348 - Het leven van idool Ricky Nelson
Ricky Nelson, de jongste zoon van Harriet en Ozzie Nelson, werd een idool door het zingen van een paar liedjes. Hoe dat ging kun je hier lezen.
Het leven van de artiest, nauwelijks 17 jaar, veranderde in 1957 radicaal. In januari nog speelde hij, samen met zijn oudere broer David, een rol in de tv-serie van zijn ouders. Dat bleef hij doen, maar nu ook als teenageridool. In de loop van het jaar had hij immers Amerikaanse hits met ‘A Teenager’s Romance’, ‘You’re my one and only love’ en ‘Be bop baby’. Mede door hem steeg de kijkdichtheid van de wekelijkse ‘soap’ tot boven de achttien miljoen.
Brieven, brieven, brieven en pakjes
De populariteit van Ricky Nelson werd weerspiegeld in de hoeveelheid brieven die met name jonge meisjes (‘bakvissen’) aan hem schreven. “His amount of fan mail skyrocketed”, is te lezen in de biografie van Sheree Homer.
In eerste instantie kwam de post voor Ricky terecht bij Sally Hughes, rechterhand van Ozzie Nelson. Maar toen de mail opliep tot soms 14.000-16.000 stuks op een dag kon zij dat natuurlijk niet aan. Elke dag arriveerden er enorme postzakken bij het productiebedrijf. Niet alleen met brieven maar ook teddyberen, dozen snoepgoed en eigen baksels. Rond de kerst en verjaardagen was het nog eens extra druk.
Ozzie en Ricky vonden het belangrijk dat de fanmail beantwoord werd. Ricky, serieus als altijd, stelde het als volgt: “How any entertainer cannot understand what the friends and fans who write to them, buy their records, and follow their careers mean to them, is beyond me. Each and every person who goes to the trouble to watch me perform or write to me has automatically made themselves a part of my life. I could never let them down”.
Ozzie had misschien meer zakelijke redenen om de post van zijn jongste zoon serieus te nemen. Hij besloot iemand in dienst te nemen die zich volledig met dat soort correspondentie zou gaan bezig houden. Connie Harper, ‘Ricky Nelson Fan Club Secretary’: “I saw piles and piles of mail in stationary boxes that reached up to the ceiling”, constateerde ze op haar eerste werkdag.
Het meisje kon tevens als figurante op tv meespelen. “Ozzie used me to fill any scene”. Terwijl ze druk met de brieven in de weer was hoorde ze soms ineens roepen: “Need you on the set now!” Bovendien kon ze zo kennis maken met het idool. “He was so darling, shy, and unassuming”, verklaarde ze later.
Naarmate de tijd vorderde bleef de stroom brieven alleen maar toenemen. Vaak waren die voorzien van haarlokjes, afdrukken van lippenstift en muntjes.
Het sturen van een foto met daarop een gedrukte handtekening was niet voor iedereen voldoende. Regelmatig las Connie “I want an orginal signed photo from you”. Het adres van de artiest hoefde je niet te weten. “Ricky Nelson, California” was genoeg. Ricky ontving veel meer post dan Elvis Presley hoorde ze van de bevoegde instanties.
Connie wist een apparaat aan te schaffen waarmee je de brieven makkelijk kon openen. Het bedrijf van de familie kreeg bovendien van de Amerikaanse posterijen een frankeermachine zodat het met de tong nat maken van postzegels niet meer hoefde.
Ondanks al deze voorzieningen was er geen houden aan. Connie werkte elke dag van 8 uur ’s morgens tot negen uur ’s avonds, inclusief zaterdag. Bovendien nam ze werk mee naar huis.
Ricky Nelson signeert fanfoto op verzoek van Connie Harper
Wat deed je met brieven die van elders in de wereld arriveerden? Daar zat het meisje vreselijk mee omhoog. Ozzie had immers onomwonden gesteld: “Every letter must be answered”.
Connie Harper: “It was overwhelming. I would dream of fan mail”.
Toen de grote baas een keer kwam informeren hoe het liep barstte de secretaresse van de fanclub in huilen uit. “I just can’t keep it up. I can’t do it”, zou ze tegen de vader van de artiest uitgeroepen hebben.
Ozzie Nelson begreep dat het ernst was. “Hire as many fan mail helpers as you want”, met dat soort woorden reageerde hij.
