417 - Marianne Faithfull kijkt terug
Als je Marianne Faithfull (74) mag geloven is ze aan het einde van haar zangcarrière beland. In april 2020 werd ze ziek door het covid-19 virus, met slechte gevolgen. “Volgens mijn dokter gaan mijn longen niet meer herstellen. Misschien kan ik nooit meer zingen”, liet Marianne in de media vastleggen. Misschien was dat wel de realiteit verklaarde ze en moest ze er maar mee leren leven.
Over het begin van haar zangcarrière gaf Faithfull haar mening in de autobiografie die anno 1994 in vertaalde vorm in Nederland verscheen. “Als we de popmythologie mogen geloven begon het echte leven voor mij op het feestje van Adrienne Posta in maart 1964, omdat ik daar Mick Jagger voor het eerst ontmoette. Mick werd ter plekke verliefd op mij, zo gaat het verhaal tenminste. Hij vond mij een geschikte partner en schreef ‘As tears go by’. Ik begon daarentegen meteen heroine te gebruiken en gaf me over aan seks”, luidde de inleiding van een hoofdstuk.
Het zat allemaal een stuk ingewikkelder in elkaar, liet Faithfull weten. Een mooie aanleiding om haar boek nog eens ter hand te nemen – een subjectief verhaal natuurlijk.
Achtergrond
Marianne, op 29 december 1946 geboren in Londen, zag zich meer als de dochter van haar moeder dan van haar vader. “Eva, mijn moeder, was barones Erisso. Ze kwam uit een oude aristocratische familie uit Oostenrijk-Hongarije, de von Sacher-Masochs. Haar oudoom was Leopold baron von Sacher-Masoch. De term ‘masochisme’ dankt zijn bestaan aan zijn roman Venus in bont”.
Het Oostenrijk-Hongaarse rijk, de Donaumonarchie, bestond van 1867 tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en viel toen uiteen. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Eva met mijn grootouders in Wenen. In 1945 vielen de Russen Oostenrijk binnen. Eva werd door Russische soldaten verkracht. Ze werd zwanger en had een abortus”.
Glynn Faithfull bracht redding. “Mijn vader werkte als spion voor de Britse inlichtingendienst. Hij werd op slag verliefd op Eva, die vóór de oorlog danseres en actrice was geweest. Ze had proefopnamen gemaakt voor Hollywood. Eva trouwde met mijn vader”.
Van het huwelijk kwam niet veel terecht toen het paar eenmaal in Engeland woonde. “Mijn ouders scheidden toen ik ongeveer zes was. Ik ging bij mijn moeder en grootmoeder wonen in de armere buurt van Reading. We hadden geen cent. Om het hoofd boven water te houden deed Eva allerlei slavenwerk. Ze werkte in een schoenwinkel, in een koffiebar, ze werkte een tijdje als conductrice op de bus. Maar ze deed of we het breed hadden”.
Eva, moeder van Marianne
Marianne kwam op een katholieke kostschool terecht. “De armenzorg betaalde. Ik ging bij het koor want ik had een goede stem en hield van zingen. De katholieke mis is heel mooi theater met wierookvaten die heen en weer gaan en met de kazuifels en de liturgie in het Latijn”.
Sally Oldfield (zus van Mike ‘Tubular Bells’ Oldfield) was haar vriendin. Door die vriendschap leerde ze op jeugdige leeftijd wat drugs waren. “De moeder van Sally was een fanatiek gebruiker van nembutal, barbituraten en dieetpillen. Haar man was arts, dus ze kon makkelijk aan deze pillen komen. Ze was altijd met een drankje en een paar gele pillen in de weer”.
Muziek
Marianne maakte duidelijk dat toneelspelen, in de ruimste zin van het woord, haar wel lag. Ze kwam bovendien in de ban van de popmuziek. “Ik had een kleine pick-up en kocht plaatjes als ‘Venus in bluejeans’ [Mark Wynter, 1962] en ‘Brown eyed handsome man’. Buddy Holly, The Everly Brothers, Chuck Berry. Ik weet nog dat ik in een café ‘Not fade away’ hoorde en me afvroeg wie dat nummer geschreven had” [Buddy Holly].
