61 - Leopold II en het begin van de missie in Kongo
De geschiedenis van de (Belgische) Kongo heeft de laatste jaren opgang gemaakt dankzij het boek van de Belg David Van Reybrouck over dat land. Dat werd bekroond met de AKO Literatuurprijs en de Libris Geschiedenis Prijs. Congo. Een geschiedenis (2010) is een echte bestseller geworden. Vanzelfsprekend was de missie van betekenis. Een interessante rol werd gespeeld door de Belgische paters van Scheut. In hun archieven is er een en ander over te vinden.
De missie van Scheut was gevestigd in Scheut(veld), niet ver van Brussel. De formele naam was ‘Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria’. Maar de meeste mensen duidden ze aan met Scheutisten. De paters gebruikten de naam zelf ook, tot op de dag van vandaag.
Wereldreiziger Leopold
Leopold II
De Kongo was een project van Leopold II zelf. Nog vóór hij formeel de tweede koning van de Belgen werd, in december 1865, verkondigde hij luid en duidelijk hoe belangrijk het was dat zijn land kolonies moest hebben. Het grondgebied van onze zuiderburen, sinds 1839 formeel los van Nederland, stelde niet veel voor, vond hij. Om überhaupt bestaansrecht te hebben moest je de baas kunnen spelen in andere gebieden op aarde. Dat deden de Nederlanders, Britten, Fransen, Spanjaarden en Portugezen ook. Als kroonprins van België maakte Leopold grote reizen over de wereld, tot in ver in Azië toe.
Op 17 maart 1861 schreef Leopold met eigen hand: “Het is tijd om op een praktische manier te beginnen met België een kolonie te bezorgen. Men moet nu een genootschap voor de verkenning van het Verre Oosten tot stand brengen, met als doel de Belgische industrie kansen te bieden voor de afzetmarkten in China, Japan en Vietnam. Wij zullen een Belgische manier bedenken om op één lijn te komen met Frankrijk en Engeland.
Als er plaats voor is zullen wij ons mengen in de omverwerping van het Oosten. Eventueel zullen wij samenwerken met de Fransen. Maar in elk geval zullen de Belgen er voor moeten zorgen dat hun vaderland een deel kan pakken van de buit van de keizerrijken die daarginds zullen ineenstorten”.
Het kon Leopold weinig schelen waar de Belgen het voor het zeggen zouden krijgen in de wereld. Hij zag bijvoorbeeld mogelijkheden in Japan en China, en op de Filipijnen. Maar tot zijn verdriet voelden de onderdanen van zijn vader (Leopold I), vanaf 1865 zijn eigen onderdanen, weinig of niets voor die ideeën.
Kerk en staat
De katholieke kerk greep de geboden kansen wel. Toen China dankzij de ‘ongelijke verdragen’ van 1860 open kwam te liggen stimuleerde Rome het missiewerk in het gebied waar voortaan honderden miljoenen heidenen bekeerd konden worden. Honderdvijftig jaar geleden, in 1862, werd de missie van Scheut gesticht. Die was uitsluitend gericht op China. De stichter, Theophile Verbist, vond bij Leopold volop gehoor. Voordat hij en de eerste missionarissen naar China vertrokken werd hij door de kroonprins nog in audiëntie ontvangen.
Verbists opvolger, Frans Vranckx, was eveneens welkom aan het Belgische hof. Aan de paters in China schreef hij in 1876: “Ik was uitgenodigd voor een diner te Laken, in het gezelschap van Ferdinand de Lesseps en andere beroemdheden. Na het diner heeft de koning gedurende lange tijd met me gesproken, onder vier ogen, om me van zijn plannen op de hoogte te brengen”.
De contacten tussen de missie van Scheut en Leopold werden steeds steviger en informeler. De koning en koningin van België kwamen wel eens in het missiehuis op bezoek, soms zelfs onaangekondigd. “Ik bewonder uw missionarissen, ze doen echte wonderen”, liet hij zich ten opzichte van Vranckx ontvallen.
Scheut werd stapje voor stapje klaargestoomd voor de Afrikaanse plannen van Leopold.
Monument voor Ferdinand de Lesseps, ingang Suez-kanaal
Jeroom Van Aertselaer
In 1887 werd Jeroom Van Aertselaer de nieuwe algemeen overste van de congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria. De voormalige missionaris had tijdens zijn verblijf in China ervaren hoe moeilijk de machtsverhoudingen lagen tussen de paters in Azië en de thuisbasis in België. Moesten de essentiële beslissingen in Europa of in China genomen worden, dat was de vraag.
Toen hij zich eenmaal in België gevestigd had was het voor hem niet moeilijk die vraag te beantwoorden.
Ook Van Aertselaer werd door de koning in vertrouwen genomen. Leopold had eindelijk bereikt wat hij wilde bereiken – een eigen gebied elders in de wereld. In het hartje van Afrika. Het was, bij wijze van spreken, de enige plek in de wereld waar Leopold nog nooit geweest was. Maar dat was niet van belang. De koning had het voor elkaar, met of zonder steun van zijn landgenoten.
Nu ging het erom Belgen op te trommelen ten einde de kolonisatie van de Kongo te ondersteunen. Leopold en de nieuwe algemeen overste wisten elkaar te vinden. Van Aertselaer zou het missiegebied van Scheut uitbreiden met het ‘landgoed’ van de koning. In ruil daarvoor kreeg de Belgische missie de volledige erkenning van Leopold. Dat hield onder andere financiële steun in, bijvoorbeeld door middel van officiële collectes.
Het was wat we tegenwoordig een win-win-overeenkomst noemen. Iedereen werd er beter van. Behalve de ‘oude’ missionarissen in China. Die voelden zich gepasseerd. Bovendien waren er toch al te weinig Belgische paters in de missie daar. Het tekort zou alleen nog maar toenemen.