Kort daarna had Connie vier assistenten en nog een vijfde voor de correspondentie met het buitenland, inclusief Japan. Alle brieven werden beantwoord, behalve natuurlijk als de afzendster in haar zenuwen het adres niet op de enveloppe gezet had.
Dat kwam helaas nog wel eens voor. “The saddest part about reading the mail was when a beautiful letter would arrive from a little child, who was either in poor health or just totally in love with Ricky, and there would be no return address. It was heartbreaking to read: ‘I am waiting to hear from you’ and no way to answer them”.
Voor de populariteit van Ricky Nelson werd alles op alles gezet.
Het inkomen van Ricky Nelson
Ricky Nelson was voor het publiek een ster. Maar binnen de familie werd hij voorlopig kort gehouden. De belangrijkste beslissingen werden sowieso door zijn vader genomen. Bovendien kwam het geld niet bij hem persoonlijk terecht. Dat werd formeel in een fonds ondergebracht zodat hij er later, als hij volwassen (21 jaar) werd, over kon beschikken. Bij andere jonge idolen als Chubby Checker en (Little) Stevie Wonder gebeurde hetzelfde.
Volgens platenproducer Jimmie Haskell verdiende het bedrijf van Ozzie Nelson op den duur meer aan de activiteiten van Ricky dan aan de inkomsten van het tv-programma. Dat hoeft niet waar te zijn, maar het geeft wel aan dat de kassabel flink rinkelde.
Het idool moest het doen met een zakgeld van vijftig dollar per week. Een flink bedrag, zeker in die tijd, maar niets in vergelijking met wat er aan dollars binnen kwam. Om aan meer dan zijn zakgeld te komen, bijvoorbeeld om met een vriendinnetje uit te gaan, verzamelde hij soms lege flessen voor het statiegeld.
Connie Harper beheerde het zakgeld van Ricky en zijn broer. “Amongst my jobs was handling the petty cash for both Dave and Rick. Each had their own money kept in a file. Rick would come into my office during a film break [van de tv-serie], and shyly ask for $2 for lunch. He would request it like I was parting with my own last nickel”.
Connie maakte Ricky duidelijk dat hij zelf over zijn zakgeld mocht beschikken. “I kept telling him, ‘It’s yours. Take what you want’”.
Maar volgens de secretaresse durfde hij dat niet. In de biografie lees je steeds weer hoe verlegen de jongeman was, die de ene hit na de andere maakte. Dat bleek bovendien in de contacten die hij kreeg met andere pop-artiesten. Bijvoorbeeld met Carl Perkins. De zanger van ‘Blue Suede Shoes’ en ‘Honey don’t’ nam contact met het idool op en vertelde hem dat hij hem bewonderde. Waarop Ricky bescheiden reageerde met: “I’ve always been a fan of yours”.
Nog meer was Ricky onder de indruk toen Elvis Presley hem vertelde dat hij altijd naar ‘The Adventures of Ozzie and Harriet’ keek als hij niet onderweg was.
Eerste optreden voor publiek
Op de eerste Imperial-platen werd Ricky Nelson vocaal begeleid door vier jongelui uit de omgeving die zich de Four Preps noemden. Een van hen vertelde aan de auteur van het boek: “Ricky always considered us to be to him what the Jordanaires were to Elvis”.
Rick was bevriend met de leden van de zanggroep. Toen die een keer een schoolconcert moesten geven vroegen ze hem met hen mee te gaan. Die middag was zijn aanwezigheid immers niet vereist bij de opnamen van het tv-programma. Ricky liet zich overhalen.
Achter het toneel keek hij toe hoe de nog onbekende Four Preps hun repertoire uitvoerden. Totdat een van hen aan het publiek vroeg: “Would you like to hear a buddy of ours come out and sing? He’s here with us today”.
Een van de Preps stapte op Ricky af.
“He turned absolutely white”, hoorde Sheree Homer jaren later.
De vrienden sleurden Ricky Nelson letterlijk het toneel op. “He was pulling back against us, not wanting to come out”.
Toen hij eenmaal op de bühne met zijn gitaar in de handen neergezet was, kregen de kids in de zaal in de gaten dat het grote tv-idool voor hun neus stond. “The girls screamed, got up and ran down the stage. They were so excited, they couldn’t help themselves”.
Zoiets was streng verboden. Een van de leerkrachten greep dan ook snel in. De opgewonden meisjes kregen te horen: “Everybody go back to your seat and sit down, or we’re gonna stop this show”.
