277 - Frank Farian, producer van popmuziek
Bij het opnemen van populaire muziek speelde een producer aanvankelijk geen rol. Muziek moest gewoon zo goed mogelijk worden vastgelegd op een plaat van was of een tape. Een technicus of A&R-man van de platenmaatschappij had de leiding. Alle muziek werd gelijktijdig opgenomen. Ging er iets mis bij de opname dan deed men het gewoon over, totdat alles naar wens was.
Door de ontwikkeling van de techniek, zoals meer sporen, speelde de opname-leider vaak een essentiële rol. Er kwamen steeds meer mogelijkheden om muziek vast te leggen en eventueel te corrigeren. De techniek werd soms even belangrijk als of belangrijker dan de muziek zelf. Een van de eerste producers die in extenso en met bijbehorend succes experimenteerde was de Amerikaan Phil Spector. Dat was nogal logisch – popmuziek kwam nu eenmaal oorspronkelijk uit de VS.
In Amerika was het niet gek als de vokalisten niet zelf hun stem instrumentaal begeleidden. Phil Spector gebruikte sessiemuzikanten. Bij opnamen van bijvoorbeeld de Beach Boys, Byrds en allerlei Motown-groepen ging het eveneens op die manier. Dat was volkomen acceptabel, behalve als de muziek een ‘commercieel’ karakter had. Nog steeds worden bijvoorbeeld de Monkees aangekondigd als de groep die niet zelf zijn eigen instrumenten bespeelde. Alsof zij een uitzondering waren. De werkelijkheid was anders.
Ook in Engeland pasten producers de Amerikaanse techniek toe. Een aardig voorbeeld was ‘Everlasting Love’ van de Love Affair. Toen achteraf bleek dat alleen de zanger op die succesvolle en commerciële Britse nummer één-hit van de partij was geweest veroorzaakte dat een groot schandaal.
Nog negatiever was het commentaar toen ook producers van het Europese continent op die manier te werk gingen. Vooral als een Duitser miljoenen platen verkocht door te doen wat elders niet ongebruikelijk was. Die man heette Franz Reuther en was op 18 juli 1941 geboren in het West-Duitse Kirn. Hij werd bekend, berucht, onder het pseudoniem Frank Farian. Als er één producer was die door de geschreven media onderuit gehaald werd was het die zelfde Frank Farian, die in heel Europa met Boney M. scoorde.
Wat Farian deed ‘mocht niet’. Waarom niet? Omdat hij de muziek produceerde die (te) veel mensen mooi vonden? En ook nog eens uit (West)-Duitsland kwam?
Lodewijk Rijff constateerde in 1979: “Negenennegentig procent van de rockscribenten haalt de neus op wanneer de naam Boney M. valt. In de vakpers worden de verrichtingen van dit notoire gezelschap slechts met hoongelach begroet en vervolgens aan flarden geschreven”.
Een vreemde opmerking zou je kunnen zeggen. Waarom een groep als Boney M. laten beoordelen door een rockscribent? Een vegetariër laat je niet de kwaliteit van biefstuk testen.
Op bezoek bij Frank Farian in Braunfels
Frank Farian in Braunfels, 1979
Een redacteur van het maandblad Muziek Expres ging in 1979 op bezoek bij Farian en schreef er een artikel over. In de inleiding werd de toon meteen gezet. “Frank Farian, Duitslands hitmaker nummer één, heeft een ronduit slechte reputatie. Boney M. heeft het absolute topje van de pop-ijsberg bereikt. Nog geen enkele keer heeft het Duitse kwartet een ‘zeperd’ gehaald op platengebied. De man die voor dat succes verantwoordelijk is, heet Frank Farian”.
De popjournalist vond niet dat hij enthousiast ontvangen werd in diens ‘peperdure zomerhuis’ aan de Starweg in Braunfels. Dat zag er verlaten uit toen hij arriveerde. “Dichte luiken maken het insluipers niet al te gemakkelijk en het bordje ‘Achtung. Hund!’ moet de rest doen”. De sfeer was getekend.
