Skip to main content

27 - Alle begin is moeilijk, ook voor Leonardo Pluymakers in Brazilië

 
 
Leonardus ‘Sjang’ Pluymakers werd op 8 februari 1913 geboren in Voerendaal, Zuid-Limburg. Zoals veel katholieke jongelui in die tijd had hij een roeping: priester worden en het geloof verbreiden in verre landen.
  Pluymakers sloot zich aan bij de Redemptoristen die opereerden vanuit Wittem, niet ver van Voerendaal. Op 22 september 1937 werd hij in de kloosterkerk te Wittem priester gewijd. Het jaar daarop vertrok hij als missionaris naar Brazilië en bleef er tot zijn plotselinge dood in 1958. Op papier was de republiek een katholiek land. Maar dat was dan ook alles vonden veel Europese katholieken. Aan zijn familie stuurde de jonge pater heel wat brieven die bewaard gebleven zijn.
 
 
Familiefoto na opdragen eerste mis
 
 
 
Na een verblijf van slechts een paar maanden in Congonhas da Campos werd Leonardus naar Campos gestuurd om daar de helpende hand toe te steken. Zijn familie in Nederland attendeerde hij op een belangrijke ontwikkeling.
   Het was 26 februari 1939. “Als jullie goed gekeken hebben naar het opschrift dan hebben jullie gezien dat het een beetje anders is. Er staat ‘Campos’, maar dat is geen afkorting van Congonhas do Campos. Nee, het is iets heel anders: een stad van 60.000 inwoners op 20 uren afstand met de trein van mijn vroeger verblijf. U moet maar eens op de landkaart van Brazilië zoeken. Het ligt tamelijk dicht aan zee, ten noorden van Rio [de Janeiro], op ongeveer zeven uren van daar met de sneltrein”.
 
 
Onervaren Redemptorist
 

De nog onervaren Redemptorist had geen hoge dunk van het geestelijk peil in de stad en omgeving. “In deze streken is er van het geloof niet veel meer overgebleven. Zij zijn ‘gedoopte heidenen’, zo vertelde me een pater. Ze leven er maar op los. Veel vrijmetselarij, spiritisme, protestantisme enzovoort.
  Hoe kan het ook anders. Er zijn bijna geen priesters hier. Sommigen moeten helemaal alleen voor een stuk of twintig kerken en kapellen zorgen, die uren en uren van elkaar liggen. Hoe dikwijls horen die mensen iets over onze godsdienst? Er is zelfs een priester die 74 (!) kerken en kapellen bedienen moet. Helemaal alleen. Het is verschrikkelijk. De vijanden van ons geloof hebben er heel gemakkelijk vrij spel. Ze doen er ontzettend kwaad.
  Campos zelf is al niet veel beter. Van al die duizenden is er maar een klein hoopje (een paar procent) dat goed zijn plichten doet. De rest doet er niks aan, of gelooft het wel. Maar Goddank, met veel geduld en langzaam aan, komt er toch al verbetering. Onder de goeden zijn er die werkelijk voorbeeldig brave christenen zijn”.
 
 
Van Campos naar Bom Lugar
 
 
Pater Leonardo, zoals hij genoemd werd, besteedde begin 1939 vooral veel tijd aan het leren van Portugees, de taal die in Brazilië gesproken werd. Maar onverwacht kreeg hij opdracht om erop uit te trekken. Helemaal alleen nog wel.
  “In Bom Lugar was er een Onze Lieve Vrouwe-feest dat altijd plechtig gevierd wordt. Bij die gelegenheid moet er ook altijd veel gedoopt worden. De pastoor die deze kapel bedient kon die dag niet. Hij moest op een andere plaats zijn. Toen moest ik voor hem invallen. Hij gaf me inlichtingen. Op zondag moest ik met de bus vertrekken. Ze zouden me wel met paarden komen afhalen.
  Ik deed wat me gezegd was. Ik ging naar de bus, stond een tijd te wachten. Maar geen bus te zien. Tot mijn schrik vertelden ze me dat er op zondag die kant uit geen busdienst was. Daar stond ik dan. Trein of auto was er niet. Geen enkele verbinding was voor mij mogelijk. Ik moest maar naar het klooster terug om de volgende dag de bus van half twee te pakken”.
 