Omdat de jongelui gehoorzaam waren kreeg Ricky Nelson de kans om voor het eerst in zijn leven (drie) liedjes voor publiek te zingen. Dat waren de beide kanten van zijn eerste hitsingle, ‘A teenager’s romance’ en ‘I’m walking’, en ‘Blue moon of Kentucky’ (van Elvis Presley op Sun Records).
Na afloop van het optreden moesten de leerlingen van de Hamilton High School terug naar de klas. Dat deden de meisjes niet, kon een van de Four Preps zich goed herinneren. “A couple hundred girls swarmed around [our] car. We had to fight our way through this crowd of girls, couldn’t get the door open because they’re all leaning against the car. Glen Larson [van de Preps] had to be very careful driving forward because the driveway was jammed with girls”.
De jongens van de zanggroep hadden een hoop plezier beleefd aan hoe het gegaan was. Voor Ricky Nelson, serieus als altijd, had die gebeurtenis, zijn eerste optreden, evenwel een andere betekenis: “From that moment on, I knew that making records and singing before a live audience was the beginning of a new world for me.
I’d been in show business nine years, but I’d never felt like that before”.
Op toernee
Dankzij het school-optreden had Ricky Nelson de smaak te pakken gekregen. Niet veel later greep hij een kans om samen met de Four Preps op toernee te gaan. Soms traden ze op tijdens kermissen, die een massa mensen aantrokken. Dat was bijvoorbeeld het geval tijdens de Ohio State Fair.
De organisatoren hadden verzekerd dat ze voor een adequate begeleiding zouden zorgen. Maar bij aankomst stond er een orkest van het Leger des Heils klaar om als achtergrond van zijn zang te fungeren. Ricky: “They weren’t at all into what I was doing. This guy was playing his drum marching style”.
Op dat moment besefte de jeugdige en onervaren artiest dat hij een eigen begeleidingsgroep nodig had.
Voor de Four Preps was zo’n optreden minder geslaagd omdat ze ontdekten dat de jeugd onder het publiek alleen voor Ricky Nelson gekomen was. Zelf deelden ze in de aandacht omdat ze de zanger vokaal ter zijde stonden. Daardoor viel hen wel een bijzondere behandeling ten deel. “All the girls came screaming after us. They wanted some kind of souvenir. One of them ripped a cufflink off my shirt and another got a tie”.
Bij Ricky gingen de meisjes een stap verder, vertelde een vriend die als beveiliger optrad. “Girls would go crazy. They’d scream, try to get onto the stage, and pull their blouses open”.
De zanger wilde zijn concentratie niet verliezen. “I looked above it because I couldn’t concentrate”.
Voor een enkel meisje was dat niet genoeg, aldus de beveiliger. “They could get very aggressive. Once we came out and had to walk maybe ten yards to the car. Girls were just everywhere. As we were moving, a girl reached down and grabbed Rick right by his privates as we were getting in the car”.
De man vond dat hij moest ingrijpen. “I could have been arrested for this, but I hit that girl’s arm so hard with my fist that she let go”.
Bij een volgende gelegenheid raakte Ricky op een andere manier in hoge nood. “Gals grabbed his tie when he was getting into the car and darn near choked him to death. He was completely unprepared”.
Toen Ozzie Nelson hoorde wat zijn zoon moest doorstaan greep hij in. Voortaan kreeg Ricky twee bodyguards mee als hij optrad. Een van hen, Jack Ellena (1931-2012), had carrière gemaakt in Amerikaans football en daarna als stuntman opgetreden in de tv-serie.
Op zijn manier leverde Ricky Nelson ook zelf nog een bijdrage om ongeschonden van de bühne te verdwijnen. “The girls used to grab his hair, so he started putting a lot of grease in his hair when he’d come off the stage”.
Aan de professionele samenwerking met de Four Preps kwam een einde toen het viertal hoog op de hitlijsten verscheen in 1958. Vooral ‘26 Miles’, ‘Big Man’ en ‘Down by the station’ deden het goed.