De man van ME was echter gestopt op het verkeerde adres. Dichtbij was een identiek zomerhuisje, met in de kelder een 24 sporen-studio. “Een investering van een klein miljoen, schatten we”. Farian bezat tevens een (te dure?) Porsche, kon je lezen.
De moeder van de producer ving de bezoeker uit Nederland op. Ze werd omschreven als ‘een gedrongen Duits vrouwtje’ dat ‘Sauberkeit’ hoog in het vaandel had geschreven. “Moederlief stond met de stofdoek te zwaaien”. Gastvrij was ze niet. “Buiten een waterig kopje koffie zagen mijn fotograaf en ik niets meer”.
Het tweetal kreeg de gelegenheid het huis te verkennen. ‘Moeder Farian’ liep met haar stofdoek achter de buitenlandse bezoekers aan. “Het staat bol van het antiek met een 17-eeuwse Chinese kast als onbetwiste uitschieter”.
En passant kreeg ME een en ander te horen over de familie Reuther. “Wij zijn geen familie van dat persbureau. Franz [Frank] is mijn jongste zoon. Zijn oudere broer werkt bij de posterijen en zijn zus boert goed in de zakenwereld”. Zichtbaar aangedaan vertelde de moeder van de producer over haar overleden echtgenoot: “Mein Mann ist gefallen am Ostfront. Franz heeft zijn vader nooit gekend. En andersom ook niet. Ja, dat is nu eenmaal het noodlot”.
Frank Farian vertelt
Farian legde vervolgens zelf uit dat hij al sinds 1962 actief in de muziek was. Zijn grote liefde was zwarte muziek, Otis Redding, de Drifters, dat soort artiesten. “Maar er was hier in Duitsland geen markt voor te vinden”.
Omdat Frank nu eenmaal besloten had de muziek in te gaan, deed hij waar je je brood mee kon verdienen – hij werd zanger van Duitse schlagers. In 1973 had hij zijn eerste hitje met ‘So muss Liebe sein’. In 1976 bereikte zijn versie van ‘Rocky’ de bovenste plaats in de Duitse hitlijsten, gevolgd door ‘Spring über deinen Schatten, Tommy’ en ‘Sie war erst 17’. Farian manifesteerde zich bij die gelegenheid tevens als producent, investeerde in eigen producties. Omdat Frank op die manier de rechten in eigen hand hield verdiende hij veel geld toen het succes hem toelachte na jaren van ploeteren. “Ik kan er goed van leven’, legde hij uit.
Farian: “Zonder popmuziek kon ik niet”. Een van zijn pop-acts als producent was Boney M. “‘Baby do you wanna bump’ werd een grote hit. Het eerst in Nederland. Prima land. Op commercieel gebied dan. Jullie zijn een soort doorvoerhaven. Een Engelse plaat, die in Nederland een hit wordt, komt ook op de Duitse hitparade”.
Terwijl de redacteur van ME met de producer in gesprek was, werd er in de studio gewerkt. Liz Mitchell en Marcia Bennett waren bezig nieuwe Boney M.-liedjes in te zingen. Aan de bezoekers werd nog eens duidelijk gemaakt dat de Nederlander Bobby Farrell geen rol speelde in dat stadium. Liz: “Die is met vakantie. Met zingen hebben we hem niet nodig”.
Frank Farian met Boney M.
Een discussie over dat heikele onderwerp riep agressie op bij Frank Farian. “Weet je dat ik zo langzamerhand doodziek van dat soort vraagjes word. Altijd weer dat gezeik over Bobby. Wat kan jullie dat nou schelen? Het eindprodukt is toch het allerbelangrijkste?
Trouwens, je hebt me nooit horen beweren dat Bobby op onze platen zingt. Ik heb altijd gezegd, dat Boney M. uit vijf man bestaat. Daar hoor ik bij, ja. Ik zing de mannenstem [op de platen] en Marcia en Liz zorgen voor de vrouwelijke vokalen. Bobby zingt wel op de bühne. Dat klinkt weliswaar minder, maar dat is logisch bij een live-optreden.