Pluymakers was zich er bewust van waar het om ging. “Ik dacht aan die arme mensen die een hele tijd stonden te wachten en maar geen pater zagen komen – die arme moedertjes met hun kleintjes, die gedoopt moesten worden. De volgende dag nam ik de bus. Maar wat een marteling moest ik doorstaan. Hobbeldebobbel ging het over de weg. Je hoofd schoot bijna door de kap van de wagen. Je kreeg overal pijnlijke plekken – aan schouders, knieën, overal. Af en toe rilde het gevaarte alsof het de stuipen had.
  Hier en daar moesten we door water. De auto zakte tot over de as weg in het water. Toch kwamen we er doorheen. Op sommige plaatsen moest er een hek geopend of gesloten worden want we moesten met de bus door een soort weiland. Dan ging het weer door bossen, waarvan de takken om je oren sloegen. Soms konden we uitstappen om het een en ander te kopen en dan ging het weer verder. Huizen en mensen zag je bijna niet. Het was een eindeloze, verlaten streek”.
 
Het ging van kwaad tot erger. “In een dorp moesten we van auto verwisselen. Waar we nu in moesten stappen droeg alleen nog maar de naam van auto. Alles hing van stukken aan elkaar. Ik geloof dat de banden nog goed waren en de motor ook nog, als hij maar eenmaal op gang was. Maar dat was soms een hele toer. Eens kwam de halve jeugd van een heel dorp er bij te pas om met duwen het zaakje weer aan het rollen te krijgen. In Holland zou zo’n wrak al lang een eervolle rustplaats op een auto-kerkhof gekregen hebben”.
 
 
Aankomst
    

Het begon donker te worden. De lichten van de ‘autobus’ deden het niet. Er moest een uur aan geprutst worden. “In stilte dacht ik aan het feest waarop ik te laat zou komen. Ik protesteerde inwendig en in stilte ook uitwendig, maar het hielp me niets”.
   Bij de eindhalte kon de missionaris eindelijk uitstappen. “Ik was er nog niet. Ze vertelden me dat Bom Lugar nog minstens een uur verder lag. Maar wat zou ik er nou nog naar toegaan. Het feest liep immers al op z’n eind, zeiden ze”.
   Dat soort woorden waren aan Pluymakers niet besteed. “Ik wilde er die avond absoluut nog naar toe. Als de mensen me nog zouden zien die avond, dan wisten ze tenminste dat de pater tóch gekomen was, en dat ze hem kindjes konden laten dopen. Maar er was geen enkele verbinding. Ik stond met het volk te delibereren, wat te doen. Niemand wilde me graag helpen. Ze hadden weinig ontzag voor de priester. Ze zagen in hem alleen maar iemand die niet veel te doen had en met weinig moeite veel geld wilde verdienen”.
   Met veel moeite, en tegen flinke betaling, wist de Nederlandse priester iemand te charteren. “Een halve neger wilde mijn missie-koffer dragen en de weg wijzen. Ik sprong te paard en zo gingen we het duister in. Het schoot langzaam op. Ik moest stapvoets rijden achter mijn boy. Eindelijk, om half tien waren we er. In een wei stond een kapelletje met een hoop volk er omheen. Er klonk muziek. Het volk vermaakte zich. Ik liet zeggen dat ik morgen de hele dag zou blijven om te dopen”.
 
 
Toch nog nieuwe katholieken
 
 
 
 
 
Was de reis die Pluymakers in zijn eentje ondernomen had dan helemaal voor niets?
   “Van de boer waar ik logeren moest hoorde ik dat het volk diep teleurgesteld was omdat ik niet gekomen was. Velen hadden tot laat in de avond op me gewacht. Ze hadden de moed opgegeven en waren naar huis gegaan. Er zouden minstens vijftig doopjes geweest zijn als ik eerder gekomen was.
   Wat jammer! Ik zei dat ik er ook niets aan kon doen. Ik had honger. Sinds 12 uur had ik behalve een paar bananen niets meer gegeten. Er werd wat eten voor me klaar gemaakt, maar ik kon er niet mee overweg. Het smaakte me niet. Of het van de teleurstelling was of van iets anders. Tegen een uur of 11 ging ik maar naar bed”.
 
De pater liet zich echter niet van de wijs brengen, hoe uitzichtloos de situatie ook leek. “’s Morgens maakte ik het altaartje klaar voor de mis. Er waren slechts een paar mensen van vlak uit de buurt. Er lagen maar een paar huizen, een stuk of drie. Hier en daar in de verte zag je nog een hut. Wat een eenzaamheid. De mensen wisten nauwelijks iets van de mis af. Eens in het jaar, of eens in de twee jaar, werd er mis gelezen”.
   Pluymakers zag zich toch beloond voor zijn inzet. “Langzaam aan kwamen er groepjes mensen met kindjes om te dopen. Zo heb ik er die dag nog 21 gedoopt. Sommigen kwamen te paard, wie weet van hoe ver. Ze hadden, ondanks de teleurstelling van een dag eerder, nog de moed gehad om de lange weg nog eens opnieuw te makem. Maar de meesten moeten nu weer een hele tijd wachten totdat er ergens weer gelegenheid is om hun kleine kinderen te laten dopen. Arme mensen!”
             
