41 - Katholieken op kruistocht naar het Midden-Oosten
Als je tegenwoordig met mensen praat over de kruisvaarders, hoor je al snel kritiek. Zulke lieve mensen waren het niet. Ze hebben duizend jaar geleden heel wat gemoord en vernield in het Midden-Oosten. Hadden ze wel iets te zoeken in die streek waar de muzelmannen (moslims) het sinds enkele eeuwen nu eenmaal voor het zeggen hadden?
Deze nieuwe mening is voor een belangrijk gedeelte het gevolg van het verschijnen, in 1984, van ‘Rovers, christenhonden, vrouwenschenners’. De kruistochten in Arabische kronieken. Het werd geschreven door Amin Maalouf, geboren in Libanon (1949) en sinds 1976 woonachtig in Frankrijk. De titel van het boek is volstrekt duidelijk.
Maalouf ging nagenoeg volledig voorbij aan de manier waarop de christenen het in die tijd beleefden. Hij bekeek de tochten naar Jeruzalem uitsluitend vanuit de bronnen in het Midden-Oosten. Daar had men, zo bleek, weinig bewondering voor de West-Europeanen die naar het Heilige Land trokken.

Oproep van Gregorius VII (1074)
Het boek van Maalouf was aanleiding om opnieuw te lezen in het boek dat ik in Maastricht op het katholieke Henric van Veldeke-college moest bestuderen voor het vak geschiedenis. De auteur was H.G.M. Wigman. Deel II van De geschiedenis van de mensheid (1957) behandelde de Middeleeuwen.
De historicus baseerde zich bij het schrijven van zijn teksten mede op het Handboek der Kerkgeschiedenis, geschreven door kardinaal De Jong. Uit dat boek citeerde hij uit de ‘zendbrief’ die paus Gregorius VII (r. 1073-1085) in het jaar 1074 liet verspreiden: “Wij hebben van verschillende kanten vernomen, dat de kracht van het heidendom [islam] tegen het christenvolk steeds toeneemt, dat zij heel Klein-Azië al veroverd hebben en nu verdrukken en dat zij vele duizenden christenen als vee gedood hebben. Welnu, laten de westerlingen hun leven voor de verlossing hunner broeders wagen”.
Gregorius’ bedoeling, aldus kardinaal De Jong, was om zelf aan het hoofd van een leger van 50.000 man naar het Midden-Oosten te trekken.
Bij een illustratie legde Wigman uit: “Pelgrimstochten en bedevaarten kwamen in de Middeleeuwen veelvuldig voor. Waren van ouds de plaatsen van het leven en lijden van Christus zeer heilig en druk bezocht, later werden ook de graven der apostelen Petrus en Paulus te Rome, van Sint Jacobus (Santiago) te Compostella in Spanje druk bezochte bedevaartsoorden. Dikwijls werd ook door de kerkelijke en wereldlijke rechter een bedevaart als boete of straf opgelegd en daarbij aan zeer strenge voorwaarden gebonden. Men ging te voet, in een eenvoudig pelgrimsgewaad, en reisde zo armoedig mogelijk”.
In het geschiedenisboek werden de omstandigheden uitgelegd op basis waarvan de kruistochten tot stand kwamen. “Omstreeks 1050 kwamen vanuit het oosten de Seldsjoeken opzetten, een Turkse stam, welke zich tot de islam bekeerde. Zij veroverden een belangrijk gedeelte van het oosters kalifaat en bezielden de andere mohammedanen met nieuw vuur, zodat deze overal een aanval deden op het christendom”.
Grote delen van Europa, waaronder bijvoorbeeld van Spanje en Portugal, waren in handen van de muzelmannen gekomen. Amin Maalouf liet hierover in de tekst van zijn boek weinig merken.
“Terecht zagen de christenen hierin een dreigend gevaar, en zo ontbrandde wederom een felle langdurige strijd tussen het christendom en islam in de vorm van de kruistochten. Dat waren expedities ter ere Gods, met als hoofddoel de verdediging van de christenheid en tevens de verovering van het Heilige Land; dus een godsdienstige beweging, waarin vooral het grote geloof, de godsdienstzin en de geringe waarde, welke de middeleeuwse mens aan het leven hechtte, tot uiting kwamen, al gingen ook zeer velen mee uit zucht naar avontuur.
Daar nu in de laatste tijd de pelgrims in het Heilig Land herhaaldelijk waren mishandeld en daar bovendien de Byzantijnse keizer [in het huidige Istanboel] om hulp smeekte, nam paus Urbanus II de zaak krachtig ter hand, om een kruistocht te prediken”.
Urbanus II houdt redevoering in Clermont-Ferrand (1095)

