508 - Ray Charles in 1972 (en 2004)
Ray Charles (1930-2004) is een van de iconen in de ‘zwarte’ popmuziek van de twintigste eeuw. Samen met onder anderen Louis Armstrong, Nat ‘King’ Cole, Chubby Checker, Sam Cooke, Fats Domino, Chuck Berry, Bo Diddley, Ben E. King, Otis Redding, Curtis Mayfield, James Brown, Stevie Wonder, Prince en diverse zwarte zanggroepen (Mills Brothers, Ink Spots, Drifters, Coasters) zorgde hij ervoor dat race-muziek, later rhythm & blues en soul, de trend ging aangeven.
Niet voor niets ging Ray de geschiedenis in als ‘genius’, het genie, hoewel dat etiketje waarschijnlijk om commerciële redenen door zijn platenmaatschappij (Atlantic) bedacht is.
Bij zijn dood werd hij in de Volkskrant omschreven als een ‘legendarische rhythm and blues-zanger’. “Ray Charles was een ras-entertainer, die tot het laatst toe concerten gaf. Zijn historische betekenis is immens”, aldus Frank van Herk in die krant. “De bezielde, met veel versieringen gevarieerde zang, de vraag- en antwoordspelletjes met het achtergrondkoor, de naar een extatische climax toewerkende herhalingen, het ritme dat je ziel door elkaar schudde: het was een schok voor velen, maar het elementaire geluid veranderde de populaire muziek voor altijd”.
In Aloha schreef Jean-Paul Heck wat later enigszins kritisch naar aanleiding van een ontmoeting met producer Phil Ramone: “‘Ray Charles heeft zich vanaf het einde van de jaren zestig niet echt meer weten te vernieuwen’, zegt Ramone. ‘Dat was ook zijn grote frustratie. Het deed hem geen goed’. Hij dreigde de geschiedenis in te gaan als een man die alleen nog maar een hoop concertkaartjes kon verkopen. Aan de andere kant had hij dat natuurlijk ook wel een beetje aan zichzelf te wijten gehad. Ray was behoorlijk eigenwijs en hield de zaakjes graag in eigen handen’”.
In een eerder artikel benadrukte ik [HK] de grote rol die heroïne speelde in het leven van de artiest. Ray was een stevige gebruiker in de tijd dat dat hij de ene hit na de andere scoorde. Totdat hij betrapt werd en langdurige gevangenisstraf ternauwernood wist te ontlopen door echt af te kicken.
In 1963 verscheen hij met ‘Busted’ (!) nog een keer in de Amerikaanse top tien. Na zijn versie van ‘Crying Time’ (een song van country-zanger Buck Owens), in 1966, zat er voor hem geen topnotering meer in. Wat het maken van hitsingles betreft ging het voor hem steeds in negatieve lijn. Had hij de drugs nodig om creatief te blijven, is de vraag.
Jubileum in 1972
In 1971/2 vierde Ray Charles dat hij een kwart eeuw ‘in het vak’ zat. Een mooie gelegenheid om eens te kijken wat toen de stand van zaken was.
In NRC Handelsblad besteedde Rik Zaal onder de kop ‘Zilveren Ray Charles’ een artikel aan het bij die gelegenheid verschenen dubbelalbum ‘A 25th Anniversary in Show Business Salute to Ray Charles’.
Zaal: “Platenmaatschappijen kunnen een essentiële invloed hebben op de muziek van een door hen gecontracteerde artiest. Plotselinge veranderingen in de stijl van een bepaalde muzikant kunnen dan ook vaak herleid worden tot de politiek van een bepaalde platenmaatschappij.
Een van de voorbeelden is Ray Charles. De blinde, uiterst muzikale wees uit Georgia maakte van 1949 tot 1952 platen voor het kleine Swing Time, dat zich richtte op de zwarte rhythm & blues markt. Charles liep toen tegen de twintig en zijn belangrijkste ambitie was geld verdienen. Daarom probeerde hij zangers als Charles Brown en Nat ‘King’ Cole te kopiëren. Dezen hadden veel succes bij de blanke bevolking. Muzikaal en commercieel gebeurde er in die tijd weinig.
