183 - Dusty Springfield, een buitengewone zangeres
Philips, fabrikant van gloeilampen, radio’s, platenspelers en soortgelijke producten, begon zich in de jaren vijftig meer voor de productie van grammofoonplaten te interesseren. In Nederland opende het concern een bedrijf onder de naam Phonogram (de voormalige Decca-distributie). Op het Philips-label in Engeland verschenen artiesten als Frankie Vaughan, Shirley Bassey (‘Kiss me honey’, 1958), Marty Wilde (‘Donna’, 1959), Anne Shelton (‘Sailor’, 1961) en Ronnie Carroll (‘Roses are red’, 1962). In vergelijking met EMI en Decca brachten de Britse Philips-mensen er echter maar betrekkelijk weinig van terecht.
Toen Philips de rechten verloor op de distributie van het Amerikaanse CBS (Columbia, Epic) ging het nogal conservatieve bedrijf zich wat meer toeleggen op popmuziek. Begin 1963 scoorde de Engelse tak van Philips niet alleen met ‘Bobby’s Girl’ van Susan Maughan, ‘Loop de loop’ van Frankie Vaughan en ‘Say wonderful things to me’ van Ronnie Carroll, maar ook met een nieuwe groep, de Springfields. Het trio, met daarin Dion en Mary O’Brien, stond maandenlang hoog op de Britse hitlijsten met ‘Island of dreams’.
Succes voor de Springfields was er ook in de VS. ‘Silver threads and golden needles’, een nummer dat in Engeland geflopt was, haalde de Amerikaanse top twintig. Het ging er allemaal nogal primitief aan toe. In het blad Record Mirror schreef Norman Jopling op 6 april 1963: “About their successes in the States, the Springfields were unsure and apprehensive. They declared that they had no say whatsoever in which singles are issued in the States. They even declared that they didn’t know their LP had been issued in America until someone told them they had seen it in Cashbox. But nevertheless it was in the States that the Springfields met with their first major success in the shape of ‘Silver Threads and Golden Needles’”.
De naam Springfields sloeg zo goed aan dat broer en zus O’Brien zich Tom en Dusty Springfield gingen noemen. Het teenager-idool Cliff Richard liet zich meteen enthousiast uit over de stem van Dusty. Begin 1963 noemde hij haar ‘the white negress’, de blanke negerin. “That’s what they call me. I’m extremely flattered”, vertelde Dusty aan de verslaggever van Record Mirror.
De naam Springfields sloeg zo goed aan dat broer en zus O’Brien zich Tom en Dusty Springfield gingen noemen. Het teenager-idool Cliff Richard liet zich meteen enthousiast uit over de stem van Dusty. Begin 1963 noemde hij haar ‘the white negress’, de blanke negerin. “That’s what they call me. I’m extremely flattered”, vertelde Dusty aan de verslaggever van Record Mirror.
Solocarrière
Het Amerikaanse plaatsucces bracht de Springfields in New York. In 1999 legde Michele Kort het als volgt vast: “On the strength of their American hit ‘Silver Threads and Golden Needles’ the Springfields were invited to record in Nashville. On that trip Dusty also visited New York and, passing by Colony Records on Broadway (next to the famous Brill Building), she heard the Exciters singing the lyric ‘I know something about love’, from ‘Tell Him’.
‘It got me by the throat’, Dusty remembered. It helped convince her to go solo in the fall of 1963 and follow her real bliss - American R&B. To accompany her new sound, she adopted a bouffant blond (her natural color was reddish), kohl-lidded look - a synthesis of British mod, French Vogue, R&B diva, Kim Novak, and drag queen. Her high-camp style, complete with awkward but endearing gestures and dance steps, still sends shivers down gay and lesbian spines”.
Kort schreef haar artikel niet in een pop-blad maar in ‘The Advocate’, een ‘gay & lesbian newsmagazine’.
Probleem door bijziendheid
In 1963 kon je er als popartiest niet in het openbaar voor uit komen dat je ‘gay’ was. Dan was je carrière waarschijnlijk snel afgelopen. Cliff Richard heeft zich niet voor niets altijd op de vlakte gehouden. Bij Dusty was het lange tijd niet anders. In de muziekbladen werd in die tijd over dat soort zaken sowieso niet gerept. Maar dat Dusty een meer dan goede stem had viel meteen op. Toen ze op 23 januari 1964 voor de Nederlandse televisie optrad noemde recensent Nico Scheepmaker haar niet voor niets een ‘meisje met een stevig stemmetje’.