Kijk, ik kan ook zelf mee het toneel opgaan. Maar toevallig heb ik dat gedeelte van het vak wel gezien. Ik zit vanaf 1962 in deze sector te rommelen en dan komt optreden je zo langzamerhand de strot uit. Op mij moet je nooit rekenen in de zaal. Daar heb ik m’n mensen voor”.
De toon van het gesprek werd er niet vriendelijker op. Dat kon de bezoeker niet schelen. Hij greep zijn kans. “Hoe zit het eigenlijk met dat gapwerk van je? Zoals ‘Rivers of Babylon’”?
Die Boney M.-productie had in heel Europa, zelfs bij de Britten, de nummer één positie bereikt. Alleen Amerika liet het opnieuw afweten.
In Muziek Expres was te lezen: “Frank Farian vertrok geen spier. Na een korte pauze antwoordde hij: ‘De mensen zijn gewoon jaloers. Ja, daar horen jullie van de pers ook bij. ‘Rivers of Babylon’ is geen gap-werk. Ik heb m’n naam er onder gezet, omdat het nummer rechtenvrij was. Kijk, ik heb geen geld te vergeven. Als niemand de rechten opeist doe ik dat. Zo simpel ligt het. En bovendien, ik heb de nodige veranderingen aangebracht. En juist daardoor is het een hit geworden.
Er waren op een geven moment vier versies in omloop, maar de mijne werd een hit. Mag ik dan alsjeblieft zelf de centen opstrijken? Jullie moeten niet zo zeuren. Geef gewoon toe, dat je het stom vindt, dat je zelf niet op het idee bent gekomen’.
Frank pauzeerde, wachtte de uitwerking van zijn woorden af. Toen een reactie uitbleef vervolgde hij: ‘Heb ik gelijk of niet? In de popwereld heb je geen vrienden. Je hebt hooguit mensen, die beter van je willen worden. Iedereen vindt me een afschuwelijke knaap, maar in m’n gezicht doen ze poeslief en aardig. Kan ze altijd nog eens van pas komen, denken ze. Maar ik trap daar niet in. Ik heb te lang door de stront gekropen om dit te bereiken’”.
Amerika
De verslaggever van Muziek Expres ging door met het stellen van prikkelende vragen. Boney M. had al jaren grote hits als ‘Daddy Cool’, Sunny’, ‘Ma Baker’, ‘Rasputin’ enzovoort. Maar niet in de VS, het land met het grootste afzetgebied voor grammofoonplaten.
“Amerika gaat niet zo best”, stelde de popjournalist.
Farian ging meteen in de verdediging. “Amerika? Amerika is oninteressant. Met Boney M. bestrijk ik zo’n beetje de hele wereldmarkt. Europa, Japan, Australië, Zuid-Amerika. Al die gigantische verkoopterreinen liggen aan m’n voeten. Moet ik me dan druk maken over Amerika?
Want in wezen betekent een doorbraak in Amerika voor Boney M. het bijstellen van het geluid. Waardoor ik het risico loop al die andere landen te verliezen. Nee, van Amerika lig ik niet wakker”.
Dat was geen slechte redenering. Farian had een act opgebouwd die goed was voor vele miljoenen platen. Als hij met Boney M. een ander soort producties zou maken, gericht op een mogelijke afzet in de VS, was het niet ondenkbaar dat het succes elders in de wereld zou verdwijnen. Daar paste hij voor en misschien wel terecht.
Van de verdediging ging de producer over in de aanval. “Sinds wanneer hebben de Yankees smaak?”
Zo eenvoudig was het niet. ME: “Toch doe je het nodige aan promotie in Amerika?”
Het zat anders in elkaar volgens Frank: “Dat doe ik niet, dat doet mijn platenmaatschappij. Die knapen hopen met een spierinkje een kabeljauw te vangen. Van mij mogen ze. Als de doorbraak daar is, ga ik wel weer aan de kassa zitten”.