Toen Atlantic Ray Charles in [1952] contracteerde, inspireerden producers Ahmet Ertegun en Jerry Wexler hem naar zijn eigen muzikale identiteit te zoeken. Het gevolg was dat Charles een stijl vond die was gebaseerd op rhythm & blues, gospel en jazz.
Toen Charles zich een stevige plaats op de R&B-markt had veroverd, deden hij en Atlantic een goede gooi naar een plaats op de populaire markt, toen in 1959 ‘What’d I Say?’ werd uitgebracht: een swingende kerkdienst, waarin Reverend Charles zijn liefde betuigde, niet voor God, maar voor een vrouw.
Toen contracteerde ABC Paramount de zanger. De verandering voltrok zich niet ineens, maar geleidelijk werd Charles gemanipuleerd in de richting van succesvolle voorgangers als Nat ‘King’ Cole. De eerste twee jaren brachten prachtige muziek voort: ‘Georgia on my mind’, ‘Them that got’ en de allergrootste hit ‘Hit the road Jack’.
In 1962 kwam ‘I can’t stop loving you’ uit. Dit country & western liedje betekende het begin van een periode, waarin Charles’ zeer persoonlijke stijl werd opgeofferd aan de sentimentaliteit. Sinds Charles en zijn manager Joe Adams hun eigen maatschappij Tangerine Records bezitten, is het helemaal gedaan met The Genius. LP’s als ‘Love Country Style’ en ‘The Volcanic Action of my Soul’ hebben vele deuren dicht gedaan”.
Inmiddels is komen vast te staan, dat het juist Ray Charles was die ABC Paramount aanzette om country-songs als ‘I can’t stop loving you’ op de plaat te zetten. Bij Atlantic had hij het zingen van een zo’n lied (‘I’m movin’ on’, van Hank Snow) al tot een succes gemaakt.
In zijn autobiografie liet de artiest weten: “Many people are confused about my decision to do country music. They think ABC dictated to me. They think ABC produced these albums for me. Not true. For better or worse, the records were my ideas. Anyone who knows me understands that I really like this music”.
Rik Zaal had gelijk dat de ‘eigen’ albums van Ray Charles weinig bereikt hadden. Om aan voldoende inkomsten te komen was hij daarom gedwongen om veel op te treden. In zijn boek Ray Charles – the Birth of Soul schreef Mike Evans over die tijd: “There was a gradual knock-on effect of poor record sales reflected in live engagements – which were increasingly the source of bread-and-butter money now million sellers royalties weren’t regularly trickling in any more”.
Gesprek met Pim Oets in Londen
Zoals Evans al meldde was de artiest, met een eigen orkest, ook regelmatig in onze contreien. Een mooie gelegenheid voor actieve journalisten om hem persoonlijk te benaderen.
Pim Oets, werkzaam voor het Vrije Volk, stak over naar Londen. De eerste avond kon hij geen kaartje bemachtigen omdat het concert uitverkocht was. Na afloop lukte het hem wel de artiest in zijn hotel te interviewen.
Oets: “De afspraak voor het gesprek kwam niet zonder moeite tot stand. Tenslotte nodigde Ray Charles ons uit naar zijn hotelkamer in het Londense Hilton te komen, op voorwaarde dat we twee glazen melk zouden meebrengen. Hetgeen we bestelden in het restaurant van het hotel, tot verbijstering van de dienstdoende ober.
Nadat Ray Charles achter elkaar zijn twee glazen melk had opgedronken vroegen we hoe het komt dat hij het al 25 jaar met veel succes heeft volgehouden in de wereld van het entertainment”.