Als Dusty naar Nederland kwam om live voor de tv op te treden gaf dat nog wel eens problemen. Ze stond in de muziekbusiness bekend als een ‘lastige tante’. Voor een gedeelte berustten de problemen wellicht op haar bijziendheid en omdat er nog geen goede contactlenzen waren.
Als Dusty naar Nederland kwam om live voor de tv op te treden gaf dat nog wel eens problemen. Ze stond in de muziekbusiness bekend als een ‘lastige tante’. Voor een gedeelte berustten de problemen wellicht op haar bijziendheid en omdat er nog geen goede contactlenzen waren.
Keith Altham van New Musical Express gaf in 2007 een mooi voorbeeld van de problemen in die tijd. In lyrische bewoordingen had hij geschreven over Dusty’s album ‘Where Am I Going’. “I called the album a vocal triumph which it was and set up an interview with her, via publicist Keith Goodwin. I saw her in reception, said ‘Hello’ and she walked through me as though I was not there and cut me stone dead. I was mortified and returned sulkily to my office and phoned Goodwin for an explanation.
‘How far were you from her?’ asked Keith.
‘About six feet’ I replied.
‘I guarantee she never saw you’, said Keith. ‘The girl is blind as a bat without her specs. You were not even on her radar at that distance. Was she wearing that sodding big blonde wig?’
‘Yeah I think so’.
‘Probably never heard you either then – silly cow had it over her ears. Go back, she is expecting you’.
I returned to the studios and confronted Miss Springfield by peering up her left nostril.
‘It’s Keith from the NME, Dusty. I arranged an interview with you – is it OK?’ I shouted.
‘Mon Capeetan’, shrieked La Springfield myopically peering back and lapsing into her silly ‘Bluebottle’ voice from the Goon Shows, always a sign of affection. Lovely to see you – thank you so much for the rave review. Absolute bollocks, of course. I was awful’”.
‘Lastige tante’
Ook om andere redenen kon Dusty lastig zijn voor tv-regisseurs. Ze was onzeker en streefde tegelijkertijd naar perfectie. Bij optredens zowel voor de televisie als in de opnamestudio. Alleen het beste was goed genoeg voor haar.
Aan hits geen gebrek. Eind 1963 had Dusty al een groot succes met ‘I only want to be with you’, in 1964 gevolgd door ‘Stay Awhile’, ‘I just don’t know what to do with myself’ en ‘Losing You’. De Engelse tak van Philips zal blij met haar geweest zijn.
Maar als ze de kranten haalde ging het niet alleen over haar zangkwaliteiten. Tijdens haar verblijf in Zuid-Afrika eind 1964 liet ze ook op een andere manier van zich horen. Onder de kop ‘Britse zangeres moet Zuid-Afrika verlaten’ was op de voorpagina van de Leidse Courant op 17 december te lezen: “De Britse zangeres Dusty Springfield en haar vier begeleiders, die in Zuid-Afrika op toernee zijn, hebben van het Zuid-Afrikaanse ministerie van binnenlandse zaken aanzegging gekregen het land binnen vierentwintig uur te verlaten, omdat ze zijn opgetreden voor een gemengd publiek van blanken en Afrikanen.
De artieste had vóór haar vertrek uit Londen gezegd dat in haar contract was vastgelegd, dat ze niet zou optreden voor een naar ras gescheiden publiek. Ze uitte [dan ook] grote verbazing over de stap van de Zuid-Afrikaanse overheid. Haar impresario heeft meegedeeld dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten hem een ‘ultimatum’ hadden gesteld, door zijn artiesten een verklaring te laten ondertekenen waarin deze zich zouden verbinden niet op te treden voor een ‘multiraciaal’ publiek. Niemand tekende echter omdat dat contractbreuk zou hebben betekend”.
Dusty Springfield uit Zuid-Afrika gezet
Zwarte muziek
Dusty had iets met haar zwarte medemensen. Misschien kwam het wel door de muziek die ze maakten. Als jong meisje luisterde ze naar de platen van de Shirelles, Baby Washington, Mary Wells, de Contours, Miracles en andere Motown-acts. Vooral voor zwarte vrouwen koesterde ze een warm gevoel. Dat was bijvoorbeeld het geval met Madeline Bell, die als lid van de groep Blue Mink aan het einde van de jaren zestig bij Philips scoorde met ‘Melting Pot’ en ‘Good Morning Freedom’.
In een interview voor de tv werd Madeline (ondertiteld met ‘flatmate, friend, singer’) later gevraagd hoe de relatie tot stand gekomen was.