Verklaring van het succes
De redacteur onderbrak het betoog van de Duitser. “Wat bedoel je met dat laatste?”
Farian had nagedacht: “Niemand kan een hit voorspellen. Steeds weer reageert het publiek anders dan je verwacht. Je kijkt ongelovig, maar het is waar wat ik zeg. Toevallig heb ik nog steeds goed gegokt met Boney M. Maar dat is puur geluk. En eigenlijk is het ook griezelig. Steeds weer denk ik, dat ik m’n laatste hit heb gemaakt. En dan blijkt de opvolger toch weer te verkopen. Het publiek blijkt iedere keer opnieuw een magische factor. Je kunt het echt niet voorspellen”.
De producer legde vervolgens uit op welke manier hij tot zijn aanpak gekomen was. “In de studio kun je nooit een hit maken. Het publiek maakt die hit voor jou. Je kunt alleen maar proberen zo dicht mogelijk op de smaak van het publiek te gaan zitten. Dat kan door steeds weer opnieuw naar het publiek te luisteren.
Ik breng dagen in discotheken door. Luister steeds naar dezelfde platen. En ik heb het geluk dat ik vroeger zelf op het podium heb gestaan. In een tijd dat je je kapot moest werken voor succes. Een onbekende zanger hoefde niet op medelijden te rekenen. Ik heb alles meegemaakt. Vandaar waarschijnlijk dat ik zo’n goede producer ben.
De mensen die in mijn vak het hoogste scoren hebben vaak zelf op de bühne gestaan. Ze kennen het klappen van de zweep. Weten hoe ze zo’n massa moeten bespelen. Maar dan nog is het natte vinger-werk. Je hebt namelijk ook nog te maken met modieuze factoren, met trends.
Vroeger was het visuele aspect onbelangrijk. Nu verkoop je daar juist platen mee. Met Boney M speel ik daarop in. We geven jaarlijks drie ton aan kleding uit. Niet omdat we het te gek vinden om er als malloten bij te lopen, maar gewoon omdat het publiek daarop ‘freakt’.
En verder streef ik naar perfectie. Als een basisband me niet bevalt, donder ik hem weg. Het geld interesseert me dan niet. Bij ‘Rivers of Babylon’ heb ik drie basis-tracks weggelazerd omdat ik ze toch niet goed vond.
Bij een elpee gaat het precies zo. Een gemiddelde pop-elpee kost in Duitsland 60 tot 80.000 mark. Voor Boney M. kom ik aan het kwart miljoen”.
Hans van Hemert, een Nederlandse Frank Farian?
Zoals gezegd, Farian was niet de enige producer die de volledige controle had over zijn producties en, zo nodig, de zangpartij in de studio voor zijn rekening nam.
In Nederland deed Hans van Hemert soortgelijke dingen. Aan Pim Scheerlings vertelde Hans: “Ik had de ambitie om te zingen en ik kon ’t ook vrij goed. Maar ik had geen ambitie om artiest te zijn. En ik wilde al helemaal niet op de bühne voor een band staan. Vanaf mijn negentiende heb ik zelf een band gehad: The Caps, en dat vond ik verschrikkelijk! Ik was altijd zo zenuwachtig als ik het toneel op moest. Ik ben meer iemand voor achter de schermen”.
Van Hemert legde uit hoe hij had ingegrepen bij popgroepen. Big Wheel in 1969 bijvoorbeeld. “Die hadden een hele goeie zanger, Cyriel Havermans. Hij was ook bassist als ik me goed herinner. Maar de zang werd niet wat er van verwacht werd. Ze wisten natuurlijk allemaal dat ik aardig kon zingen. Er kwam een delegatie van de band de controleruimte in. ‘De orkestband klinkt helemaal te gek, alleen de zang is minder’. Nou dan deed ik het maar want ik vond het zonde van die goeie orkestband”. Het resultaat: de hit ‘If I stay too long’.