Over het begin van zijn leven kon Pim noteren: “Ik begon als een jochie, ik was misschien 13 of 14 jaar oud. In de zomer, als ik niet naar school hoefde, ging ik met een band spelen op de universiteit van Florida. En op zondagen speelde ik voor theepartijtjes van dames. Dat was een hele ervaring. Zo verdiende ik mijn eerste dollar. Toen ik 15 ½ was overleed mijn moeder. Ik ging permanent werken met een plaatselijke band in Florida. Zo begon het. Van Florida ging ik naar Seattle”.
Pim wilde wel eens weten hoe die eerste platen, omstreeks 1950, tot stand gekomen waren.
Ray: “Ik werkte in Seattle in een zaak die The Rocking Chair heette. Daarboven was een recreation center. Daar mocht ik niet komen. Ik denk dat er gegokt werd.
Op een dag kwam er een vent uit Los Angeles in die club. Hij heette Jack Lauderdale en vroeg wat ik ervan zou vinden om een plaat te maken. Toen was ik 17 ½ of 18 of zo, Voor mij was dat iets ongelooflijks, om een PLAAT te maken!
Hij zei: weet je wat, ik zorg dat je een vliegticket naar Los Angeles krijgt en je maakt een plaat voor me. Hij had een platenmaatschappijtje. Dat heette Down Beat Records, later heette het Swing Time, en ik kreeg een contract. In die tijd had ik nog een trio dat heette The Maxim Trio. We deden een song die heette ‘Confession Blues’, met op de achterkant ‘I love you I love you’, en we deden nog een song die heette ‘Baby let me hold your hand’, en ‘Lonely blues’.
Later bleek nog dat er juist een staking van de Musicians Union was, Niemand nam meer op, maar dat wist ik natuurlijk niet. Ik heb er nog wel last mee gehad. Maar zo kwam ik aan mijn eerste plaat, dank zij een vent die binnenkwam en die me hoorde zingen”.
Ray en Pim gingen door, met name over zijn rol bij Atlantic. Ray: “Mijn eerste plaat voor Atlantic was bepaald geen hit. We maakten ongeveer vier platen voor ze voordat er één een hit werd. Maar ze geloofden kennelijk in me.
In die tijd, en zeker ervóór werd als ‘race music’ beschouwd wat tegenwoordig soul heet, of rhythm & blues, en daar hoorde je niet veel van op de radio. Wat je hoorde was Duke Ellington, Count Basie, mensen met dergelijke bands. Maar geen blueszangers als Big Boy Crudup, Meade Lux Lewis, mensen die met blues bezig waren. Dàt werd als ‘race music’ beschouwd. En omdat het ‘race music’ was, kwam ’t niet op de radio”.
Pim had gehoord dat ‘I got a woman’ in een radiostudio opgenomen was.
Dat bleek inderdaad het geval geweest te zijn. “Ja, we deden ‘I got a woman’ in Atlanta, Georgia. Het gebeurde wel meer. We hebben twee of drie platen bij radiostations gemaakt. Een hit die ik toen had, ‘I’m a fool for you’, deden we in een radio-studio in Miami.
Dat kwam, ik had niet, zoals the kids tegenwoordig, m’n eigen producer. Atlantic zei: ‘OK Ray, als je klaar bent, bel ons ons dan op en laat ’t ons weten’. En zo ging dat. Ik produceerde m’n platen zelf, en zij betaalden de rekening”.
Herinnert U zich nog dat u ‘Hallelujah I love her so’ opnam? Die vind ik erg mooi”.
Ray Charles: “Ja, dat heb ik zelf geschreven”.
Over de keuze van zijn muziek hoorde Pim: “Ik heb altijd een beetje van alles gespeeld. Ik zie mezelf graag als iemand die muziek speelt, en muziek kan van alles zijn. Ik weet niet al te veel van opera af, want ik heb daar niet precies de goeie stem voor, maar buiten dat – we spelen blues, wat country & western, de zogenaamde popmuziek, jazz, en ik geloof dat m’n elpees weerspiegelen wat ons repertoire is”.