Werken met professionele muzikanten
Elvis Presley met begeleiders in Los Angeles, oktober 1957 (vlnr, Jordanaires, Scotty Moore, Bill Black, DJ Fontana)
Bij de eerste optredens werkte Ricky Nelson nog zonder eigen (instrumentale) begeleiders. Dat was niet bevredigend. Weldra boden zich oud-gedienden uit Memphis, Tennessee, aan. Het waren de (voormalige) vaste begeleiders van Elvis Presley: bassist Bill Black, gitarist Scotty Moore en drummer D.J. Fontana. “They were looking for a job”.
De muzikanten waren min of meer aan de kant gezet door Col. Tom Parker, de persoonlijke manager van Presley. Bovendien kon Elvis elk moment opgeroepen worden om zijn dienstplicht te vervullen.
Van die samenwerking met ‘oudere’ artiesten kwam niets terecht. “They met and went in the studio for a short time. Evidently, it wasn’t what Ricky was looking for, or he didn’t want to upset Elvis”.
In het kantoor van zijn platenmaatschappij Imperial kwam de jonge artiest op 8 oktober 1957 in contact met muzikanten van zijn eigen generatie. Zanger Bob Luman was een nieuwe ontdekking van directeur Chudd. Met twee andere jongelui, gitarist James Burton en bassist James Kirkland, was Luman een van zijn rockabilly songs aan het instuderen voor een plaatopname.
Ricky Nelson: “I was looking for a band. All of a sudden I heard this music down the hall. Bob Luman, James Burton, and James Kirkland had just come up from the Louisiana Hayride [populair radio-programma]. I thought that’s exactly what I want and got to know them. We’d all hang out together because I was really interested in what they were doing”.
Producer Jimmie Haskell kon zich nog herinneren dat Lew Chudd zelf tegen de zanger gezegd had dat het voor hem wel eens de ideale begeleiders zouden kunnen zijn.
Ricky was het helemaal met de platendirecteur eens. Toen hij hen had horen spelen zei hij tegen de platenbaas: “I want those guys”.
Jimmie Haskell moest als postillon d’amour optreden. Hij stapte op de man met de lila-geverfde acoustische bas af en vroeg hem: “Stel dat Ricky Nelson je zou willen inhuren, ben je dan bereid je instrument een rode kleur te geven?”
Kirkland was duidelijk: “If he wanted to hire me, he could name the color”.
James Burton en James Kirkland werden na enige tijd de vaste begeleiders van Ricky Nelson.
James Burton
Ricky Nelson en Elvis Presley
Ricky Nelson had niet alleen contact met Bob Luman (in 1960 werd ‘Let’s think about living’ een hit), de Four Preps en Carl Perkins, maar ook met Elvis zelf. Met onder meer Kirkland ging hij op 29 oktober 1957 naar een optreden van de rock & roll-koning in Los Angeles.
De bassist bleef bij dat de politie streng toezag dat het niet uit de hand mocht lopen. De gezagsdragers hadden Elvis gewaarschuwd dat hij niet met zijn heupen mocht zwaaien. In dat geval zouden ze hem ter plekke de handboeien omdoen en hem van het toneel halen. Kirkland: “Elvis just stood there and never moved a muscle”.
Ricky werd uitgenodigd om na afloop van het concert bij Presley op bezoek te komen. Het tweetal kon het meteen goed met elkaar vinden. Als bewijs van hun vriendschap kreeg hij later een halsketting cadeau (met daarop TCB, ‘taking care of business’).
Door zijn goede contact met Elvis werd Ricky bovendien bevriend met de Jordanaires, de zanggroep die de koning van de rock & roll vocaal begeleidden.
Een van de begeleiders van Ricky Nelson vertelde aan de auteur: “We used to go all the time to a drive-in called Tiny Naylor’s. It was kind of a meeting place. One of the Jordanaires came up and said: ‘How are you Rick? I’m on my way to Elvis’ house. He’s having a little party. Why don’t you follow me? I’m sure he would love to see you’”.
Dat liet Nelson zich geen twee keer zeggen. Rick en zijn begeleider reden achter de zanger aan en kwamen terecht in de woning van Elvis Presley in Beverly Hills. “Elvis was very friendly and extremely polite”.
Toen de samenwerking met de Four Preps ten einde liep gebruikte Jimmie Haskell de Jordanaires regelmatig als vokale begeleiders bij plaatopnamen van Ricky Nelson. Maar, in opdracht van vader Ozzie, deed hij dat alleen als ze in de buurt waren. Dat vond hij waarschijnlijk anders te kostbaar.
