Skip to main content

37 - De missie onder de pueblo-indianen

 
 
Op 2 september 2011 reisde ik naar Taos, in het noorden van de Amerikaanse staat Nieuw-Mexico. Alle huizen in het stadje en in de verre omgeving zijn in pueblo-stijl gebouwd. De indianen die er leefden maakten hun woningen van gedroogde klei en dat is nog steeds zo op veel plaatsen in Nieuw-Mexico.
   De ruim 1000 jaar oude pueblo van Taos staat sinds 1992 genoteerd op de wereld erfgoed-lijst van Unesco. Er wonen enkele honderden ‘native Americans’.
   Eén van de meest markante gebouwen van de Taos-pueblo is de katholieke kerk, met de heilige Geronimo (Hiëronymus) als patroonheilige. Tachtig procent van de indianen in de streek is katholiek gedoopt. Om meer te begrijpen van de bekering van de oorspronkelijke bevolking in de zeventiende eeuw kocht ik ter plekke het boek The Pueblo Revolt of 1680. Conquest and resistance in seventeenth-century New Mexico (Andrew Knaut, 1995).
 
 
37 1 de kerk van Taos Pueblo P1090712
Kerk in Taos (foto Margaretha Suman, 2 september 2011)
 
Spaanse soldaten, begeleid door Franciscaanse missionarissen en inmiddels bekeerde Mexicaanse indianen, trokken vanaf 1539 vanuit Mexico naar het noorden. Met geweld wisten ze de plaatselijke bevolking van ‘Nieuw-Mexico’ aan zich te onderwerpen.  De indianen werden flink onder druk gezet om te leveren wat de Europeanen nodig hadden als ze door hun land trokken.
   In een persoonlijk verslag uit 1544 is te lezen dat generaal Francisco Coronado van een stamhoofd een heleboel kleding opeiste. Die had het leger nu eenmaal nodig om verder te kunnen reizen. De leider van de Tiwa’s antwoordde dat hij dat niet zelf kon beslissen. Over zo’n besluit moest vergaderd worden. Voor dat soort ‘gedoe’ had de generaal niet genoeg geduld. De kleding moest er onmiddellijk komen.
   Wat konden de notabelen onder de indianen anders doen dan hun eigen kleding uittrekken en die aan de Spanjaarden overhandigen.
   De Europeanen hadden ook dekens nodig. Die moesten eveneens ter plekke ingeleverd worden. Als een indiaan het waagde inferieure dekens te overhandigen werd een ander gedwongen die om te ruilen.
 
Enig respect voor de gevoelens van de bevolking werd volgens de tekst van het verslag niet aan de dag gelegd. Die houding riep verzet op, legde Pedro de Castenado in zijn rapport vast.
 
 
37 2 Francisco Coronado
 
 
Spanjaarden krijgen het voor het zeggen in Nieuw-Mexico
 
Tegen 1600 hadden groepen Europeanen zich in het gebied gevestigd. In de zomer 1598 zworen de pueblo-indianen zelfs trouw aan de koning van Spanje. In een streek die niet erg vruchtbaar was verplichtte de bevolking zich ‘belasting’ te betalen in de vorm van voedsel en kleding. In ruil daarvoor werden ze door de Spanjaarden bestuurd.
   Consideratie was er niet, schreef pater Lope Izquierdo in september 1601: “Midden in de winter namen onze mannen de indiaanse vrouwen hun dekens af. Naakt bleven ze achter. Ze huiverden van de kou. Ze hielden hun kinderen tegen zich aan om ze warm te houden en te beschermen. De beledigingen die ze over zich heen kregen lieten ze voor wat ze waren. Want ze zijn een nederig volk”.
 