Marianne viel ook op jazz. “Een van de platen die ik kocht toen ik vijftien was en die een enorme indruk op me maakte was ‘Sketches of Spain’ van Miles Davis. Jazz was hip en blues was hip”.
En ze zong. “Af en toe trad ik als folksinger in Reading op. Ik zong a capella – ‘House of the Rising Sun’, ‘Blowing in the Wind’, al die songs van Joan Baez”.
Op een dansfeest ontmoette het meisje, zeventien jaar, John Dunbar. “We bedreven de liefde. Ik vond het zeer opwindend, maar toch ook weer niet zo schokkend als ik gedacht had”, vertrouwde ze haar lezers toe.
“John stelde mij aan zijn vrienden voor. Hij was zeer bevriend met Peter Asher (van Peter and Gordon). Ze stonden bovenaan de hitlijsten met ‘A world without love’”. Zo kwam ze bovendien in contact met Paul McCartney, de vriend van Jane Asher. “Paul woonde bij Peters ouders. Hij was erg jong, heel vriendelijk en open en knap om te zien”.
Dankzij haar relatie met John Dunbar trad Marianne Faithfull de wereld van de popmuziek binnen.
Een feestje
Aan de hand van Dunbar verscheen Marianne op een feestje ter gelegenheid van de release van een single van de vijftienjarige Adrienne Poster (Posta), ‘Shang-a-doo-lang’ op het Decca-label. Het nummer was geschreven door Mick Jagger en Keith Richards. Andrew Loog Oldham, manager van de Rolling Stones, had de productie in Phil Spector-stijl gedaan.
“John en ik waren er heen gegaan als gasten van Peter Asher. Paul McCartney was er met Jane. Mike [Mick Jagger], Keith en Brian van de Rolling Stones waren er ook. Mike had ruzie met Chrissie Shrimpton, zijn vriendin. Ze schreeuwde en gilde tegen hem en door de hooglopende ruzie verloor ze haar valse wimpers. De meeste vrouwen op het feestje zaten onder de mascara en valse wimpers en hadden hun mooiste feestjurk aan”.
Andrew Loog Oldham was eveneens aanwezig. “Hij stond naar mij te staren. Ik had een spijkerbroek van Jane en een hemd van John aan. Als een roofvogel kwam hij op me af. Hij zag er sterk en gevaarlijk en heel zelfverzekerd uit”.
Marianne hoorde Andrew en John over haar praten. “Kan ze goed zingen?”, vroeg Andrew.
John Dunbar: “Ik denk het wel. Waarom zou ze niet goed kunnen zingen”. Vervolgens vroeg hij aan haar: “Je kunt toch goed zingen, Marianne?”
Dat zou alles geweest zijn. Maar: “Een week later werd er bij mijn moeder in Reading een telegram bezorgd van Andrew. Er stond in: ‘Kom om 14.00 naar de Olympia Studio’s. Stop. Andrew Oldham’”.
Opname voor een single
Marianne deed wat haar gevraagd werd. Samen met vriendin Sally Oldfield ging ze naar de studio. “Ik had meerdere ontmoetingen met Andrew en Lionel Bart (van de musical ‘Oliver’) voordat we met de opnamen begonnen. Het was een zenuwslopend gedoe. Mick en Keith kwamen ook maar hielden zich muisstil. Andrew was de grote man en zij hielden hun mond. De opnamen waren live. Het orkest speelde en ik zong. Oldham liep in donkere brilleglazen heen en weer te ijsberen. Het was een imitatie van Phil Spector”.
Volgens Marianne was het in eerste instantie de bedoeling dat ze een song van Lionel Bart zou vertolken. “Vreselijk. Het was een liedje voor een show dat vroeg om een stemgeluid dat ik niet had. We worstelden ons door een reeks opnamen. De musici werden onrustig”.