Ricky Nelson en de Burnette-broers
In de jaren vijftig was het nog niet gebruikelijk dat popzangers zelf hun liedjes schreven. Bill Haley, Elvis Presley en de Everly Brothers teerden meestal op de songs die hen werden aangereikt, bijvoorbeeld door muziekuitgevers.
Ook bij Ricky Nelson was dat het geval. Tegen het einde van het jaar 1957 kwam hij in contact met Dorsey en Johnny Burnette. De twee broers hadden elders in het land een rockabilly trio gehad. In Californië begonnen ze liedjes te schrijven. Die moesten ze aan een succesvolle artiest zien te slijten.
Ricky Nelson: “One night I was driving home from filming. All of a sudden this car pulled up behind me as I was going into the driveway”.
De twee broers hadden geluidsapparatuur geïnstalleerd in de achterbak van hun auto. Ze pakten gitaren en begonnen hun pas-geschreven liedjes ten gehore te brengen – songs als ‘It’s late’, ‘Believe what you say’ en ‘Just a little too much’.
Ricky was meteen enthousiast. “This is just what I’ve been looking for” zou hij tegen de broers gezegd hebben. Binnen een paar jaar zette het idool maar liefst achttien Burnette-composities met succes op de plaat.
Producer Jimmie Haskell: “Ricky loved all of the songs written by the Burnette brothers. Those demos that they did were done in my office because I had a good recording machine. Dorsey tapped his foot really loudly for the bass drum. I only had one mike, but I managed to place it in such a way that I got their voice and the mix pretty good”.
Als de demo’s af waren, bracht Jimmie ze naar de zanger. Die was nog steeds elke dag bezet voor het filmen van ‘The Adventures of Ozzie and Harriet’.
Johnny Burnette (1934-1964) werd ook zelf een goed-verkopende en populaire popartiest. Met ‘Dreamin’’ en ‘You’re sixteen’ bereikte hij evenals Ricky de Amerikaanse top. Begin jaren zestig wist ook Dorsey zich te manifesteren, onder andere met ‘Tall Oak Tree’.
Ricky onderhield goede contacten met zijn favoriete liedjesschrijvers. Dat deed hij niet alleen met de Burnette-broers, maar ook met Sharon Sheeley (‘Poor little fool’), Jerry Fuller (‘Travelin’ Man’) en Baker Knight (‘Never be anyone else but you’, ‘Lonesome town’).
Beperkt succes buiten Amerika
De eerste hits van Ricky Nelson waren beperkt tot de Verenigde Staten, waar de tv-show wekelijks uitgezonden werd. Maar vanwege de hits in Amerika hoorde men zijn naam toch regelmatig in Europa. Bovendien bracht de Britse platenmaatschappij Decca af en toe singles van de jonge artiest op de markt (op het London-label). Die kon je dan op de door Decca-gesponsorde programma’s ’s avonds op Radio Luxemburg horen.
Het duurde tot in 1958 vóór Ricky aan deze kant van de Atlantische Oceaan substantiële platenverkoop wist te genereren. De single ‘Stood up’ verscheen één week aan de onderkant van de Engelse hitlijst, verdween, kwam nog een keer terug en verdween daarna voorgoed van de lijsten.
In de Engelse popkrant Disc schreef Doug Geddes: “Ricky Nelson is a refreshing American vocal star who has been knocking them sideways in the States and notching up a fair share of record successes”. In Engeland was dat niet het geval constateerde de popjournalist. De platen van Ricky voldeden immers aan alle kwalificaties om aan te slaan, vond hij. “I hope that he gets a well deserved break in this country before long”.
Geddes kreeg zijn zin. Nog vóór het einde van 1958 had Ricky met ‘Poor little fool’ en ‘Someday’ top tien hits aan de overkant van de Noordzee, een half jaar later gevolg door ‘It’s late’. In Nederland echter maakten de platen van het Amerikaanse idool voorlopig nauwelijks indruk.
Ricky Nelson en de meisjes
Ricky en Lorrie Collins
In haar boek wees Sheree Homer er voortdurend op hoe verlegen en serieus de teenager-ster was. Ondanks dat scharrelde hij wel eens met een meisje in zijn omgeving. Een van zijn grote liefdes was Lorrie Collins van de Collins Kids, die hij leerde kennen dankzij het tv-programma Town Hall Party dat vanuit Californië uitgezonden werd met live-optredens van pop-artiesten.