Omdat Nieuw-Mexico een dor gebied was, moesten de indianen zorgvuldig met voedsel omgaan. Ze aten vooral mais, bonen en meloenen. Als ze een beetje mais over hielden bewaarden ze die. Je wist nooit wat er voor oogst zou komen.
   Deze aanpak kwam de Spanjaarden in 1601 goed van pas. Een leger van 250 soldaten had onvoldoende voorraden meegenomen. De mais van de indianen was noodzakelijk om de militairen in leven te houden.
   Gines de Herrera Horta legde vast hoe het eraan toe ging: “Elke maand gaan de Spanjaarden op bevel van gouverneur Juan de Onate naar de pueblos om zich van mais te voorzien. De soldaten gaan in groepjes van twee of drie. De indianen huilen als ze er afstand van moeten doen. Het gaat allemaal niet vrijwillig heb ik van de soldaten gehoord”. Als de bewoners niet coöperatief waren werden ze gemarteld. Na een hardhandige aanpak vertelden ze meestal wel waar hun voorraden zich bevonden.
   Onate gaf zelf het goede voorbeeld. “Hij ging naar een pueblo. De indianen hadden de mais in kleine kamers opgeslagen. Daarom liet hij alle muren neerhalen. Een indiaan maakte opmerkingen die Onate niet bevielen. De goeverneur duwde hem zo hard dat hij van het terras naar beneden viel. Hij kwam op zijn rug terecht en overleed ter plekke”.   
 
 37 3 standbeeld Juan de Onate en Franciscanen
Monument voor Juan de Onate, Spaanse soldaten en Franciscaanse missionarissen
 
De missie
 
Pater Zamora constateerde dat de ruwe behandeling van de bevolking niet bevorderlijk was om het christendom te verbreiden. “De Spanjaarden namen de mensen al het voedsel af wat ze bewaard hadden. Ze beroofden hen van hun eten en hun schaarse kleding. Alles van enige waarde namen ze mee. De indianen voelden zich vernederd. Ze vroegen zich af waarom ze christenen moesten worden als wij christenen ze zo gewelddadig behandelden”.
Knaut, verbonden aan de Duke University, uit zich in zijn boek niet bepaald vriendelijk ten opzichte van de binnenvallende Europeanen. Omdat de mensen alles afgepakt werd, waren ze voortaan afhankelijk van de blanken die in hun gebied nederzettingen bouwden. Bovendien werden ze steeds meer aangevallen door andere ‘roodhuiden’ die rondtrokken over de ‘prairie-gebieden’.
   De Europeanen hadden namelijk paarden met zich meegebracht. Indianen te paard dreven handel met de landbouwers. Verzwakt als ze waren kwam er na verloop van tijd weinig meer van die handel terecht. Veel van hun goederen waren immers in handen van de blanken terecht gekomen. Als er indianen te paard arriveerden waren dat vaak bendes die roofden wat ze maar roven konden. De plaatselijke indianen hadden de blanken nodig om hen nog wat bescherming te geven.
 
“Jullie christenen zijn gek”
 
 
De Franciscanen waren bereid de indianen te helpen. Maar dan moesten ze zich natuurlijk wel bekeren. Dat ging niet altijd vanzelf.
   Veel indianen begrepen maar weinig van de christelijk waarden, zo  moest missionaris Benavides bijvoorbeeld in 1627 constateren. “Midden op een plein stond ik te preken. Ik merkte dat ik resultaat begon te boeken. Toen kwam er zo’n oude toverman op me aflopen. Hij zei: ‘Jullie christenen zijn gek. Jullie willen de hele pueblo gek maken’.
   Ik vroeg hem wat hij bedoelde. Blijkbaar had hij de Goede Week in een christelijke pueblo doorgebracht. Wie dan in de processie meeloopt geselt zichzelf.
   Dus antwoordde hij me: ‘Jullie zijn echt gek. Jullie lopen in groepen over straat. Jullie geselen jezelf. Het is niet goed dat de mensen van deze pueblo zich aan zulke waanzin bezondigen en zich tot bloedens toe verwonden’.
   Toen hij zag dat ik moest lachen verwijderde hij zich van de groep mensen voor wie ik stond te preken. Onder het weglopen zei hij nog dat hij zelf niet gek wenste te worden”.
 