De b-kant bracht de oplossing. “Het was de eerste song die Mick en Keith ooit hadden geschreven. Andrew had hen in de keuken opgesloten en gezegd: ‘Ga maar een song schrijven. Over twee uur kom ik terug’. Andrew liet mij een demo horen waarop Mick zong en Big Jim Sullivan de akoestische gitaar bespeelde. Hij drukte me een papier met de tekst en wat muzikale aanwijzigingen in handen en ik ging weer de studio in. Ik moest heel dicht bij de microfoon zingen”.
Het resultaat was ‘As time goes by’.
Marianne: “De titel was een probleem. Die was van een beroemd liedje, dat door Dooley Wilson gezongen werd in de film ‘Casablanca’ [1942]. Dus veranderde Andrew [de tekst] in ‘As tears go by’”. Door de naamsverandering kon Oldham zijn naam toevoegen als mede-componist.
“‘As tears go by’ was een beetje in de stijl van Françoise Hardy, een beetje existentieel met een vleugje San Remo Festival”.
Relaties
Marianne werd opgeroepen om in ‘Top of the Pops’ op te treden vanuit een tv-studio in Manchester. “Lionel Bart en Andrew Oldham kwamen me ophalen in een Lamborghini, een tweezitter. Ik moest zeven uur opgevouwen achterin zitten. Na het tv-optreden werden ze stomdronken en konden me niet naar huis brengen. Ik heb toen de trein genomen.
Tegenover me zat Jeremy Clyde, van het duo Chad & Jeremy [‘A Summer Song’]. Toen we in Londen aankwamen gingen we naar zijn huis en – zonder dat er hevige gevoelens aan te pas kwamen – gingen we met elkaar naar bed”.
Marianne had meer seksuele ervaringen, kun je in de autobiografie lezen. “Ongeveer in die tijd kreeg ik mijn eerste lesbische verhouding, met Saida, een Indiaas meisje. Dat hoorde allemaal bij het grote experiment dat ik uitvoerde. Terwijl we thuis lagen te vrijen kwam mijn moeder binnenlopen. Ik had helemaal niet meer aan haar gedacht. Maar Eva deed gewoon de deur weer dicht”.
Marianne was nog steeds verloofd met John Dunbar, die zich in Griekenland bevond en niet op de hoogte was van haar status als zangeres. Na zijn terugkomst dronken ze koffie bij een metrostation.
“Mijn adem stokte toen ‘As tears go by’ op de radio gedraaid werd. We zaten er samen naar te luisteren en zeiden geen woord. Toen de plaat was afgelopen zei de d.j.: ‘Dat was Marianne Faithfull met haar nieuwste hit ‘As tears go by’, die nu nummer 9 op de hitparade staat. Een ster die helemaal uit het niets is opgekomen met deze melancholieke song die Mick Jagger en Keith Richard van de Rolling Stones voor haar hebben geschreven’.
Die arme John kon geen woord uitbrengen en ik was al even sprakeloos!”
Op toernee
Als 17-jarige vedette werd Marianne in 1964 op pad gestuurd, terwijl ze formeel nog op school zat. “Toernees bestonden in het begin van de jaren zestig uit een bonte verzameling van groepen sterren en onbekende mensen die verschillende genres vertegenwoordigden: folksingers, Beatle-adepten, country zangers, zangeressen, danseressen, mensen die sketches uitvoerden, Amerikanen, van alles door elkaar”.
Marianne was samengebracht met de Hollies [‘We’re through’], Freddie and the Dreamers [‘I understand’], Gerry and the Pacemakers [‘It’s gonna be alright’] en The Four Pennies [‘Juliet’], ‘een bij elkaar geraapte groep mensen’.
“Achter Madame Tussaud stapten we allemaal in de bus. We kwamen langs Ormstead waar ik als klein meisje had gewoond en langs Liverpool waar veel anderen, die meereisden, waren opgegroeid. Uit het raam zag je het saaie landschap van de Midlands voorbij schuiven. De ene gore steenfabriek na de andere en eindeloze rijtjes huizen, oude roestige bruggen en kanalen vol afval”.