Lorrie: “He asked me out on a date. We went to a movie and then to burger shop Tiny Naylor’s”.
De ouders van Ricky en Lorrie zagen met lede ogen aan dat hun relatie een serieus karakter kreeg. Lorrie’s broertje Larry (de andere helft van de Collins Kids) kreeg opdracht het tweetal in de gaten te houten. Ozzie Nelson liet Lorrie wel een duet met Ricky zingen in de tv-serie (‘Just because’). Bovendien stond hij een officiële verloving toe.
Tot een huwelijk kwam het evenwel niet. Meer mannen uit de showbusiness vielen op het meisje. Een van hen was Johnny Cash, die echter formeel getrouwd was. Stu Carnall, manager van de country-zanger, greep in en ging er met Lorrie Collins (1942-2018) vandoor.
Ricky Nelson moest in de krant lezen dat zijn verloofde zijn verloofde niet meer was. Ontroostbaar pakte hij zijn gitaar en schreef de song ‘Don’t leave me this way’ – met daarin: “When you went away, I thought I would die. You know how much I need your touch. I thought you said our love was true. But now you’re gone and I am blue. I just can’t see why you wanted to go. Don’t leave me this way”.
Op miljoenen andere Amerikaanse meisjes maakte Ricky echter een onvoorstelbare indruk. Zij kochten al zijn platen, singles en albums en wilden naar hem toe als hij tijd had om in hun omgeving op te treden. Bovendien keken ze in de bioscoop naar de speelfims waar de zanger af en toe een rol in mocht spelen, zoals ‘Rio Bravo’ (1959) met John Wayne.
In het boek is een verslag te vinden van enkele optredens van Ricky Nelson en zijn begeleiders in Atlantic City in 1958. Op de Steel Pier had Frank Sinatra tot dan toe de grootste hoeveelheid aanhangers weten te trekken. Het record werd door Nelson op 1 september van dat jaar gebroken met bijna 45.000 verkochte kaartjes.
Drummer Richie Frost: “There weren’t any seats in the ballroom. They packed the kids in like sardines”.
Volgens bodyguard Jack Ellena deden de meisjes er alles aan om het podium op te komen en Ricky Nelson aan te raken. “I had to stand on the stage and keep pushing the gals down that were trying to climb onto it”. Grote aantallen vrouwelijke fans vielen flauw en moesten worden weggedragen.
De andere meisjes schreeuwden zo hard dat er van de muziek nauwelijks iets te horen was. Drummer Frost: “There was just one long scream for forty-five minutes, so you couldn’t hear anything”.
Waarom schreeuwden de bakvissen zo hard in plaats van naar Ricky Nelson te luisteren. Waren ze daar niet voor gekomen?
Frost: “The girls didn’t really come to hear Ricky. They came to see him, to be with him. They had all of his recorded work [thuis]. That’s where they could listen to him”.
Vervoering
Ricky met fans in 1958
Gitarist James Burton (die later als begeleider van Presley werkte) vergeleek Ricky en Elvis. De artiest uit Memphis daagde de fans uit door zijn bewegingen, stelde hij. Bij Nelson was het anders. “Ricky used to like to close his eyes a lot when he was singing and getting into the feel of the song”. Juist die intense manier van een liedje met een intieme tekst presenteren bracht zijn publiek in vervoering, was zijn stelling.
De meisjes gingen tot het uiterste om bij hun idool te zijn. Als het niet lukte probeerden ze het op een indirecte manier. Volgens de drummer boden ze zich zelf aan. Frost vertelde van een voorval in Texas. “I was standing by the gate when a young teenage girl beckoned me.
I went over and said, ‘What can I do for you?’
She offered to go to bed with me if I would get her in to see Ricky”.
Desnoods waren de aanhangers bereid om tot het uiterste te gaan – sterven voor hun idool.
In een interview vertelde Ricky: “Perhaps the most embarrassing moment in my career was when six girls tried to fling themselves under my car and shouted to me to run over them. That sort of thing can be very frightening!”
Zijn gitarist was er bij. “The screaming kids would yell ‘Run over me Ricky! Please, please. I love you, I love you!’”
Hello Mary Lou
Van dat soort taferelen was men in Europa niet op de hoogte. Ricky Nelson was bij de Europese jeugd niet meer dan een jonge zanger die ver weg blijkbaar een beroemdheid was. Bij Radio Luxemburg kon je soms een nieuw nummer horen en dat was het dan.