Na het gesprek bleef Pim nog hangen in de bar van het hotel. Een helper, die de blinde artiest tijdens het interview geholpen had met filtersigaretten, vuurtjes en asbakken, was bereid hem iets over het onderwerp drugs te vertellen. Dat had Pim waarschijnlijk niet durven aanroeren.
“Dat vragen ze altijd, of Ray Charles aan de drugs is. Dat hij zoveel beweegt is nervositeit en niets anders. Hij is bijna z’n leven lang blind geweest en de één leert er mee leven, de ander kan er maar niet aan wennen. Dat is met Ray het geval. Wanneer hij optreedt of met mensen praat is hij enorm nerveus.
Hij is niet aan de drugs! Hij is getrouwd, heeft twee kinderen, woont in Los Angeles en werkt negen van de twaalf maanden per jaar. De andere drie maanden gaat hij met z’n gezin op vakantie en dan wil hij niet gestoord worden. Hij drijft ook nog z’n eigen platenmaatschappij en muziekuitgeverij. Dat kun je niet als je aan de drugs bent”.
Ray Charles en Paul Hellmann in Parijs
Paul Hellmann zocht Ray Charles op toen hij dat jaar een aantal concerten gaf in Parijs. Ook voor hem was het niet eenvoudig om met de artiest van gedachten te wisselen. In opdracht van het Algemeen Dagblad maakte hij een reportage. Tot tweemaal toe probeerde Hellmann contact te leggen, vóór en na een van de concerten. Charles trad elke dag twee keer op met een pauze van een uur. Hij had een orkest van maar liefst achttien man bij zich, plus vijf zangeressen die hem als de Raeletts terzijde stonden. Zo’n bezetting met alles erbij, moet aardig wat gekost hebben, dacht ik toen ik het las.
Paul: “De Salle Pleyel – enkele dagen fungerend als zijn tijdelijke residentie – lijkt op een door-de-weekse avond een zwaar bewaakte veste. Gendarmes posten bij de gangen en trappen, die leiden naar de voor artiesten gereserveerde tochtholen achter het podium. De toegang tot de kleedkamers wordt bovendien versperd door twee wat forsig geklede uitsmijters, die als goed-getrainde waakhonden van geen wijken weten”.
Ray Charles in Salle Pleyel, 1972
De journalist wist nog wel de kleedkamer van de musici te bereiken. “Kort voor de eerste van de twee shows van die avond van start gaat, zijn de achttien leden van het orkest bijeengedreven in een veel te kleine kamer. Hun leider, een reusachtige bijna ovaal gebouwde neger, heeft duidelijk moeite zich in deze met de Franse slag opgetrokken ruimte te wenden en te keren.
Terwijl een van de twee blanke musici lange tijd bepaalde details van zijn gezicht in de spiegel bestudeert, proberen enkele van zijn collega’s met behulp van cognac de moed er in te houden.
In een belendend vertrek zitten op een bank tegen de muur vijf wonderschone meisjes, die samen de naar Ray Charles vernoemde Raeletts vormen. Als patiënten bij de dokter, verdwijnen ze gezellig één voor één achter een deur, waar zij van hun meester de laatste instructies krijgen.
Verder is er niets dat wijst op zijn aanwezigheid – of het zou het kakelend gelach moeten zijn, dat af en toe vanachter de steeds opnieuw hermetisch gesloten deur opstijgt”.
Ray Charles wist zijn publiek in de afgeladen zaal goed in te pakken. “Zo gauw hij het toneel opstapt, is weinig hem te dol. Zingend, swingend, schokkend met de schouders en – als het moet – de blinde clown uithangend, zet hij zich in om het publiek op de knieën te krijgen.
Ray wekt, reeds onderweg naar zijn plaats op het podium, de indruk zich te willen ontworstelen aan de hoede van zijn begeleider, slaat zich als in extase op de knieën, gunt zich nauwelijks de tijd om scheef achter de vleugel plaats te nemen en lucht vervolgens zijn opgekropt gemoed in geheide platensuccessen als ‘Georgia on my mind’ en ‘I can’t stop loving you’ (oplage 2,5 miljoen exemplaren).