Ze vertelde: “We found each other. Ready Steady Go, New Year’s Eve 1964. We met at the Ready Steady Go party. She had heard of me. How, I didn’t know. She said, ‘You’re the gospel singer. Do you do sessions?’
I didn’t know what a session was.
She said, ‘Do you fancy doing a couple of vocals for me?’
‘Yeah, fine’. That was it. Three days later I got a call to come to the Philips studios and do a backing vocal session. So she found me but I found her as well”.
Dusty Springfield, interview met Louise Criscione
Dusty Springfield kon haar liefde voor zwarte muziek uitleven toen een aantal Motown artiesten een tv-special maakte voor het tv-programma Ready Steady Go. Op 19 maart 1965 schreef Ian Dove in New Musical Express een verslag over de aankomst van de artiesten. Dusty was erbij. “She is a big fan of Martha Reeves [van Martha & the Vandellas]. She came to the airport. All the press swarmed around her, but she said: ‘I’m not here as an artist. I’m here as a member of the Tamla-Motown Appreciation Society’”.
De opmerking van Dusty was niet helemaal correct, maakte de Appreciation Society duidelijk. “Dusty was an ordinary member – now she’s our only Honorary Member. We wanted to make some gesture following that South Africa business, so we did that”.
Het gedrag van Dusty in Zuid-Afrika had haar dus aanzien gegeven. Dusty was de enige Britse popster die samen met de Motown-vedettes op tv en tijdens hun toernee door Engeland en Frankrijk mocht optreden.
In een interview met journaliste Louise Criscione dat jaar verklaarde ze overigens dat ze beslist geen soul-zangeres was. “Whenever people write about Dusty’s music they invariably use the word ‘soul’ to define her sound. But what is it – this illusive quality they call soul?
‘Soul is something that can’t be defined – you just know it when you hear it. It’s such an overworked word that I feel ill-equipped to try to define it’, Dusty answered. ‘It’s nice of people to say I’m a soul singer. I am influenced by R&B but I’m certainly not an R&B singer’, Dusty grinned”.
Dusty kon het met Martha Reeves heel goed vinden. In de kleedkamer luisterden ze samen naar ‘Dancing in the street’ nog vóór er gewone platen van geperst waren. In een tv-programma over Dusty in 1994 vertelde Martha: “We were on the same show. We had been sharing things. I got really related when I could play her the acetate [lakplaat] of ‘Dancing in the street’. I didn’t like the song at first. I had to arrange it, arrange the melody somewhat. Because it was Marvin Gaye’s song. They let me try my kind of singing and the second take was the keep. They kept the second take”.
Dusty vertelde Martha bij die gelegenheid dat ze ongelukkig was over het repertoire dat ze bij Philips moest opnemen. Ze zou liever andere muziek op de plaat vastleggen. Dat schiep een band, zei Martha. In de kleedkamer draaiden ze de lakplaat diverse keren achter elkaar af en dansten er samen op.
Voor Dusty was het nog vroeg in de morgen, half tien. “Het was de beste plaat in z’n soort die ik ooit gehoord had. It takes an awful lot to make me enthusiastic at that time in the morning. The opening drums, everything was right”. Dusty mocht ook samen met de zwarte artiesten optreden tijdens zo’n toernee van Motown. ’s Morgens, vertelde ze ten overstaan van twee uitdagende meisjes (de French & Saunders-show), kwam er wel eens een van de Vandellas niet op tijd opdagen. Dan kon zij lekker inspringen. “The Vandellas did the backup for Marvin Gaye – from the wings. On the first show [10 uur in de morgen] there was always one who overslept, who wasn’t there. That was the biggest thrill of my life”. Meteen begon ze ‘Hitchhike’, een oude hit van Marvin Gaye, te zingen in het programma.
Het genoegen was wederzijds liet Martha Reeves weten. Onzichtbaar voor het publiek deden zij en andere Motown-ariesten het koortje bij ‘Wishing and Hoping’ van Dusty Springfield. In een tv-programma uit 1967 zag je Dusty niet alleen ‘Dancing in the street’ zingen (met Britse begeleiding) maar ook ‘Heat Wave’ en ‘Nowhere to run’ van Martha & the Vandellas. Dat deed ze, leek je te horen, met als begeleiding de originele orkestbanden van de Motown-platen.