Urbanus II in Clermont-Ferrand
Urbanus II (r. 1088-1099), aldus Wigman, trok persoonlijk predikend rond door Italië en Zuid-Frankrijk. Bovendien zond hij predikers uit om alle christenen, van hoog tot laag, met geestdrift voor de heilige oorlog te bezielen.
Opnieuw citeerde de schrijver uit het handboek van kardinaal De Jong bij het afdrukken van de tekst die Urbanus II in 1095 uitsprak in de Franse stad Clermont-Ferrand:
“Turken en Arabieren hebben de christenlanden in Klein-Azië reeds bezet, de Hellespont bereikt en het Byzantijnse leger verslagen. Als het zo doorgaat, zullen zij in nog veel verdere uitgestrektheid de gelovigen Gods overweldigen. Nu beoorlogen de Turken en Saracenen [moslims] dit gedeelte der wereld; Spanje en de Balearen [o.a. Majorca en Ibiza] hebben zij reeds 300 jaren in bezit.
Weet gij dan niet, gij Duitsers, Saksers, Polen, Bohemen, Hongaren, ofschoon gij de Turken en Saracenen nooit in uw midden hebt zien woeden, door hoe geringe zeeëngten en rivieren zij slechts van u verwijderd zijn? Als gij dit nu goed ziet en beschouwt datgene, wat voor uw ogen open en bloot ligt, als gij dan niet uittrekt om de Turken en Saracenen te weerstaan, zo zult gij dit volk binnenkort op U zien losstormen. De christenheid is reeds teruggedrongen tot slechts een klein gedeelte der wereld en dagelijks zien wij het gevaar toenemen, dat zij geheel ten onder gaat.
Komt christenen, verloochent u zelven, neemt het kruis op en volg mij”.

bordje in Clermont-Ferrand onder monument ter herinnering aan Urbanus II (foto Margaretha Suman, 17 september 2009)
Kruistochten naar het Midden-Oosten komen op gang
Voor de katholieke scholieren in 1957 had Wigman goed nieuws. “Zeer velen lieten zich het rode kruis op de rechterschouder hechten en deden de gelofte ter kruisvaart te gaan”.
Op de vraag ‘hoeveel dan?’ gaf hij als antwoord: “Nauwkeurige en betrouwbare gegevens hebben wij niet. Alleen schattingen zijn mogelijk. Zo worden de hoofdlegers van de eerste kruistocht op ruim 200.000 man geschat, waarbij later nog nieuwe troepen werden aangevoerd”.
Volgens de historicus kwam de ‘grote trek’ al in 1095 op gang. “Grote troepen ongewapenden gingen reeds ongeduldig vooruit, maar zij kwamen natuurlijk om voordat zij het Heilig Land bereikten.
In 1096 echter trokken verschillende legers vanuit Frankrijk, Italië, Duitsland en de Nederlanden naar het verzamelpunt Constantinopel [sinds 1453: Istanboel]. Het waren meest ridders, goed gewapend en met vechtlust bezield”.
Koningen, natuurlijke leiders, waren tijdens de eerste kruistocht niet van de partij. Dat gaf problemen. “Vorsten gingen niet mee. Twisten met de Byzantijnen, gebrek aan leiding, verdeeldheid onder de aanvoerders, veroorzaakten aanvankelijk ernstige moeilijkheden. Maar al spoedig kreeg de dappere Godfried van Bouillon, hertog van Lotharingen, grote invloed, waardoor er eenheid kwam onder de kruisvaarders. Deze nu zetten door, trotseerden de brandende hitte van de dorre vlakten in Klein-Azië [Turkije], verdroegen de grootste ontberingen en vochten als leeuwen”.
Het succes, het doel, voor de eerste kruisvaarders kwam in zicht. “Edessa [in Turkije] werd veroverd en vervolgens Antiochië [Antakya, op de grens van Turkije, Libanon en Syrië]. De aanstormende Seldsjoeken konden de dappere kruisvaarders niet tegenhouden. Na een moeilijke tocht, na zware verliezen, was eindelijk Jeruzalem in zicht. De stad werd belegerd en in de zomer van 1099 schalde het vreugdevolle nieuws door de christenlanden, dat de Heilige Stad in het bezit was van de christenen”.
Het doel (tijdelijk) bereikt (1099)