Van Hemert: “Hetzelfde gebeurde met Groep 1850 [in 1967]. Die kwamen op een gegeven moment met z’n drieën binnen: ‘Hé Hans, niet om het een of ander hoor, maar kan jij het niet effe inzingen?’ Dus dan stond ik weer te galmen”.
De gang van zaken bij Boney M. was voor Hans nogal duidelijk. “Ik moest vreselijk lachen toen er in de Telegraaf een hele pagina Privé volstond over het feit dat Boney M. niet zelf zong. Een enorm schandaal! Dat was hun producer, Frank Farian. Maar ik heb me er geen moer van aangetrokken. Wat maakt het uit wie wat doet? Als het maar verkoopt”.
In 1977 lanceerde Hans van Hemert zijn eigen Boney M. Hans noemde zijn groep Veronica Unlimited. Met ‘What kind of dance is this’ bereikte hij de tweede plaats in de top 40. Op de tv zag je drie in Duitsland gehuurde fotomodellen. De geluidsband was ingezongen door Margriet Eshuys, Ingrid Kup en Sandra Reemer. Een echte opvolger kwam er evenwel niet.
Doris D. en de Pins kwamen eveneens ‘fabrieksmatig’ tot stand. In dit geval was Piet Souer de producer. ‘Shine Up’ haalde in 1980 de bovenste plaats in de top 40. Maar Frank Farian, de Duitser, werd het symbool van ‘onechte artiesten’.
Amerika (2): Milli Vanilli
Enkele jaren geleden zette Frank Farian een Engelstalige autobiografie van zichzelf op zijn website. Voor een groot gedeelte was dat een bevestiging van hetgeen hij in Muziek Expres in 1979 had laten afdrukken.
In het verhaal was te lezen dat Franz Reuther voorbestemd was om kok te worden. In Ettelbrück (Luxemburg) veranderde zijn leven. “Here, fate changed Franz’s name first to Frankie, and then to Frank. Then the transformation from cook to pop. The reason: Americans, Clubs, AFN. The Shadows, The Drifters. Anything that smelled of rock ’n’ roll. Presley, and later Bill Haley. On D-Day, the day of liberation, bands from the States played in the GI’s marquees.
Frank remembers a rock band, two guitars, bass and drums, playing in Luxembourg on the day General Patton came to D-Day. ‘From that second onwards, everything was different. Within a second, I was a freak. And forgot all about becoming a cook’”.
Farian had wel degelijk belangstelling voor de Amerikaanse muziekmarkt. In 1977 wist hij met de groep Eruption een 18de plaats in de Billboard-hitlijst te bereiken met ‘I can’t stand the rain’ (origineel van Ann Peebles). In zijn nieuwe studio (te Rosbach, Hessen) werkte hij naar eigen zeggen met artiesten als Stevie Wonder (‘I just called to say I love you’, 1982), Sydne Rome (1983), Terence Trent d’Arby (1984), Far Corporation (‘Stairway to Heaven’, 1985) en Meat Loaf (‘Blind Before I Stop’, 1986).
Stevie Wonder en Frank Farian
De autobiografie gaf 1988 en verder aan als het hoogtepunt van de carrière van de Duitse producer: “1988. Curtain up for the most ingenious pop puppet show: Milli Vanilli. With them, Farian cracks the hardest music market: for the first time, a German production made the number one spots in the charts with the single and album - with ‘Girl You Know It’s True’ for six weeks - only five stars had achieved this before Farian. The single and album ‘All Or Nothing’ go platinum in the USA”.
De echte zangers op de platen van Milli Vanilli waren Charles Shaw, Johnny Davis en Brad Howell.
“1989. Milli Vanilli leaves the competition behind: they sell 14 million albums and 8 million singles world-wide as well as getting gold and platinum records. In the USA they have three number-one singles in the Billboard Charts: ‘Baby Don’t Forget My Number’, ‘Blame It On The Rain’, ‘Girl I’m Gonna Miss You’.
Also in the USA: two number-one LPs in the Billboard Charts.