De feestvreugde in de zaal stijgt ten top wanneer hij, na enkele minder bekende nummers, in de door hem ontwikkelde brandende soul-stijl, in het kader van een kleine show zijn blindheid even lijkt te vergeten, van zijn kruk opspringt en vervolgens bijna omvalt.
Even later zegt hij, wijzend op de Raeletts, dankbaar te zijn dat hij in zijn positie tenminste is gezegend met een goede ontwikkelde tastzin.
Zijn vele Franse fans, door de ster toegesproken als ‘mijn kinderen’, vinden het allemaal hartveroverend.
Het optreden krijgt een pakkend slot wanneer Ray Charles zich op de tonen van een laatste kraker met zorgvuldig geregisseerd geweld door zijn lijfwacht van het podium laat duwen”.
In de pauze tussen de twee voorstellingen wist Hellmann alsnog tot de kleedkamer van ‘het genie’ door te dringen. “Het uur dat hem scheidt van zijn volgende show heeft hij hard nodig om weer op krachten te komen. Het kost enige overredingskracht voor we door zijn niet van tegenspraak gediende lijfwacht tot zijn kleedkamer worden toegelaten.
The Genius, die er van dichtbij doorleefder uitziet dan je vanuit de zaal zou vermoeden, heeft plaats genomen achter een tafeltje waarop zijn avondmaaltijd (bruine bonen en veel vlees) staat koud te worden. Zijn in sokken gehulde voeten rusten op een in de haast uitgespreide handdoek.
De lijfwacht, die opvallend veel moeite doet de zaak in de hand te houden, ziet er op toe dat dergelijke details niet door fotograaf Ton den Haan worden vastgelegd”.
De journalist van het AD liet Ray Charles gewoon maar wat praten. Gerichte vragen leek hij niet te stellen. “Het was een fijn concert”, tekende hij op. “Ik voelde me vanavond gelukkig en in de muziek kwam dat tot uitdrukking. Ik ben nu eenmaal geen machine, die altijd voor precies dezelfde prestatie zorgt; alles wat ik doe, wordt gedicteerd door mijn gevoelens van het ogenblik. Daarom kan het gebeuren dat een concert minder goed uitpakt.
Bij zoiets moet je je neerleggen – aan je noodlot valt niet te ontkomen. Tenslotte kan ik net zo goed morgen doodgaan als pas over vijftien jaar. Niemand kan het weten. Belangrijk is alleen – en daar leg ik de nadruk op – dat ik altijd mijn best doe om mezelf zo volledig mogelijk te geven. Een boodschap die recht uit het hart komt, wordt overal begrepen”.
Ray Charles vergeleek zich zelf met acteurs en sporters. “Acteurs zijn gebonden aan de taal van een bepaalde schrijver, maar voor iemand die met muziek werkt, bestaan zulke barrières niet. Wat dat betreft zijn wij net als sportmensen: zoals de prestaties van een hardloper over de gehele wereld naar waarde kunnen worden geschat, zo kan iedereen horen en voelen wat mensen als ik in hun muziek proberen uit te drukken”.
Ray besefte blijkbaar dat hij anno 1972 kritisch benaderd werd. Het enorme succes van zijn interpretatie van country & western songs was bij menigeen in het verkeerde keelgat geschoten. “Ik ben niet de almachtige God in de hemel, daarom hebben de mensen het recht om mij te beoordelen zoals ze dat wensen. Ik verkeer niet in de positie dat ik kan beïnvloeden wat jij of wie dan ook over me denkt.
Van mezelf weet ik alleen, dat ik zo hard en zo eerlijk mogelijk te werk ga. Ik ben ervan overtuigd dat ik me volledig bloot geef – als men dat commercieel wil noemen, vind ik dat uitstekend. Ik heb in mijn leven veel moeilijkheden gehad, maar met behulp van mijn werk heb ik ze weten te overwinnen – meer wil ik daar niet over zeggen.