Volgens Marianne werd ze onderweg uitgelachen. “Ik sjouwde stapels boeken mee: The merchant of Venice, Jane Austen, Paradise Lost, Wordsworth, Keats, Shelley. Ik zat urenlang gebogen over de boeken die op mijn Engelse literatuurlijst stonden”.
De popjongens vonden haar vreemd, dacht ze. “Zij lazen meestal strips, hadden het over voetbal, vertelden elkaar gore moppen en verzonnen maffe teksten bij de hits van dat moment. Ik vormde een vreemde combinatie van iemand die onzeker en tegelijkertijd hooghartig was. Ik probeerde alleen maar mijn angst te verbergen”.
Contacten met de Hollies
“Graham Nash en Allan Clarke [van de Hollies] hadden geen last van mijn houding. Ze waren vriendelijk tegen mij. Ze waren vrolijk en het was makkelijk om met hen in contact te komen. Allan kwam een keer naast me zitten en begon tegen mee kletsen. ‘Wat ben je aan het lezen, lief?’
‘Pride and Prejudice [van Jane Austen, 1775-1817 ]’.
Ik ging het liefst om met Graham Nash. Hij kon duidelijk zeggen wat hem bezig hield en hij was interessanter dan de anderen die mee reisden. Ik ging met hem lunchen en ik ging met Allan naar bed.
Allan was aardig maar hij was [sinds enkele maanden] getrouwd [met Jennifer Bowstead]. Dat maakte mij niets uit. Ik genoot van mijn vrijheid, zoals iedere man zou doen als hij in de zelfde omstandigheden zou verkeren.
De nare kant van dit alles kwam naar boven toen zijn vrouw zich bij ons voegde. Toen deed hij net alsof hij mij niet kende. Ik weet ook niet wat hij wel had moeten doen. Maar ik was een beetje jaloers en voor de eerste keer in mijn leven werd ik stomdronken en moesten ze me het toneel op duwen”.
Marianne op de bühne
Het pas bekend geworden meisje voelde zich niet thuis op de planken. Ze was bang. Van coaching was kennelijk geen sprake. “Elke avond dezelfde ellende. Het toneel op moeten voor honderden vijandige teenagers die niet voor mij waren gekomen”. Ze zag bovendien hoe mooie danseressen met hun heupen wiegden en kleine pasjes maakten in witte laarzen, die tot aan hun dijbeen reikten.
“Daar wilde ik niet aan meedoen. Ik besloot precies het tegenovergestelde te doen. Ik bleef gewoon heel stil voor de microfoon staan met mijn handen naar beneden. Ik zong met een ijle stem die ergens uit de diepte van mijn lichaam kwam. Het was bepaald niet sexy of hip”.
In het begin werd Marianne met boe-geroep ontvangen. Ze kwam er echter achter dat die houding haar zelfvertrouwen gaf. “Ik durfde geen stap te doen. Als je geen uitweg meer ziet, blijf dan doodstil staan. Ik wist niets beters te doen, maar het bleek heel goed te werken. Na een tijdje kreeg ik in de gaten dat er geen vreselijke dingen met me gebeurden. Ik ontdekte dat ik er na de schrik van het begin plezier in begon te krijgen”.
Marianne en de pers
Manager Andrew Loog Oldham kwam volgens de jonge artieste nooit naar een optreden kijken. Hij gaf haar wel instructies hoe ze met de pers moest omgaan. “De journalisten, die me interviewden, hadden een beeld van mij dat heel zorgvuldig door Andrew en zijn publiciteitsmedewerker was opgebouwd. Andy Wickham [de pr man] was gefixeerd op blondines. Ik paste wel niet helemaal binnen deze specifieke obsessie van hem, maar zag er wel als een snoepje uit. Voor Andrew kon ik me niet excentriek genoeg uitlaten tegenover de pers”.
Marianne vond dat de journalisten een vertekend beeld van haar hadden. “De perspresentatie (met een foto van mij waar ik afgrijselijk op stond) maakte van mij een mysterieuze mengeling van een hooghartige aristocratische vrouw en een vriendelijk conventioneel kind-vrouwtje. Het was een stereotiepe fantasie die hoge verwachtingen wekte. Maar het was niet de echte Marianne Faithfull”.