Martha Reeves en Dusty Springfield
Royals en andere ‘queens’
In het interview met Louise Criscione was te lezen: “The biggest occasion for a British entertainer is coming up soon. It’s the Royal Variety Show and Dusty has been invited to appear on the show in front of the Queen. ‘I’m very excited about it. I’ve been on one before with the Springfields and I met the Queen then’, Dusty enthused. ‘I’m flying back next week to work out the arrangements. I’m not nervous yet but I will be’, predicted Dusty”.
Toen de zangeres in aanwezigheid van koningin Elizabeth optrad, liet ze zich in zekere zin gaan. Ze besefte dat er in de zaal heel wat gays (‘queens’) van haar voordracht zaten te genieten. Dusty verbaasde alles en iedereen met de woorden: “It’s nice to see the royalty isn’t confined to the [royal] box”. Prinses Margaret wond zich op over die uitspraak. Tijdens het feestje na afloop van het concert liet de prinses publiekelijk haar afschuw merken. Later stuurde ze de zangeres zelfs een brief met bijgesloten een door haar te tekenen verklaring waarin ze haar excuses voor die woorden aan het koninklijk huis moest vastleggen en dan terugsturen.
In het artikel van Michele Kort werd aangegeven dat Dusty voortdurend intieme relaties met vrouwen had al kon ze daar in het openbaar maar moeilijk voor uit komen. Makkelijker was het geweest als ze ‘gewoon’ getrouwd was en kindjes gekregen had. Maar zo zat Dusty nu eenmaal niet in elkaar.
Kort wist in 1999 meer dan ze schreef in ‘The secret world of Dusty Springfield’. Een aantal vrouwen had de journaliste van het gay-tijdschrift op de hoogte gebracht van hun vrolijke ervaringen met de zangeres. Met Dusty kon je geweldig lachen, was steeds de boodschap. Ze was gek op practical jokes.
Zo vertelde ze zelf: “My brother [Tom] and I had a habit of throwing things, particularly dishes. It saved washing them. I got a reputation in England because I’d start throwing food at people. My brother was the instigator. I threw two parties that completely disintegrated. People you’d least expect. Martha and the Vandellas - all their hatred, all those suppressed feelings came out with long French loaves that they were belting each other over the heads. Kim Weston was cowering behind a lounge chair in her mink coat. Gene Pitney was sliding around. Everyone was coated in flour. Nobody hit anybody; people just laughed and laughed. I remember aiming a sardine across the room at one of the Shangri-Las, straight down the front of her dress! It started with a slice of salami. There was an agent’s wife with a low-back dress, so we snuck the salami down her back, and gradually the whole thing took off”.
Maar met naam genoemd worden, dat wilden die vrouwen niet. Dat zou hun carrière schaden. Al die leuke dingen gebeurden dus in het geheim.
Kort: “As Dusty began to know world politics firsthand, she also began to know something about love. Her two great passions mixed: The women she loved were often musicians whose talent she admired. She had a relationship with an African-American soul singer with whom she worked in England [Madeline Bell?] and in 1966 began a five-year cohabitation with an American folk-rock singer who met Dusty while touring in England [Norma Tanega?].
Springfield’s unwillingness to compromise her love life - even as she tried to keep it private was as radical at the time as her political gestures. This was, after all, pre-Stonewall, pre-feminism, and pre-glam. According to a former lover (who remained a dear friend), Dusty wasn’t conflicted by her sexuality per se but by the public response to it.
‘I’m sure she didn’t think about it at all until it was a constant question [from the British press]’, says Dusty’s onetime love. ‘She was looking for the same thing we’re all looking for - warmth, acceptance, total, unconditional love. She had the capacity to love deeply. Watch the TV shows, listen to her songs. She was really just a lover of the world, and she wanted love back’”.
Norma Tanega en Dusty Springfield
Af en toe liet Dusty in de pers iets weten van haar geaardheid. Zoals in 1970 in een interview met Ray Connolly (London’s Evening Standard). In 1999 verklapte de journalist dat de zangeres werkelijk doordramde dat ze een boodschap voor de lezers van de krant had. Tijdens het vraaggesprek had ze verkondigd: “There’s one thing that’s always annoyed me, and I’m going to get into something nasty here. But I’ve got to say it because so many people say it to my face. A lot of people say I’m bent, and I’ve heard it so many times that I’ve almost learned to accept it.... Girls run after me a lot, and it doesn’t upset me. It upsets me when people insinuate things that aren’t true. I couldn’t stand to be thought to be a big butch lady. But I know I’m perfectly as capable of being swayed by a girl as by a boy. More and more people feel that way, and I don’t see why I shouldn’t.... Being a pop star, I shouldn’t even admit that I might think that way”.