Mijn muziek is voor mij een hobby waar ik niet meer buiten kan. Het verschil met hobbies van andere mensen is alleen dat ik er toevallig voor word betaald”.
Hellmann reageerde meteen: “In ruime mate, zo mag men wel veronderstellen”.
Ray Charles werd enigszins boos. “In het geheel niet! Ik word niet onderbetaald, maar ook niet overbetaald. Ik word gewoon beloond voor wat ik presteer”.
Een lijfwacht maakte snel duidelijk dat het gesprek afgelopen was. Met een optreden van het orkest had het tweede concert van die dag al een aanvang genomen: “Terwijl het orkest in de verte met veel kopergeweld de tweede ronde inzet, begint Ray Charles aan zijn inmiddels geheel afgekoelde maaltijd”.
Paul Hellmann kon zijn kopij schrijven. Het Algemeen Dagblad plaatste een groot artikel als voorbereiding op het optreden van de artiest in Nederland.
In Nederland – oktober 1972
Kort na het gesprek van Paul Hellmann in Parijs, reisde Ray Charles met zijn groep begeleiders door naar ons land. In de Rotterdamse Doelen gaf hij eind oktober twee concerten. De Nederlandse recensenten uitten zich verre van enthousiast. Een alleen met initialen genoemde criticus van de Volkskrant omschreef het optreden met de woorden: ‘vervelend van perfectie’. Het zou een saaie boel geweest zijn, kon je in de krant lezen. Voor de blinde artiest had hij nauwelijks een goed woord.
“Sinds meer dan tien jaar vormt Ray Charles het middelpunt van een perfect geoliede show die opgevoerd wordt met de precisie van een uurwerk. Zaterdagavond en -nacht liep dit uurwerk twee keer af in de Rotterdamse Doelen.
De show verdient de soort bewondering die men ook voor een Zwitsers horloge kan hebben. Het dodelijke nadeel ervan is dat er niets meer inzit dat overrompelt of verrast.
Het grote orkest heeft de geacheveerdheid bereikt die ook kenmerkend is voor het latere werk van Count Basie. Het was allemaal even perfect en even af. De blinde soul-zanger en pianist Ray Charles zelf is al evenzeer het toonbeeld van een dodelijke perfectie. Hij speelde hoofdzakelijke stukken die hem bij het grote publiek populair hebben gemaakt.
Zijn stembeheersing, tot in het falsetto-register, grenst aan het onwaarschijnlijke. Het is duidelijk dat zijn hang naar perfectie in de show een verlengstuk is van de perfectie die hij als solist nastreeft. Voor mij hoeft het allemaal niet. Ik heb andere kicks, zoals een beetje leven in de brouwerij”.
De vijf meisjes, inclusief Mabel John, die hem terzijde stonden, waren voor de recensent het hoogtepunt van de late avond.
“Er was één element in de show dat wist te ontsnappen aan de terreur van de techniek: de Rayletts. Deze uit vijf meisjes bestaande zanggroep stond qua techniek op hetzelfde niveau als de andere elementen uit de show, maar er ging bovendien een swingende vitaliteit vanuit. Ze begonnen op een aanstekelijke wijze met ‘Hold on, I’m coming’ van het legendarische duo Sam & Dave. Voor mij betekenden zij de redding van de show”.
In het Algemeen Dagblad poneerde Ruud Kuyper, een jazzliefhebber, een zelfde mening. Volgens hem was er sprake van een ‘mat nachtconcert’. Dat bleek volgens hem ook uit de reactie van het publiek.
“Rustig napratend alsof het zojuist een lezing over het kweken van goudvissen had bijgewoond, verliet het publiek zaterdagnacht tegen half drie de Rotterdamse Doelen. De twee Nederlandse concerten van het Amerikaanse fenomeen Ray Charles zaten er weer op. Charles, die toch de naam heeft een zeer begeesterd zanger te zijn, was er niet in geslaagd ook maar een enkel spoortje van opwinding bij zijn toehoorders over te brengen”.