Marianne Faithfull, verlegen blondine: voor de pers, 1964
In een interview met Penny Valentine werd haar gevraagd om over de Rolling Stones te praten.
Marianne ging terug tot die eerste ontmoeting. “I’d heard about the Rolling Stones, of course. Even in a convent people knew about them. I thought their sound was good and somehow I thought they were very important sort of people. You know, everyone talking about them all the time…
Anyway I went to a party in March and that was the first time I met them – it was Keith and Mick actually. We were talking about records and things with their manager Andrew Oldham and jokingly we talked about me recording a song of theirs.
I forgot all about it and then Andrew got in touch with me and suggested I had a go at recording.
Now I see the Stones quite a lot. I think they’re marvellous but they take a lot of knowing. For instance unless they know you very well they are inclined to be very distant but once you’ve made friends they’re very good friends. I mean they don’t make friends very easily – they take you up really, I suppose – and then they decide.
People always expect them to be very lively and uncontrollable off-stage – rather like they are on. And I think many people mistake them for being moody when they do meet them off stage because they are so quiet.
Of course they can be very funny but they have two distinct personalities. On stage they almost exhaust themselves. So I think when they get off they’re quite pleased to just relax and quieten down a bit. That doesn’t mean they put on any act or anything. Both sides of their personality are them.
Keith talks an awful lot about clothes and Mick has a habit of nicknaming people. He nicknamed a friend of mine ‘Cherub’ and now everyone calls her that and she goes mad.
The funniest thing that happened recently with them was a letter I received from a friend at Lincoln. Apparently above the church there they’d put a notice saying ‘Beware of Falling Stones’. I took it in to show Mick because there was a picture of the sign enclosed in the letter.
He thought it was very funny, that’s one of the nice things about them. They take everything in very good spirit except sometimes they get a bit fed up when people attack them a lot, but that’s pretty understandable.
I think they are marvellous songwriters – getting better all the time. And that really isn’t just because they wrote mine.
Actually my biggest ambition in life would be to sing with them but since my style of singing isn’t really the same I can’t see that happening. Although it may be quite interesting”.
Marianne met Andrew Loog Oldham en Mick Jagger
Geen goede opvolger voor ‘As tears go by’
Als je Marianne in haar memoires van 1994 mag geloven had haar manager na korte tijd nog maar weinig belangstelling voor haar. Hij had meer aan zijn hoofd, begreep ze ook wel. Andrew had zijn handen vol aan het management van de Rolling Stones en anderen, zoals Chris Farlowe, de zanger van ‘Out of Time’ in 1966. “Daar kon ik niet zo goed tegen”, tekende ze op.
Bij de tweede single werd het zangeresje enigszins aan haar lot overgelaten. “Het was één grote ramp”, zo verwoordde ze het. “Het enige dat me nog te binnen schoot van de opnamesessies was dat mijn stem vreselijk klonk. Ik kwam net terug van een tournee en ik was uitgeput. En ik zag er tegen op om een nieuwe single te maken.
Toen ik met de opnamen van ‘As tears go by’ bezig was dacht ik dat het bij deze ene plaat zou blijven en ik daarna weer terug naar school zou gaan. Ik beschouwde dat als een mooie gelegenheid om geen eindexamen te hoeven doen”.
Het hebben van een hit veranderde haar leven. “Nu moest ik er rekening mee houden dat dit alles meer was dan een korte onderbreking van het leven dat ik leidde. Het was iets waar geen eind meer aan kwam”.
Bij de tweede single kwamen er geen Stones aan te pas. “Andrew liet me iets doen dat ik zelf graag wilde doen”.
Marianne selecteerde ‘Blowing in the wind’ van Bob Dylan voor de a-kant. “Ik aanbad Bob Dylan”, schreef ze. “Op de b-kant kwam ‘House of the Rising Sun’. Andrew liet mij, tegen beter weten in, mijn gang gaan. De single werd een regelrechte flop”.