Godfried van Bouillon voor de muren van Jeruzalem
Wat nu? Er was immers geen Europese koning, keizer of paus bij de hand.
“Om dit prachtige resultaat te behouden werden de veroverde gebieden als westerse staatjes georganiseerd. Zo werd tot vorst van Jeruzalem gekozen Godfried van Bouillon, die de titel aannam van beschermer van het Heilig Graf. Zijn opvolger echter noemde zich koning van Jeruzalem. Naast dit koninkrijk ontstonden nog drie andere staten: Antiochië, Edessa en Tripoli [Libanon]”.
De kruisvaarders beseften dat zij iets moesten doen om de status quo te handhaven. “Voor de verdediging zorgden vooral de geestelijke ridderorden der Johannieters, Tempeliers en Duitse Orde. Deze geestelijke ridderorden waren een combinatie van monniken en ridders. Ze stonden direct onder de paus”.
Het vervolg
Ondanks de aanwezigheid van ‘monniken met wapens’ was het moeilijk om de bezetting, zo ver weg van Europa, in stand te houden. “Enkele jaren later, in 1144, behaalde de Seldjoeken het eerste succes: de verovering van Edessa. Tevens bedreigden zij de andere christenstaatjes”.
Wat kon de paus anders doen dan oproepen tot een nieuwe kruistocht? “Wederom werd door de paus een kruistocht georganiseerd. Die werd gepredikt door Sint Bernardus van Clairvaux” [een Franse Cisterciënzer monnik, 1090-1153]. De paus zette aflaten in om gelovigen over de streep te trekken. Volgens de overleveringen vonden er wonderen plaats overal waar de ‘heilige’ zijn werk deed.
“Bernardus trok door Frankrijk, Duitsland en het zuiden van ons land en wist bij zeer velen geestdrift te wekken, zelfs bij de twee vorsten Lodewijk VII van Frankrijk en Koenraad III van het Duitse Rijk. Beiden trokken aan het hoofd van een leger langs de Donau naar Constantinopel. In Klein-Azië werden de kruisvaarders echter door de Seldsjoeken teruggeslagen, zodat de tocht jammerlijk mislukte.
Steeds moeilijker werd nu de toestand van de christenen in Palestina. Omstreeks 1180 vormden de mohammedanen weer een geweldige macht onder Saladin, de Egyptische sultan, die zelfs in 1187 Jeruzalem veroverde”.
De kruistochten van de vorsten
De vorsten van Europa gingen zich met de kruistochten bemoeien. Een politiek steekspel bleef niet uit. “De verovering van Jeruzalem door Saladin veroorzaakte een schok door christelijk Europa. Wederom weerklonk de oproep van de paus. Overal werd vrede gesloten, overal werden toebereidselen voor de tocht gemaakt. In 1189 trokken de drie vorsten van Duitsland, Frankrijk en Engeland afzonderlijk [! HK] ter kruistocht.
Het eerst trok [de Duitse] keizer Barbarossa op, aan het hoofd van een klein, doch goed uitgerust leger van 20.000 man, waaronder graaf Floris III van Holland, Otto van Gelre, Dirk van Kleef e.a.. Over de landweg bereikte hij Constantinopel, stak vandaar over naar Klein-Azië, veroverde een groot gedeelte van Iconium, maar verdronk toen in de Salef [zuidelijk Turkije]. Geen grotere ramp had de kruisvaarders kunnen treffen en daardoor keerde een aanzienlijk leger terug.
Over zee kwamen Philips II Augustus [van Frankrijk] en Richard Leeuwenhart [Engeland]. Tussen beide ontstond echter spoedig onenigheid, waardoor de Franse koning terugkeerde om van de afwezigheid van de Engelse koning te profiteren. Jeruzalem werd niet heroverd. Het resultaat van de door Leeuwenhart zo prachtig georganiseerde tocht was zeer gering”.
Langzaam maar zeker verzandden de kruistochten. “Er werd met sultan Saladin nog een verdrag gesloten waarbij de christenpelgrims vrije toegang kregen tot het Heilig Graf te Jeruzalem”.
Was het daar dan niet allemaal om begonnen?

christelijke vs islamitische strijders
Arabische beschaving in het Westen
Aan het einde van zijn boek over de ‘rovers, christenhonden en vrouwenschenners’ zette Amin Maalouf uiteen hoeveel voordelen het Westen aan de kruistochten en de contacten met de moslims had overgehouden.
“Overal, van Syrië tot aan Spanje of Sicilië gingen de Franken [Europeanen] naar Arabische scholen. Wat zij daar leerden was onmisbaar voor hun latere ontwikkeling. De erfenis van de Griekse beschaving werd namelijk uitsluitend en alleen door de Arabieren, als vertalers en voortzetters, aan West-Europa doorgegeven. Ook op het gebied van de geneeskunde, astrologie, chemie, geografie, wiskunde en architectuur moesten de Franken hun kennis opdoen uit Arabische boeken die zij lazen, overschreven en becommentarieerden. Heel wat woorden getuigen hier nog van: zenit, azimut, algebra, algoritme, zelfs ‘cijfer’.
Wat de industrie betreft, de Europeanen hebben het Arabische procédé voor het maken van papier, de leerbewerking, de vervaardiging van stoffen en de distillatie van alcohol en suiker (overigens nog twee woorden van Arabische oorsprong) overgenomen en verbeterd. En ook de Europese land- en tuinbouw werd door het contact met het Oosten verrijkt: abrikozen, sinaasappelen, watermeloenen... de lijst met Arabische woorden is schier oneindig”.
Eind goed, al goed dus, zou je bijna denken...
Harry Knipschild
19 september 2013, 30 december 2016
Clips:
Dit artikel werd eerder geplaatst op de website www.katholiek.nl
- Raadplegingen: 9362