 
Preken in het donker
 

De missionaris uit Voerendaal had in het begin nog meer tegenslagen te overwinnen. Na het lof zou Onze Lieve Vrouw gekroond worden. “Dat gebeurt altijd door een groep engeltjes die op het einde van het lof zingend de kerk binnenkomen, in mooie kleren en met vleugels. Langs twee trappen klimmen ze op het altaar, waar ze zich opstellen tot een mooie groep. Dat gaat hier heel gemakkelijk met de altaren die ze in Brazilië hebben. Zelfs kleine pukken, die nauwelijks goed kunnen lopen, doen er aan mee. Vanaf het altaar zingen ze enkele liedjes, die luid de kerk in klinken. Twee kronen dan Onze Lieve Vrouw met een kroon terwijl de anderen rozen neerstrooien. Daarna trekken ze weer zingend weg. Er komt altijd veel volk naar toe – vaders, moeders, broertjes en zusjes van de engeltjes natuurlijk”.
   Bij Pluymakers ging het naar eigen zeggen mis. “Er kwam juist een onweer opzetten, met donder en bliksem. Gelukkig klaarde het nog wat op toen het lof beginnen moest. Als het hard regent komt er maar weinig volk. Ze hebben geen of slechte schoenen en kleren. Langzaam liep de kerk toch nog aardig vol.
   Ik begon mijn preekje. Maar opeens ging het licht in de kerk uit. Gelukkig werd ik niet van de wijs gebracht en zo heb ik in het donker maar doorgepreekt. Maar vanwege gebrek aan licht kon de kroning niet doorgaan”.
  
 
Goede week in Campos
 

Gelukkig ging niet alles fout, liet hij zijn Limburgse achterban weten. Met name de Goede Week van 1939 was naar wens verlopen. “In de Goede Week herinneren velen zich dat ze katholiek zijn. Dan trekken ze in processie door de stad. Op Palmzondag was de processie van de ontmoeting van Jezus met Maria. Zes mannen namen de kruisdragende Zaligmaker vanuit één kerk op de schouders. Allerlei broederschappen gingen met fakkels vooraf en gevolgd door een troonhemel waaronder ik de relikwie van het H. Kruis moest dragen, bijgestaan door twee andere priesters. Achter ons volgde de muziek.
   Op een bepaald punt kwam een andere groep ons tegemoet met het beeld van Maria. Daar werd gezongen en gepreekt. De hele straat stond zwart van de mensen. Daarna trokken we naar zeven kerken. Met de relikwie van het kruis werd telkens de zegen gegeven. Er werd een lied gezongen, begeleid door een oude dame met kontrabas. De hele plechtigheid duurde alles bij elkaar meer dan twee uur”.
 
 

Paasprocessie Brazilië, 5 april 2015 (Ouro Preto)
 

Goede Vrijdag was eveneens aangeslagen. “In de kerk was het een drukte van belang. Een beeld van Christus werd in een mooi versierde lijkkist gelegd. Iedereen wilde Jezus kussen. Sommigen, die anders nooit een voet in de kerk zetten kwamen nu wel. Als ze Jezus’ handen of voeten maar gekust hebben dan is alles weer goed, denken ze. Dan kunnen ze daarna weer rustig opnieuw beginnen met zonden te doen. De stakkers!
   ’s Avonds trok er weer een processie door stad: de begrafenis van Christus. Eerst kwamen de broederschappen weer met fakkels en ratels. Het was een eentonig geklepper. Onder een grote troonhemel volgde het lijk van Christus op de schouders van mannen gedragen, terwijl de muziek erachter gedempt en langzaam treurmarsen speelde.
   Op Paaszondag was er weer processie, heel vroeg: de verrijzenis van Christus. Om vier uur al celebreerde de bisschop de H. Mis. Omdat ik ook moest meehelpen, was ik die morgen al heel vroeg uit de veren. In de straten hoorde ik overal muziek uit danszalen, het zogenaamde Allelujah-bal van Paas-zaterdag”.
 

Na alle moeite die Leonardus ‘Sjang’  Pluymakers zich de afgelopen tijd getroost had, kon hij na de Goede Week eindelijk melden: “Het zijn toch wel mooie dingen, die ze in Holland niet kennen”.           
 
 

 
 

Harry Knipschild
9 april 2015

Clips

dit artikel verscheen eerder (6 april 2014) op de website www.katholiek.nl
  • Raadplegingen: 8330