Van Aertselaer kon het weinig schelen. Door in te gaan op de wensen van de Belgische koning vergrootte hij zijn eigen machtsbasis als algemeen overste. De missiebisschoppen hadden weinig meer in te brengen.
In 1888 naar Afrika
In 1991 legden de Belgische missionarissen hun eigen geschiedenis vast in het boek Scheut vroeger en nu. Daarin valt een en ander te lezen hoe het de eerste paters verging. Onder leiding van Albert Gueluy vertrokken ze op 26 augustus 1888 uit de haven van Antwerpen. “Het was de eerste zondag na het octaaf van Maria Hemelvaart, de feestdag van het Onbevlekt Hart van Maria. Voor de missionarissen was dat een gunstig voorteken. Op 19 september legde de Africa aan de monding van de Kongostroom aan. Twee dagen later gingen de Scheutisten aan land”.
Opvallend is dat twee van de vier eerste missionarissen nog niet eens formeel tot de congregatie waren toegelaten. Ze zaten nog in hun novitiaat. Het moest allemaal snel gebeuren. Onervarenheid was dus troef. Dat gold op allerlei terreinen.
Gevaarlijke ziektes als malaria en de slaapziekte waren aan de orde van de dag. Gueluy werd meteen geveld bij aankomst.
In de geschiedschrijving is te lezen: “De eerste Scheutisten hadden geen voldoende kennis van het tropisch klimaat en zijn gevaren. Zij wisten ook niet welke voorzorgen zij moesten nemen. Daar zij ook hun krachten niet spaarden, zouden zij weldra de weerslag ondervinden van de ruwe omstandigheden waarin ze leefden en reisden. Een groep Belgische paters vertrok op 10 juli 1890 in Bordeaux. Die werd flink beproefd. Bracq stierf bij aankomst in Leopoldstad, Bourdeaud’huy op 23 april 1891. De paters Garmyn en De Backer overleden in 1892 aan dodelijke koortsen. Huberlant, niet tijdig gerepatrieerd, overleed in 1893 in Scheut. Missionaris De Wilde hield het nog vijf jaar uit, maar bezweek op 2 april 1896”.
Het besluit van de algemeen overste om de Belgische koning te steunen had heel wat sterfgevallen tot gevolg.
Overleven
“Overleven werd een eerste noodzaak voor de pioniers. De eerste tien jaren vertrokken 45 Scheutisten naar de Kongo (36 paters en negen broeders). Twaalf van hen overleden voortijdig. Dat was een groot verlies. Deze missionarissen begonnen juist de inlandse talen te beheersen. Dat was een onontbeerlijk middel om toegang te krijgen tot het hart en de geest van de verschillende volksstammen”.
Slavenkinderen kopen
Het door de Scheutisten geschreven boek geeft interessante informatie over de aanpak van de eerste paters. “Zij begonnen hun missiewerk met het opvangen van slavenkinderen. Die werden naar hen gebracht door handelsagenten of staatsbeambten. Bij gelegenheid kochten zij zelf jongens en meisjes met het gevaar door de bevolking als slavenhandelaars beschouwd te worden. Het merendeel van deze kinderen was nog geen tien jaar oud. Zij waren aan hun dorp ontrukt bij razzia’s van slavendrijvers, ofwel verkocht door hun meester omdat ze te zwak of ziek waren. Dat was het gewoonterecht in de streek.
Andere kinderen waren in 1892-1893 ‘bevrijd’ van Arabieren in het oosten van het land. Meestal kwamen ze zo uitgeput aan op de missie dat ze vlug na hun aankomst bezweken. Te meer omdat ze, afgesneden van de zorg en bescherming van hun familie, niet over de psychische veerkracht beschikten om te overleven.
In het missiedorp Berghe-Sinte-Maria werden in het register tussen 1889 en 1900 meer dan 500 sterfgevallen vastgelegd. Vooral de laatste drie jaar was dat te wijten aan de slaapziekte. Vanaf 1894 vestigden de Zusters van Liefde van Gent zich in Berghe. Ook hun toewijding was niet bij machte de epidemie onder controle te krijgen”.
De kinderen werden bij aankomst snel gedoopt. Vervolgens gingen ze dood. “De missionaris kon niet anders doen dan noteren: Plaats van oorsprong en ouders onbekend”.
In de ogen van de Belgische paters, broeders en zusters waren ze echter op tijd gered.
Lange termijn
De missie van Scheut had een plan op lange termijn. “Het was de bedoeling van de missionarissen met de overlevenden christelijke families en dorpen te stichten. Op 7 maart 1893 had het huwelijk plaats van de eerste twee echtparen. Het waren wezen die op de missie een onderkomen gevonden hadden. De volgende vijf jaren kwamen daar nog 39 huwelijken bij. Zo ontstond ter plaatse een christendorp”.
Er kwam voor de Scheutisten echter geen einde aan alle tegenslagen. “De toestand werd in 1900 onhoudbaar. De missionarissen moesten Berghe-Sinte-Maria noodgedwongen verlaten. De overlevende kinderen werden per boot naar een andere missiepost overgebracht”.
Wat de bekeerlingen er zelf van vonden kwam niet aan de orde.
De Belgische geestelijken gaven de nieuwe plek in het hartje van Afrika de naam Nieuw-Antwerpen.
De problemen waren voorlopig nog niet opgelost. Het zou nog lang duren voor de Kongo een beschaafd land werd. Als het dat, volgens onze criteria tenminste, ooit geworden is.
Harry Knipschild
18 september 2018, 2 juni 2012
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website www.katholiek.nl
- Raadplegingen: 7292