Kuyper was niet eens enthousiast over de Raeletts. Zo zie je maar hoe persoonlijk een recensie is. “Helemaal volgens de regels van het show vak, maar weinig geïnspireerd werkte hij zijn programma af, dat was begonnen met een stel angstig machinale nummers van zijn met lood in de schoenen spelend orkest.
De vijf vrouwen sterke zanggroep The Rayletts maakte de zaak er al niet beter op: ze deden ons, met hun afgemeten gebaartjes en hun strakke gezichten, denken aan een groep zingende poppen waar je een dollar instopt”.
Van populair nieuw repertoire was geen sprake in het najaar van 1972. “Ray Charles zelf zong op een manier waar niets op aan te merken viel, zwabberde daarbij weer aantrekkelijk met zijn benen rond de pianokruk, maar kon de matte sfeer die toen al in de zaal hing niet meer doorbreken. Bovendien bediende hij zich helaas van langzamerhand afgekloven successen als ‘I can’t stop loving you’, ‘Yesterday’ en ‘Georgia on my mind’”.
Kuyper rondde de recensie af met: “Jammer, zo’n teleurstellend concert van iemand van zijn kaliber. Vooral als hij heeft geredeneerd: dat Rotterdam pakken we wel even mee. Maar dat laatste weten we natuurlijk niet zeker”.
Memoires van Phil Ramone
In 2007, drie jaar na het overlijden van Ray Charles publiceerde de eerder genoemde producer en geluidstechnicus Phil Ramone (1934-2013) zijn eigen memoires. De man die in de studio gewerkt had met onder anderen Frank Sinatra, Paul Simon, Elton John, Barbra Streisand en Bob Dylan, zette op de omslag alleen een foto van zichzelf met Ray Charles. Een van zijn hoofdstukken, ‘Genius Loves Company’, wijdde hij aan zijn werk samen met de zwarte artiest.
Enthousiast keek ook hij terug naar het werk van Ray bij Atlantic. “When Atlantic released ‘The Genius of Ray Charles’ in 1959, people stopped to listen. It wasn’t an R&B album, nor a jazz album, or even rock & roll. It was a mercurial blend of all three and with it, Ray Charles annihilated tradition”.
Als studiotechnicus had Ramone achter de knoppen gezeten. “I felt special, because I’d witnessed the fury he unleashed on ‘Alexander’s Ragtime Band’, ‘Don’t Let The Sun Catch You Cryin’’, and ‘Let the Good Times Roll’ firsthand in the studio. The sessions were one of the first times I’d seen a real audience in the recording studio.
On these dates, he was pressed right up to the control room window-glass – that’s how many people were crammed into the studio. Until that night, I’d admired Ray, and thought of him as a fine R&B singer in the tradition of Big Joe Turner and the other luminaries recording for Atlantic. That album turned my head, and my admiration into love”.
Laatste album: ‘Genius Loves Company’
Ondanks de volgens hem mindere periode vanaf de tweede helft jaren zestig, was hij een bewonderaar van Charles gebleven. Aan het einde van het leven kwamen ze weer samen, onder andere in 1987 bij een opname van Billy Joel (‘Baby Grand’), schreef hij. In juni 2003 was hij betrokken bij het duet ‘Crazy Love’ met Van Morrison: “It dazzled the audience”.
John Burk van platenmaatschappij Concord wist Ray Charles zo ver te krijgen om onder leiding van Ramone een album op te nemen, ‘Genius Loves Company’. Zijn gezondheid liet dat nauwelijks toe: “Ray was frail. He was diagnosed with advanced liver disease, and the treatments he received were draining. Despite his weakness, Ray thrust himself into selecting the songs and musicians he wished to include on the album”.
