92 - De eerste missiezusters naar de Filippijnen
Door het huwelijk in 1469 van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië ontstond een Spaans katholiek koninkrijk waarin geen ruimte meer was voor joden en moslims. Het katholieke geloof moest bovendien elders in de wereld verbreid worden. De vorsten zetten geestelijken in om het Spaanse gezag overal in de koloniën te vestigen en te handhaven.
Een van die koloniën was een groep eilanden die vernoemd werd naar Filips II (1527-1598), de Filippijnen. Spaanse paters arriveerden weldra in Manila. Het duurde echter tot 1620 voor de eerste zusters de lange tocht maakten. Op 28 april van dat jaar vertrok een tiental van hen. Na een reis van een jaar en ruim drie maanden arriveerde het gezelschap op de plaats van bestemming. Het was inmiddels 5 augustus 1621. Een van de zusters, Ana de Christo (1565-1636), legde de ervaringen onderweg vast.
Sarah Owens vond het manuscript in Toledo en publiceerde in 2017 een boek op basis van het verslag: Nuns navigating the Spanish Empire.
Jeronima de la Asuncion
Yanez de la Fuente (1555-1630), uit een adellijke familie, voelde zich geroepen tot het klooster nadat ze over de heilige Clara gelezen had – en een ontmoeting met Teresa van Avila. In 1570 verliet Yanez de gewone wereld en heette voortaan zuster Jeronima de la Asuncion. Vijftig jaar, een halve eeuw, leefde ze binnen de muren van Santa Isabel de los Reyes in Toledo, het katholieke centrum van Spanje.
In die tijd was een bestaan in een klooster zo slecht nog niet voor vrouwen, zeker als ze een goede afkomst hadden en niet geselecteerd waren voor een belangrijk huwelijk. Owens: “They often came from well-to-do old-christian families, paid a substantial dowry to confess, brought lands and rents to convents, and in places outside the Iberian peninsula such as New Spain, had their own living quarters, where they were tended by cooks, servants and even slaves”.
Jeronima hoefde niet zonder bekenden te verkeren in het Santa Isabel-klooster. Twee tantes en enkele nichtjes waren haar voorgegaan.
De vrouw, die in 1620 leiding gaf aan de eerste expeditie van zusters naar de Filippijnen, hield er een volstrekt andere opvatting op na dan de meeste vrouwen die uit waren op een ordentelijk religieus bestaan in het katholieke Spanje.
“As a child she had avidly read the life of Saint Clare, and she already had begun to flagellate herself: She attached little balls of wax, stuck with pins, to strings and with that she whipped herself until she shed copious amounts of blood.
She continued her routine of penance and fasting when she became a nun at Santa Isabel. She became so thin that Sor Ana notes she did not have a menstrual period for over fifteen years”.
Owens deed in haar boek geen mededelingen over hoe de andere zusters reageerden op die stijl van leven.
klooster Santa Isabel de los Reyes in Toledo
Bijzondere vrouw
Als gevolg van haar sobere bestaan kreeg Jeronima het predikaat ‘heilige van Santa Isabel’ en ‘heilige van Toledo’. Diverse mannelijke monniken – met name missionarissen in Azië – wilden haar wel eens meemaken. Menigeen kwam na een ontmoeting tot de conclusie dat de zuster een voortrekkersrol zou kunnen spelen in de ontwikkeling en financiering van de missie.
Iemand die al bijna heilig verklaard was tijdens haar korte leven op aarde, zou rijke Spanjaarden en zelfs de koning ertoe kunnen brengen flink geld uit te geven aan de sponsoring van kostbare missie-reizen en andere activiteiten naar en in verre landen.
Volgens de auteur stelde Jeronima zich positief op ten aanzien van de missie. In 1584, op 28-jarige leeftijd, was ze al eens (vergeefs) betrokken geweest bij de stichting in Toledo van een ‘streng’ klooster op basis van de Eerste Regel van de heilige Clara. Toen de realisatie ervan niet tot stand kwam werd ze, aldus Ana in het manuscript, echter door de andere zusters beschimpt.
Kennelijk waren de onderlinge contacten in het vrouwenklooster niet altijd even vredig.
Vrouwenklooster in Manila?
In 1599, vijftien jaar na de waarschijnlijk mislukte poging van Jeronima om in Toledo overste te worden van een nieuw Franciscanessen-klooster, werd de zuster door de Dominicaan Diego de Soria benaderd. In Manila zou grote behoefte bestaan aan een klooster van vrouwen. Meer geestelijken volgden en ze herhaalden die wens. De paus, Paulus V, werd op de hoogte gehouden van hun pogingen om de ‘heilige van Toledo’ samen met andere zusters op de Filippijnen te krijgen. Daar was sinds 1589 wel een tehuis voor arme meisjes, maar zusters waren er niet.