Frank Farian becomes the most successful producer in the USA. • Best Single Of The Year • Best New Act Soul • Best New Act Pop. At the Grammy presentation in L.A. at the end of January: Milli Vanilli receive the Grammy for Best New Act 1989.
1991. Frank Farian receives a diamond LP as a unique honour for the 10 platinum Milli Vanilli albums in Canada and is thus one of the most successful producers ever in pop history. By way of an interlude: the Milli Vanilli pair turn out to be vocal extras.
Milli Vanilli was actually a studio production. Despite Farian’s warning to the two showboys not to go on tour, it turned into a scandal. Farian had to donate 400,000 dollars to a good cause due to violation of the rules of competition. And the lawyers who took care of the lawsuit cost a further 3 million dollars”.
Frank Farian moest dus flink betalen om zijn hachje te redden.
Het schandaal
In een artikel in het vakblad Billboard schreef Thom Duffy dat Farian eigenaar was van de naam Milli Vanilli. Evenals Bobby Farrell bij Boney M. hadden Rob Pilatus en Fabrice Morvan geen noot gezongen op de hits. “Asked if the pair sang on Milli Vanilli’s debut album, Farian states flatly, No”.
Zingen wilden ze juist wel. Volgens Farian was dat voor hem de reden om Milli Vanilli te ‘ontbinden’. “Farian says a dispute over the duo’s role in his future productions led to this decision to shelve the Milli Vanilli name and concept. ‘Rob and Fab asked to sing on the next record and that’s something I cannot accept’”.
In het interview met Billboard vergeleek de producer zijn afscheid van het tweetal met een echtscheiding. “Farian says he chose to retire the Milli Vanilli name rather than cause future public confusion. ‘Otherwise people would still come and say, well, why aren’t Rob and Fab there anymore. I want to be honest and straightforward and say this is the concept now’”.
De Duitser gaf nog een andere draai aan het einde van Milli Vanilli. “Rob and Fab wanted to be successful just by themselves”. En zoals wel vaker bij het uiteenvallen van een relatie. “He wishes them the best of luck and success”.
Milli Vanilli, Frank Farian
Tijdens een persconferentie, november 1990, verklaarden Pilatus en Morvan dat zij hun producer ontslagen hadden, was te lezen in een Time-artikel. “They were Milli Vanilli: they were the ones who went on tour and shook their booties; they were the ones who accepted the Grammy last year for Best New Artist. They demanded to sing for themselves. When the producer remained adamant, they fired him”.
Uiteraard kreeg het tweetal de vraag voorgelegd hoe het allemaal gegaan was.
Ze hadden een pakt met de duivel gesloten, verklaarden ze in Los Angeles. Farian had hun duizenden dollars aangeboden om te doen wat hij voor ogen had. En zij konden dat geld goed gebruiken. Pilatus: “He and Morvan were living a marginal life in a Munich housing project when, in 1988, Farian offered each of them $4,000 (plus subsequent royalties) to be seen but not heard as Milli Vanilli”.
Ze konden moeilijk anders. “We just hope our fans understand that we were young, that we just wanted to live life the American way”.
Volgens het duo was Arista, hun platenmaatschappij, op de hoogte. “The boys say Arista president Clive Davis knew they didn’t sing on the album; Arista heatedly denies it”.
De twee artiesten wilden absoluut niet toegeven. Iedere bezoeker van de persconferentie kreeg een pakket mee. “Skeptical reporters received video and audio tapes of Pilatus and Morvan demonstrating their own singing, then goaded the duo into a 15-second version of ‘Girl You Know It’s True’”.
De redacteur was niet enthousiast. “The performance, with their trademark dreadlocks shaking, only proved once more that looking good was what they did best”.
In tegenstelling tot Thom Duffy van Billboard werd in het Amerikaanse weekblad Time geen vergelijking met Boney M. gemaakt. Die naam kenden de gewone Amerikanen immers niet. Maar wat er gebeurd was, plaatste Jay Cocks wel in een historisch kader. Hij maakte een vergelijking met Amerikaanse artiesten. “Using studio personnel to supplement and even define a group sound is not an unheard-of practice in rock: Remember Phil Spector’s use of other singers under the name of the Crystals, or Brian Wilson’s hours in the studio concocting Beach Boys tracks?”