Martelaars
 
Menige missionaris bracht het er niet levend af met het verkondigen van het ware geloof. Pater Francisco Letrado werd op 22 februari 1632 tot het martelaarschap geroepen. “De bekeerde en gedoopte indianen werden opgeroepen de mis bij te wonen. Ze kwamen in opstand en sloegen hem met stokken op zijn hoofd om te voorkomen dat hij het woord van God nog langer zou verkondigen”.
 
De missionarissen die met de troepen mee naar Nieuw-Mexico trokken hadden toch succes. Zij boden de indianen bescherming aan tegen het geweld van hun landgenoten. Natuurlijk, als ze zich lieten dopen moesten ze zich aan de christelijke regels houden.
   Dat leek goed te gaan, zoals pater Benavides in 1634 vastlegde. “Als de pueblo-indianen eenmaal gedoopt zijn gedragen ze zich voorbeeldig. Ik hoef de kerkklok maar te luiden voor de heilige mis of ze komen snel aanlopen. De indianen zien er dan schoon en netjes uit. Ze hebben vertrouwen in de priester en zijn heel onderdanig aan hem”.
   Er moest natuurlijk wel heel wat ‘bijgeloof’ uitgeroeid worden. Als de blanken er niet bij waren vonden er, meldt Knaut, ‘clandestien traditionele ceremonies plaats zelfs na een generatie onder het Spaanse en Franciscaanse juk’.   
 
37 4 Knaut boek
 
Gevecht om de macht
 
Gelukkig voor de indianen waren de Spanjaarden het niet altijd met elkaar eens. De vraag was immers: wie had het voor het zeggen op een plek waar de Europeanen een nederzetting bouwden, of door de indianen lieten bouwen. Waren dat de wereldlijke autoriteiten of de missionarissen aan zo’n plek verbonden.
   De paters hadden meer te vertellen dan je op het eerste gezicht zou denken. De kerk had zo z’n eigen wapens. Een Franciscaan kon bijvoorbeeld weigeren de heilige sacramenten aan een landgenoot toe te dienen. Zoals het vergeven van de zonden in de biecht. Als dat niet voldoende was, het kwam meer dan eens voor, werd de soldaat, commandant of goeverneur in de kerkelijke ban gedaan. En als hij het helemaal te bont maakte gaf de priester bevel de betreffende persoon gevangen te zetten en in Mexico over te dragen aan de inquisitie. Zelfs de hoogste autoriteiten in Nieuw-Mexico overkwam dat.
 
De ‘gewone’ bezetters vonden dat de paters in hun bescherming van de indianen af en toe veel te ver gingen. De bevolking werd immers niet alleen opgeroepen een christelijk bestaan te leiden, maar tevens allerlei diensten aan de missionarissen te leveren.
   De paters bouwden hun kerken meestal bijvoorbeeld niet zelf. Dat soort dingen lieten ze aan de bekeerlingen over. En dat is nog maar één voorbeeld. Een goeverneur bepaalde af en toe wat de paters wel en wat ze niet van de christenen mochten verlangen.
 
Kortom, er was sprake van drie partijen: de indianen, de missionarissen en de militairen. De indianen die overgingen tot het katholieke geloof hoefden soms geen belasting in natura te betalen. Dat was aantrekkelijk. De paters hielden de militairen en de indianen onder de duim. De commandanten, goeverneurs en soldaten probeerden een goed leven te leiden en zich in korte tijd te verrijken, zo ver weg van Mexico-stad en Madrid. In dat spanningsveld was er meestal wel een soort evenwicht. Maar niet altijd.
 
Aan het einde van de zeventiende eeuw, in 1680, kwamen de indianen in opstand. De Europeanen werden afgemaakt of verdreven. Maar helaas voor de indianen, ze hadden betere wapens en kwamen terug. Vanaf het begin van de achttiende eeuw werden de indianen in Taos en elders in Nieuw-Mexico opnieuw onderworpen. En bekeerd.
 
37 5 Pueblo opstand 1680
Opstand van de pueblo-indianen
 
Harry Knipschild
22 juli 2012 – 1 juli 2016
 
Clips
 
 
 
 
Dit artikel werd eerder geplaatst op www.katholiek.nl
 
  • Raadplegingen: 8421