Een puissant rijk echtpaar in Manila, Pedro Chavez en Ana de Vera, deed in 1612 een aantrekkelijk aanbod. Chavez en Vera hadden al eerder katholiek geïnvesteerd, in de verwachting dat ze daar na hun aardse leven voor beloond zouden worden. Met de hulp van een bijna-heilige zou hun kans op eeuwig geluk alleen maar vergroot worden.
De communicatie vanuit de verre eilandengroep was niet uitzonderlijk. Ook in Spanje had Jeronima banden en contacten tot op het hoogste niveau. Menige vrouw van hoge adel vond het belangrijk om de vermaarde zuster in Toledo te ontmoeten en zo haar hulp te kunnen vragen.
Sarah Owens gaf in haar boek een treffend voorbeeld. Margaretha, echtgenote van koning Filips III, was op de hoogte van de heiligheid en roem van Jeronima. De koningin van Spanje had twee dochters gebaard, Anna Maria in 1601 en Maria in 1603. Er was dus nog geen (mannelijke) erfgenaam. In 1604 werd Jeronima door de koningin bezocht en om hulp gevraagd.
De zuster plaatste haar handen op de buik van de zwangere koningin. Enkele maanden later, op 8 april 1605, werd haar zoon Filips geboren, de latere koning Filips IV.
Koningin Margaretha
Tijdens het onderhoud stond de stichting van een klooster in Manila op de agenda, een initiatief dat door Margaretha nadrukkelijk gesteund werd. Volgens de auteur was het meer dan waarschijnlijk dat de opvatting van de koningin het oor van Filips III kreeg.
Filips keerde zich aanvankelijk tegen het vertrek van een heilige vrouw vanuit ‘zijn’ Spanje naar een ver land. Maar dat hield hij op den duur niet vol.
In haar boek wees Owens erop hoe moeilijk het voor de zuster soms geweest moest zijn. Jeronima had gekozen voor armoede tot op het bot. Anderzijds ging ze om met extreem rijke personen. Ze werd regelmatig overladen met uiterst kostbare geschenken – niet alleen geld maar ook juwelen, schilderijen, zijden stoffen, relikwieën en wat al niet meer. In Toledo schonk ze op haar beurt voedsel, brood, spek en eieren aan nog armere mensen, die aan de deur van het klooster kwamen bedelen of in ziekenhuizen en gevangenissen vertoefden.
Kogel door de kerk
In maart 1620 gaf koning Filips III tijdens een onderhoud met twee priesters onverwacht toestemming voor de uitzending van een groep zusters naar de Filippijnen. Jeronima, die een halve eeuw in het klooster Santa Isabel vertoefd had, was inmiddels 65 jaar en had een uiterst zwakke gezondheid, mede door haar ongezonde manier van leven.
De verrassing in het klooster Santa Isabel de los Reyes was groot. Owens: “It took the whole community by surprise. After many years of false starts and false hopes, the nuns could not believe that their beloved Jeronima would be leaving Toledo. Sor Ana describes a scene of utter chaos. Nuns began to weep; others wailed”.
Selectie en vertrek uit Toledo
Zuster Jeronima moest nu een keuze maken wie er mee mocht. Ana de Christo, die het verslag schreef, werd pas als laatste geselecteerd. En daarna ging het gezelschap vanuit Toledo op weg in rijtuigen die de koning zelf ter beschikking had gesteld.
Jeronima was een katholieke ‘celebrity’. Alle notabelen, bisschoppen, priesters, broeders, hertogen, hertoginnen, kerkelijke autoriteiten, hoogwaardigheidsbekleders en natuurlijk de leden van de familie wilden persoonlijk afscheid nemen.
De zusters reisden niet alleen. Mannelijke geestelijken en leken zorgden ervoor dat de vrouwen zonder problemen de zeshonderd kilometer over land naar de havenstad Cadiz konden afleggen. Pater José de Santa Maria, biechtvader van zuster Jeronima, had de leiding over de stoet nonnen, die in afgesloten en dus donkere rijtuigen door Andalusië reisden. De ramen mochten van Jeronima onderweg niet geopend worden.
Owens: “They certainly would have felt the fresh breezes of spring and detected the fragrant scent of jasmine, organge blossoms, and wild roses. Their escort and father confessor, Fray José de Santa Maria, often told the nuns to open the curtains to their carriage so that they could see the fields of flowers.
Sor Jeronima repeatedly denied his requests, saying she preferred the perpetual flowering of his divine presence. It had taken her most of her adult life to finally find herself sitting in that carriage, and she only wanted to continue her lifestyle of permanent enclosure”.
Voor zuster Jeronima was het sowieso moeilijk om zich aan te passen aan een nieuwe manier van leven. Jarenlang had ze niets anders gegeten dan wat brood, kruiden, bittere sinaasappelen en granaatappelen. De abdes van het klooster gaf haar bij vertrek opdracht om wat kip te eten. Dat kwam er meteen uit. Ook pater José moest haar nadrukkelijk dwingen over te stappen op een ander dieet. Anders zou ze niet levend in Manila kunnen aankomen.