Tijdens het interview met Muziek Expres in 1979 gaf Farian al het belang aan van hoe artiesten er uit behoorden te zien en hoe ze zich moesten bewegen. Die ontwikkeling was verder gegaan, aldus Time.
Andere artiesten deden er ook van alles aan om het succes naar zich toe te trekken. “The new wrinkle is that the people who provide the sounds may not charismatic on camera. Today’s concert audiences want to see re-creations of videos, and that often demands intricate, high-energy choreography of a kind that makes live vocalizing extremely difficult. Madonna, Janet Jackson and the New Kids on the Block have all resorted to some lip-syncing in their recent shows to see them through the rigors of dancing”.
Maar ze waren nooit zover gegaan als Frank Farian. “They have never, though, used surrogates for the sound that bears their name”.
Vergelijkingen in de pers
Onder de tiel ‘The Award Sinners’ schreef Caroline Sullivan in een Engelse krant dat de twee artiesten hun Grammy-Awards hadden teruggegeven en hun excuses hadden aangeboden. Je kon het simpel stellen: “They kept to their part of the bargain - they sold sex and looked good. Didn’t Rembrandt sign pictures other people had painted?”
Sullivan was een beetje verbaasd. Iedereen wist toch hoe het al jaren toeging. “In the pop biz, it has long been a maxim that what you see isn’t necessarily what you get”.
De journaliste ging in op de toestand in de muziekwereld. Met ‘sampling’ was er al heel wat gestolen. MC Hammer was een mooi voorbeeld, vond ze. “When does producers’ ingenuity become outright deception? What are purchasers entitled to expect when they cough up for, say, MC Hammer’s ‘Here Comes the Hammer’? Should the sleeve carry a disclaimer to the effect that the song’s pivotal ‘Watch Me!’ refrain was, in fact, gasped by Brown, J, not Hammer, M?
Hammer, of course, has never claimed to produce all the vocals on his records, but perhaps he has a moral responsibility to his mostly-young audience to specify which bits were done by other people”.
Ook de stem van Aretha Franklin was op die manier recentelijk ‘misbruikt’.
Op de eerste hit van de Beatles, ‘Love me do’, had Ringo Starr de drums niet aangeraakt. Wie maakte zich daar druk om?
Terwijl Sullivan haar artikel schreef waren er tal van rechtszaken gaande. Niet alleen over de ‘onregelmatigheden’ bij Milli Vanilli. “Another current lawsuit involves Paula Abdul, whose ex-backing singer, Yvette Marine, claims to be the uncredited lead vocalist on Abdul’s hit ‘Opposites Attract’. Jeff Ayeroff, managing director of Virgin America records, says sniffily: ‘The quest for fame can lead people to be manipulated by boyfriend-managers into furthering their career by falsehoods’”.
In de jacht naar succes en bijbehorend kapitaal ging men soms ver, was de boodschap in 1991. Advocaten hadden er een goede boterham aan. Frank Farian moest meer betalen aan rechtshulp dan aan compensatie voor de geleden schade, was op zijn eigen website te constateren.
De vergelijking van Milli Vanilli met Rembrandt was gemaakt door Les McKeown, voormalig zanger van de Bay City Rollers, een Schotse en uiterst succesvolle boy band in de jaren zeventig. Aan Caroline legde het voormalige idool uit wat hij ervan vond. Platen werden nu eenmaal gemaakt om er geld mee te verdienen. Als je geld kon besparen door met professionele sessie-artiesten te werken en derhalve weinig studio-tijd nodig had, dan was dat volgens hem een goede zaak.
“Our first LP took a day and a half to record. On ‘Summerlove Sensation’, and ‘Shang-a-Lang’ I was the only one on the record. Our producers weren’t willing to invest the time to help not-so-great musicians when they could have session guys do it in 20 minutes. I feel that if you’re making a record you have to give it the greatest chance of commercial success”.