Zoals wel vaker het geval is bij artiesten gaf Marianne de platenmaatschappij, in dit geval Decca, de schuld. “Maar het was natuurlijk mijn eigen schuld”. Ook gaf ze af op Oldham, met als gevolg dat er een einde kwam aan hun samenwerking.
De carrière van Faithfull leek op dood spoor gekomen te zijn.
Tony Calder en Marianne Faithfull
De zaken van Marianne Faithfull kwamen in handen van Tony Calder (1943-2018), compagnon van Oldham. Calder was betrokken geweest bij ‘Love me do’ van de Beatles en ‘Little Red Rooster’ van de Rolling Stones. “Tony was wel een geschikte figuur – een beetje verlopen, maar dat maakte niet uit. Tony maakte een eind aan de samenwerking met Andrew zodat hij alle aandacht aan mij kon besteden”.
Tony Calder had contact met de Amerikaanse songwriter en zangeres Jackie DeShannon. De Searchers hadden in Engeland grote hits gescoord met haar songs ‘Needles and Pins’en ‘When you walk in the room’. Marianne had haar tijdens een toernee leren kennen. Zij en gitarist Jimmy Page deelden het bed. Page kende ze wel, die had gitaar gespeeld op ‘As tears go by’.
Over DeShannon liet ze afdrukken: “Ze kende geen schaamte en was een beetje een slet. Ze droeg een dikke laag make-up. Als je haar tegen kwam kon je goed aan haar zien dat ze getekend was door het artiestenleven”.
Volgens Marianne had Calder aan Jackie in niet mis te verstane bewoordingen gezegd dat ze maar eens een song voor haar moest schrijven en wat minder tijd besteden aan het bedrijven van de liefde met Page. Die vermaning leverde twee songs op, ‘In my time of sorrow’ van het tweetal en ‘Come and go with me’, van DeShannon alleen.
Nieuwe hits, optredens en relaties
‘Come and go with me’ zorgde voor de grootste hit van Marianne Faithfull: ‘Come and go with me’ – een vierde plaats in de Britse hitlijst. Na de flop (‘Blowing in the wind’) was ze weer terug in de picture. Met haar vierde single, ‘This Little Bird’, geschreven door country & western artiest John D. Loudermilk bereikte ze voor de derde keer de top tien.
Marianne en Gene Pitney
In de autobiografie wijdde Marianne niet veel woorden aan die twee successen, die haar een vaste positie in de hitlijsten bezorgden. Daarentegen besteedde ze een aantal bladzijden aan haar avontuurtjes, zoals met Gene Pitney (1940-2006), die in die tijd populair was met singles als ‘I’m gonna be strong’ en ‘I must be seeing things’.
Faithfull: “Zo iemand als Gene Pitney was ik nog nooit tegengekomen. Hij was absoluut de meest opgeblazen, zelfvoldane figuur die je je maar voor kunt stellen. Die helemaal geen grapjes over zichzelf kon hebben en bij wie geen greintje ironie te bespeuren viel. Ik vond dat heel fascinerend”.
Meer dan eens in die tijd deelden ze het bed, legde ze aan de hand van allerlei details uit. Toen ze haar memoires optekende vond ze nog een heleboel brieven en telegrammen die Gene aan haar gericht had.
Geen melding maakte Faithfull van de song ‘Marianne’, te vinden op de b-kant van ‘I must be seeing things’ met daarin de tekst: “When you first meet her, there’s nothing sweeter. She’ll take your hand and lead you to a wonderland. It’s easy to love her, it’s easy to want her. You kiss her lips, you’ll hold her close to you. Then turn your back and she’ll be gone with someone new”.
Over haar relatie met Roy Orbison gaf ze niet veel details. “Op een gegeven moment stond hij voor de deur van mijn hotelkamer – in zijn cowboylaarzen en met een zonnebril op”. Marianne werd op zijn kamer verwacht.
“Geen inleidende praatjes. Geen sprake van dat Roy mij probeerde te versieren. Hij mocht beschikken over de vrouwen die mee waren op tournee. In die tijd werd van je verwacht dat je eraan meedeed”.