In het reisverslag legde zuster Ana vast dat Jeronima de heilige opdracht van haar biechtvader om beter voedsel te consumeren zonder morren accepteerde.
Vanuit Toledo reisden de vrouwelijke religieuzen eerst naar Carmona. Overal waren er hooggeplaatse Spanjaarden om Jeronima c.s. eer te bewijzen.
de reis door Spanje
Sevilla
Tijdens hun reis door het zuiden van Spanje hadden de zusters geen haast. In Sevilla vertoefden ze maar liefst zes weken. In die stad schilderde Diego Velazquez een portret van de heilige vrouw, dat nu in het Prado hangt.
Het gezelschap werd er ondergebracht in Santa Clara la Real, een klooster van Franciscanessen uit de hoogste standen. Owens: “It was filled with the daughters and family members of Spain’s elite and noble class”.
Bij de ontvangst ging het er plechtig aan toe. Tijdens een processie zongen de Franciscanessen het Te Deum. Vervolgens belandden ze in een grote ruimte, waar een orgel opgesteld stond. Sommige vrouwen zongen terwijl andere zusters op violen, harpen en andere muziekinstrumenten speelden.
Ook in Sevilla was Jeronima het middelpunt van verering. Mensen uit alle echelons van de door en door katholieke samenleving kwamen naar het klooster alsof, schreef zuster Ana, een heilige uit de hemel was neergedaald. Een hek verhinderde evenwel dat ze haar konden aanraken. Maar de zusters van het klooster hadden het voorrecht met haar te kunnen praten en haar zelfs te betasten. Ze scheurden stukjes van haar kleding af om die als relikwie te bewaren. Anderen bewaarden de broodkorrels die op haar bord waren blijven liggen – om ziektes af te weren of te genezen.
Een van de Franciscanessen verklaarde dat ze tijdens het verblijf van Jeronima een visioen uit de hemel had gekregen. God zelf zou verkondigd hebben: “Hier is de aanvoerder, de kapitein. Dit zijn de soldaten die ik voor Mijn werk uitverkoren heb”.
Jeronima de la Asuncion
Entertainment in Jerez
In haar verslag vermeldde zuster Ana dat de religieuze vrouwen te Jerez logeerden in het klooster van de heilige Clara, het grote voorbeeld voor Jeronima. Na aankomst konden ze meteen de monstrans met de heilige hostie bewonderen. Na de eucharistie – met communie en een indrukwekkende preek – werden de zusters getracteerd op een lunch.
Jonge novicen entertainden de reizigers bovendien met verscheidene korte toneelstukjes (‘loas’) die ze speciaal voor deze gelegenheid geschreven hadden en die de reis naar de Filippijnen uitbeeldden. In haar boek benadrukte de auteur dat deze gang van zaken niet uitzonderlijk was. Achter de muren kregen de zusters in die tijd alle gelegenheid zich kunstzinnig te uiten. “Ze schreven toneelstukken ter ere van koningen en koninginnen en religieuze gelegenheden”.
In kloosters was volop gelegenheid voor entertainment, dat soms ook een seculair karakter had. Dat soort toneelstukken werd tevens buiten de kloostermuren opgevoerd, zeker in een Spaanse kolonie als Mexico.
Cadiz
Cadiz (1674)
In de zuidelijke havenstad Cadiz konden de zusters voor het eerst de zee aanschouwen. Dat was een bijzondere ervaring. In die tijd, is in het boek te lezen, nam Cadiz de rol van het nabijgelegen Sanlucar de Barrameda over als belangrijkste uitvalsbasis voor de grote tocht naar het westen over de Atlantische Oceaan.
In het klooster, waar de vrouwen nog tien dagen vertoefden, arriveerden opnieuw tal van notabelen die de ‘heilige vrouw uit Toledo’ wilden zien nu ze de kans kregen. Tijdens hun laatste dagen op vaste bodem werden de zusters muzikaal verrast door een harpconcert met zang. Een familielid van Jeronima, woonachtig in Cadiz, zorgde er dagelijks voor dat er goed voedsel aan het klooster geschonken werd.
In de haven lag het schip Nuestra Señora del Rosario klaar voor vertrek. De reis was mede mogelijk gemaakt door de koning zelf. Die had niet alleen toestemming voor de expeditie gegeven, maar ook een financiële bijdrage (ruim 200.000 maravedis plus daggeld) beschikbaar gesteld. Beladen met boeken, kleding, matrassen, voedsel en andere bagage vertrok het gezelschap, nog steeds begeleid door de biechtvader van Jeronima, in een Spaanse vloot naar Mexico, een reis van bijna drie maanden.
Zuster Jeronima zou nooit meer terugkomen in haar geboorteland. Ze overleed tien jaar later in het missiegebied op 22 oktober 1630.
Literatuur
Sarah E. Owens, Nuns navigating the Spanish Empire, Albuquerque 2017
Harry Knipschild
24 maart 2019, 18 juli 2021
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website www.katholiek.nl
- Raadplegingen: 3326