Het vervolg
Met al die negatieve aandacht was het vrijwel onmogelijk voor Pilatus en Morvan om het succes te continueren. Ze raakten van de regen in de drup.
Ik [HK] moest denken aan Doris D. and the Pins, de groep die geformeerd was rondom de Britse danseres Debbie Jenner. Na enige tijd verving Debbie de meisjes die eerder als ‘Pins’ gefunctioneerd hadden. Die lieten het er niet bij zitten en traden voortaan op als Risqué. Als Polydor A&R-manager nam ik de groep onder contract. John Tilly en Coen Bais traden op als producer.
Hun eerste single ‘Girls are back in town’ werd goed ontvangen maar niet serieus genomen. Het kon niet anders dacht men in Hilversum: hun stemmen waren niet echt, kregen ze voor de voeten geworpen.
In diverse tv-programma’s mocht Risqué optreden als de meisjes bereid waren live te zingen, terwijl alle andere artiesten gewoon playbackten op het geluid van de plaat. Voor Risqué was dat geen probleem. Met succes deden ze wat van hen gevraagd werd. ‘Girls are back in town’ werd een hit in Nederland. De single en de 12 inch werden bovendien in heel wat landen, inclusief de VS, in grote aantallen verkocht. Meer bestsellers volgden.
Met Milli Vanilli liep het slechter af. Pilatus en Morvan verdwenen meteen naar de achtergrond. Op 5 april 1998 meldde de BBC over Rob Pilatus: “Disgraced pop star dies”. De artiest was dood in een hotelkamer gevonden.
Farian was blijkbaar nog steeds (of opnieuw) betrokken bij het wel en wee van de artiest, kon je opmaken uit de tekst van de BBC. “Milli Vanilli’s former manager Frank Farian told the newspaper that Pilatus had just come out of drug rehabilitation and was taking tablets which were dangerous in combination with alcohol. ‘From Friday lunchtime on, we called him in his hotel. He didn’t pick up the phone. In the end we had to break into his room. But Rob had already been dead for 18 hours. I’m totally shocked. Rob looked really good again after his therapy, and was full of optimism’, Mr Farian said”.
Over Pilatus werd bovendien aangegeven hoe het in de tussenliggende periode gegaan was. “Pilatus led a troubled life after his disgrace. In 1996, he was sentenced to 90 days in jail and 180 days at a drug treatment facility in Los Angeles after he pleaded guilty to beating a man with a metal lamp base, assaulting another person and breaking into a parked car”.
Na zijn debacle ging Frank Farian ‘gewoon’ door met het produceren van popmuziek. Het succes van Milli Vanilli en Boney M. wist hij niet meer te evenaren. Maar de hitlijsten bleven binnen zijn bereik met acts als La Bouche (‘Be my lover’, 1995), No Mercy (Where do you go’, 1996), Chilli (‘Tic Tic Tac’, 1997) en nog in 2010: Duck Sauce met ‘Barbra Streisand’.
Harry Knipschild
13 december 2016
Clips
Literatuur
‘Frank Farian: ‘Ik gap niet, daar ben ik te slim voor!’’, Muziek Expres, juni 1979
Lodewijk Rijff, ‘Ondanks slechte kritieken blijft Boney M. populair’, Veronica, 9 juni 1979
‘Onverenigd Veronica’, Leusder Courant, 31 mei 1989
Thom Duffy, ‘Producer disbands Milli Vanilli. Says duo never sang on hits’, Billboard, 24 november 1990
Jay Cocks, ‘Fans, You Know It’s True’, Time, 3 december 1990
Caroline Sullivan, ‘The Award Sinners’, Guardian, 17 augustus 1991
‘Disgraced pop star dies’, BBC, 5 april 1998
Uitspraken Hans van Hemert in Pim Scheelings, Q65. De ultieme biografie, 2009
(Auto)biografie Frank Farian, website Frank Farian, opgeslagen 14 augustus 2011
- Raadplegingen: 12040