Het duurde tot 1961 voor er in die situatie verandering kwam. Op de b-kant van zijn Amerikaanse single ‘Travelin’ Man’ (geschreven door Baker Knight) had Ricky een vreemd nummer gezet. Het was geschreven door Gene Pitney en uitgegeven door Aaron Schroeder (January Music), die eerder Elvis Presley aan hitsongs als ‘I got stung’ en ‘A big hunk of love’ geholpen had. Schroeder was ook de uitgever van ‘Rubber Ball’, een hit van Bobby Vee.
Sheree Homer: “Cayet Mangiacarina, a priest, wrote ‘Merry Merry Lou’ for the Sparks. ‘Hello Mary Lou’ sounded so much like it that the Sparks’ publisher sued. As a result Mangiaracina was given co-authorship”.
Evenals bij ‘A teenager’s romance’, de eerste single van Ricky, kwam het contact tot stand op de tennisbaan. Ray Johnson, die piano speelde tijdens de sessie van ‘Travelin’ Man’ en ‘Hello Mary Lou’ vond het een raar nummer, misschien wel omdat het op de aparte stem van Pitney geschreven was. “It was in a strange key”.
Bovendien was het de enige opname van Jimmie Haskell waarop die zelf een instrument bespeelde. Jimmie: “I was rehearsing the cowbell because I figured Richie Frost had enough to do without having to add it on the record as an overdub. Ricky walked into the room, and he said, ‘That’s pretty good’.
I said, ‘Can I play it on the tape?’
He said, ‘Yeah’”.
En zo gebeurde het, verklaarde Haskell in diverse interviews.
Ricky Nelson en Jimmie Haskell
Jimmie Haskell (1936-2016), die later ‘Bridge over troubled water’ (Simon & Garfunkel, 1969) en ‘If you leave me now’ (Chicago, 1976) arrangeerde (en met Blondie en Mike Chapman werkte voor het album ‘Autoamerican’, 1980) gaf zijn spel op ‘Hello Mary Lou’ aan als zijn ‘claim to fame’ en ‘proudest moment’.
Door ‘Hello Mary Lou’ kreeg Ricky Nelson anno 1961 eindelijk erkenning in de hele westerse wereld. Iedereen van boven een bepaalde leeftijd kent de song in onze tijd nog steeds. Ricky playbackte de b-kant van zijn hit ‘Travelin’ man in het tv-programma van zijn ouders. Ook James Burton was playback van de partij, maar Jimmie Haskell ontbrak op tv. In Nederland werd het filmpje in die tijd niet vertoond. Dat bleek niet nodig te zijn. Door radio en jukebox verscheen ‘Hello Mary Lou’ in de zomer van 1961 op de bovenste plaats van de Nederlandse hitlijsten en bleef acht maanden bij ons in de top tien genoteerd. Ook zonder zijn rol in ‘The Adventures of Ozzie and Harriet’ werd Ricky Nelson vier jaar na zijn eerste Amerikaanse hit alsnog bekend in onze contreien.
Harry Knipschild
16 november 2018
Clips
Literatuur
Doug Geddes, ‘Ricky Nelson’, Disc, 10 mei 1958
Richard L. Coe, ‘Ricky’s fans are ickies’, Washington Post, 28 augustus 1958
‘Minstens tienduizend brieven per week voor Ricky Nelson’, Dagblad voor Amersfoort, 10 juni 1961
‘Herman [van Keeken] zingt topnummer van Ricky’, Dagblad voor Amersfoort, 22 juli 1961
Friese leraar Johan Bok, ‘Mary Lou. Niks an’, Leeuwarder Courant, 25 november 1961
‘‘Mary Lou’ tops Norway hit list’, Billboard, 13 januari 1962
Hubert van Hoof, ‘Uncle Gene [Pitney] vertelt’, Oor, 11 maart 1989
Kent McCombs, Interview met Jimmie Haskell, op zijn website, 2003
Douglas Martin, ‘Aaron Schroeder’, New York Times, 5 december 2009
Sheree Homer, Rick Nelson. Rock ’n’ roll pioneer, Jefferson, North Carolina 2012
Robert Hilburn, Johnny Cash. De biografie, Houten 2015
Bill Friskics-Warren, ‘Lorrie Collins’, New York Times, 8 augustus 2018
- Raadplegingen: 15126