Bij de keuze van het repertoire greep Charles terug op bekende songs, van hemzelf en ook van anderen. Hij werkte niet alleen samen met Van Morrison, maar ook met onder anderen Bonnie Raitt, Willie Nelson, B.B. King, Norah Jones, Diana Krall, Natalie Cole en Gladys Knight. Vanwege de behandelingen en zijn zwakke conditie kostte het maanden voor het album voltooid was op de manier zoals Charles het wilde. En hij zat er boven op, ook bijvoorbeeld bij het tot stand komen van het juiste tempo en de achtergrondmuziek.
Phil Ramone en Ray Charles
Het duet met Elton John maakte een enorme indruk op Phil Ramone.
“It took all day to make the instrumental track, and Ray popped in during the afternoon. When I saw him, I never expected that he’d make it to the vocal session the next day. It was apparent that his health had plummeted in two weeks. He was fragile, and I suspected that the vocal would be canceled”.
Ramone was steeds bang dat Ray de eindstreep niet zou halen. Nadat het instrumentale gedeelte door de artiest goedgekeurd was, vertrok hij uitgeput. “It was sad to see him leave. I was uncertain that we’d ever see him again. I knew that Ray wanted it to happen, but there was clearly a chance that he wouldn’t make the vocal date”.
De opnametijd werd aangepast. “It was better to record before noon, because of his physical therapy schedule. If all went well and he was able to rest after noontime, he might be able to come back at three”.
Phil Ramone: “I arranged it so that Elton and Ray would be three or four feet away from each other, face-to-face, because I wanted Ray to hear Elton acoustically and not through his headphones”.
Het was erop of eronder. “Everyone in the room got the message right away: getting the vocals laid down would be a one-shot deal.
Ray said, ‘I’m ready to roll one’.
We rolled it, got a nearly flawless take, and then did one more for insurance. By the end of the second take, all of us were in tears, but we wouldn’t let Ray catch us crying. After we were done, Ray waved to me, and I walked out to the studio and hugged him. He said, ‘I’m sorry – I’m not really feeling well today’.
They wheeled him down the hall and out into the warmth of the sun.
I never saw Ray again. He died three months later, on June 10, 2004”.
Zo kwam er, 32 jaar na zijn jubileum in 1972, een einde aan het (muzikale) leven van Ray Charles.
Harry Knipschild
5 september 2023
* Clips
* Louis Armstrong, Savoy Blues, 1927
* Ray Charles (Maxin Trio), Confession Blues, 1949
* Ray Charles, I can't stop loving you
* Ray Charles, Salle Pleyel, Parijs, 1972
* Ray Charles, Elton John, Sorry seems to be the hardest work, 2004
Literatuur
Pim Oets, ‘Ray Charles: Ik voel me als een acteur’, in Popsmuk, 1972
Charlie Gillett, ‘Ray Charles 25 years in showbusiness’, Cream, maart 1972
Rik Zaal, ‘Zilveren Ray Charles’, NRC, 22 april 1972
Paul Hellmann, ‘Het genie achter pantser’, Algemeen Dagblad, 21 oktober 1972
Ruud Kuyper, ‘Mat nachtconcert van Ray Charles’, Algemeen Dagblad, 23 oktober 1972
R.K., ‘Ray Charles vervelend van perfectie’, Volkskrant, 23 oktober 1972
Ray Charles, David Ritz, Brother Ray. Ray Charles’ own Story, Da Capo Press, 2004 (1978)
‘Zanger Ray Charles overleden’, Volkskrant, 10 juni 2004
Frank van Herk, ‘Ray Charles liet elke noot druipen van gevoel’, Volkskrant, 11 juni 2004
Jean-Paul Heck, ‘Afscheid in stijl’, Aloha, november 2004
Mike Evans, Ray Charles. The Birth of Soul, Omnibus Press, 2005
Phil Ramone, Charles L. Granata, Making records. The Scenes behind the Music, New York 2007
- Raadplegingen: 2067