wells, die bij Motown met ‘My Guy’ excelleerde, ging bijvoorbeeld naar de bliksem. Edwin Starr besefte dat hij een grote aanhang in Engeland had opgebouwd en besloot, lijkt, zijn werkterrein naar dat land te verplaatsen. Na het overlijden van zijn moeder in 1983 vestigde hij zich definitief aan deze kant van de Atlantische Oceaan.
In 1979 wist Edwin Starr met twee singles, ‘Contact’ en ‘Happy Radio’ een zeer hoge positie in Engeland te bereiken – singles die in de gewone Billboard hitlijsten nauwelijks indruk maakten. Starr was niet alleen de componist, maar ook de producer. Beide singles werden uitgebracht op 20th Century Fox, het label dat er eerder niet in geslaagd was om de carrière van Mary Wells te continueren toen ze brak met Gordy. Starr ging in Europa bovendien op tournee met Isaac Hayes, trad met hem op in Amsterdam, waar hij tijdens zijn diensttijd al eens op de planken gestaan had. In Engeland maakte hij opnamen met producers als Mike Vernon en Stock, Aitken & Waterman.
Tot zijn dood, op 2 april 2003, bleef hij in Engeland wonen en optreden. Zijn graf kun je vinden in West Bridgeford (Nottinghamshire) – met daarop zowel zijn gewone als zijn artiestennaam en een verwijzing naar zijn eerste hit op Ric-Tic: ‘Our Agent O O Soul’. In plaats van ‘War’ is ‘Keep the Faith’ en ‘Always loved, never forgotten’ in steen gehouwen.
In de Britse Guardian schreef Dave Laing na zijn overlijden: “After leaving Motown, Starr continued to tour and perform in the US and Europe. His substantial British following brought two top 10 hits here in 1979, the disco-styled ‘Contact’ and ‘Happy Radio’. In 1983, he settled in the West Midlands.
During the next two decades, he became an established part of the British soul music and show business worlds. He was a favourite of the northern soul dance scene, being voted number one in Blues & Soul magazine’s northern soul poll. He gave 50 performances last year, touring with Martha Reeves (of Martha and the Vandellas) in the Motown nostalgia show ‘Dancing In The Streets’.
In 2001, he played at the WOMAD world music festival in the Canary Islands. And he made numerous broadcasts with Jools Holland, Jonathan Ross and others. He sung at Liza Minelli and David Gest’s wedding, and had been booked for their anniversary party – although the Iraq war led to its cancellation.
Starr collaborated with the Stock-Aitken-Waterman production team on the charity recording of ‘Let It Be’ by Ferry Aid in 1985. More recently, he sang with Leeds-based group Utah Saints on their hit revival of ‘Funky Music’, appearing with them at the Glastonbury Festival in 2000. In the previous year, he had sung ‘War’ with Bruce Springsteen onstage at the Birmingham NEC. ‘War’, he told an interviewer was ‘still the definitive message song. Some people say politics and music don’t mix, but I don’t think most people feel that because two and a half million people bought the record’”.
Harry Knipschild
20 september 2024
Clips
Literatuur
Loraine Alterman, ‘Edwin Starr: A Record Is Made - with Sweat and Soul’, Detroit Free Press, 20 mei 1966
‘Motown Buys Golden World’, Cashbox, 10 september 1966
Bill Millar, ‘Edwin Starr’, Soul Music Monthly, februari 1967
Bill Millar, ‘Edwin Starr: Tiles, London’, Soul Music Monthly, februari 1967
Norman Jopling, ‘Cream, Edwin Starr: Saville Theatre, London’, Record Mirror, 11 February 1967
‘Edwin Starr and Brenton Wood in Britain’, Record Mirror, 10 februari 1968
Ian Dove, ‘U.S. News: Edwin Starr, Jerry Lee Lewis, Bobby Sherman, Led Zeppelin’, Record Mirror, 3 oktober 1970
Phil Symes, ‘Stop the war, Edwin wants to get off’, Disc and Music Echo, 20 februari 1971
John Abbey, ‘Starr in ascendency’, Blues & Soul, 18 mei 1976
John Abbey, Under Rated Super Starr’, Blues & Soul, 29 maart 1977
Jan Nauta, ‘De terugkeer van Shaft’, Oor, 15 november 1978
John Abbey, ‘Edwin Starr makes contact’, Blues & Soul, 10 april 1979
Fred Bronson, Billboard Book of Number One Singles, 1988
Berry Gordy, Autobiografie, Amsterdam 1995
Gerald Posner, Motown. Music, Money, Sex, and Power, New York 2002
Dave Laing, ‘Edwin Starr’, Guardian 4 april 2003
- Raadplegingen: 281