Roy Orbison en Marianne
Terwijl Marianne met Roy Orbison op toernee was, werd ze op Wigan Pier ten huwelijk gevraagd door haar verloofde, John Dunbar.
Ze besefte: “Ik zei ja. De verhoudingen met Jeremy Clyde, Allan Clarke en Gene Pitney zaten me niet zo lekker. Ik was een net meisje en opeens legde ik het met iedereen aan. Het kostschoolmeisje in mij stak de kop op. Ik had het idee gekregen dat ik een slechte vrouw was, een hoer, een slet. Ik kon maar beter gewoon trouwen. Dan zou ik weer een net meisje zijn”.
De aankondiging van het voorgenomen huwelijk veroorzaakte verbazing en opschudding in ‘het wereldje’. Wie was John Dunbar. “Verslaggevers vroegen mij: ‘Kan John Dunbar wel zingen?’”
huwelijk met John Dunbar (ook: getuige Peter Asher en haar ouders)
Als je afgaat op hetgeen ze in haar boek vastlegde moest ze in 1965 nog een keer nee zeggen toen Bob Dylan tijdens zijn bezoek aan Engeland avances maakte.
Dat was moeilijk. “Ik aanbad Dylan als de prins der dichters en hoopte dat hij mij zag zitten. Wonderlijk genoeg had het er ook alle schijn van. Ik was in de zevende hemel. Ik vond hem heel aantrekkelijk. Alsof er een god van de Olympus was afgedaald en naar mij was toegekomen”.
De ontmoeting had voor Dylan niet het gewenste resultaat. “Een popgod bood mij zijn vriendschap aan en ik weigerde. Ik bleef als versteend zitten terwijl hij schreeuwde en tierde. ‘Hoe kun je me zoiets aandoen?’”
Naar eigen zeggen zou ze gezegd hebben: “Ik heb je helemaal niets gedaan. Ik ben zwanger en ga volgende week trouwen”.
Marianne: “Dat deed voor hem de deur dicht. Woedend stormde hij de kamer uit. Ik zat als aan mijn stoel genageld.
Even later kwam hij, weer in woede gestoken, naar binnen en gooide mij eruit. ‘Dit is een privé-vertrek! Verdwijn!! Nu meteen!’”
Nog één keer in 1965 scoorde Marianne Faithfull – deze keer met ‘Summer Nights’, een productie van Mike Leander. Omdat ze in verwachting was kon ze niet naar Amerika om haar single te promoten. Het duurde een tijd voor de artieste in muzikaal opzicht weer van zich liet horen. Ze werd de minnares van Mick Jagger, de componist van ‘As tears go by’. In 1979 maakte Marianne Faithfull haar comeback met het album ‘Broken English’ en nu, in 2021 lijkt het zingen voorgoed voorbij.
Clips
Harry Knipschild
28 januari 2021
Literatuur
Penny Valentine, ‘Marianne Faithfull talks about the Rolling Stones’, Disc, 15 augustus 1964
Keith Altham, ‘Yours Faithfully’, Fabulous, 3 oktober 1964
Sylvia Stephens, ‘Teledate with Marianne Faithfull’, Fabulous, 12 december 1964
Richard Green, ‘Is Marianne kidding?’, Record Mirror, 27 februari 1965
Keith Altham, ‘Marianne Faithfull’, New Musical Express, 19 maart 1965
David Griffiths, ‘The battle over a bird’, Record Mirror, 8 april 1965
Keith Altham, ‘Marianne never does what a popstar should’, New Musical Express, 9 april 1965
Keith Altham, ‘Marianne meets Dylan and Baez’, New Musical Express, 14 mei 1965
Marianne Faithfull, David Dalton, Marianne Faithfull. De autobiografie, Den Haag 1994 (1993)
Marianne Faithfull, David Dalton, Memories, dreams and reflections, Londen 2007
‘Marianne Faithfull denkt na coronabesmetting nooit meer te kunnen zingen’, Nu.nl, 15 januari 2021
- Raadplegingen: 5747