Drie jaar later liet ze in een interview met Chris van Ness (Los Angeles Free Press) los: “People say that I’m gay, gay, gay, gay, gay, gay, gay, gay. I’m not anything. I’m just ... People are people.... I basically want to be straight.... I go from men to women; I don’t give a shit. The catchphrase is: I can’t love a man. Now, that’s my hang-up. To love, to go to bed, fantastic; but to love a man is my prime ambition.... They frighten me”.
De zangeres was dus minder terughoudend dan bijvoorbeeld Cliff Richard.
Grote hits
Dusty Springfield had vanzelfsprekend succes omdat ze zo’n goeie zangeres was. Ze kon haar hele ziel en zaligheid in een song leggen. Een nummer dat ik [HK] in die tijd goed vond was ‘Summer is over’. Maar haar grote hit, in 1966, was natuurlijk ‘You don’t have to say you love me’. Het was een single waar de deejays lekker mee konden stoeien. Na het instrumentale intro hield de muziek een fractie van een seconde op. Bij radio Veronica hield de technicus de plaat dan even ‘vast’ zodat Jan van Veen of Rob Out hun woordje konden doen. En dan begon Dusty met haar zangpartij. Een mooie aanleiding om het nummer extra te draaien op de zender.
‘You don’t have to say you love me’ was van Italiaanse oorsprong. Dusty ontdekte de song toen Pino Donaggio die bracht tijdens het songfestival van San Remo in 1965. De Engelse tekst kwam tot stand tijdens een taxi-rit en in de flat van Vicki Wickham, de vrouwelijke producer van Ready Steady Go en vanaf 1985 manager van de zangeres. Vicki en Simon Napier-Bell, manager van de Yardbirds op dat moment, hadden geen enkele ervaring met dat soort dingen. Bovendien begrepen ze niets van de Italiaanse woorden. Maar met wat plakken en knippen kwamen ze eruit. De grootste hits van iemand komen nogal eens op een bijzondere manier tot stand. Als b-kant, als uitprobeerseltje, als grapje in de studio.
Twee jaar later, in 1968, was Dusty in staat haar liefde voor Amerikaanse zwarte muziek uit te leven. In eerste instantie zou je denken dat de zangeres dan voor Motown zou kiezen. Maar zo ging het niet. In plaats daarvan tekende ze (in Amerika) bij Atlantic Records, de platenmaatschappij van Aretha Franklin, Wilson Pickett, Solomon Burke en Otis Redding. Eén van de songs die ze er opnam was ‘Son of a preacher man’, dat in eerste instantie bedoeld was voor Aretha Franklin. Maar die zei nee toen haar de song werd aangeboden.
Dusty was evenmin enthousiast over ‘Son of a preacher man’ vertelde ze popjournalist Ben Fong-Torres. Dat gold zelfs voor het hele album. “‘I hated it for a long time, and then I liked it. I don’t like all of it’.
Why did you hate it?
‘I just didn’t like the mix. The songs, I liked. I had lots to do with choosing them. I don’t know what went wrong. They just couldn’t find more material for me; they didn’t know what to do with me. I didn’t like ‘Son of a Preacher Man’. I knew it was a hit song, but I didn’t like the record; I liked the other side (‘Just a Little Lovin'’)’.
What was the overall experience of recording in Memphis?
‘That really threw me. I wasn’t used to working with just a rhythm section, with sweetening afterwards – and I was very unhappy. I’m the kind of singer that wants to bounce off the whole...setup’.
You mean, you want the string section, the whole orchestra there?
‘Yeah, I want to hear them coming thru those headphones. I just want one date, you go in there, and you hear all these gorgeous sounds in your ears. One day someone’s going to invent a system where a singer can just stand in the middle of the studio and have that noise. That noise is the joy, and the joy gets rid of the inhibition, and makes me sing the best way I can sing’”.
Het lukte de producers Jerry Wexler, Tom Dowd en Arif Mardin in Memphis niet de stem van Dusty Springfield tot ieders tevredenheid vast te leggen. Eerder had Philips-producer Johnny Franz (1922-1977) in Engeland met dat soort zaken te maken gehad. De zangeres was in de VS weer eens ‘moeilijk’. Het album ‘Dusty in Memphis’ werd tenslotte in New York ingezongen. Maar de ‘magische’ titel met de stad Memphis erin en vooral de single leverden een substantiële bijdrage aan de carrière van Dusty. Het gebruik van ‘Son of a preacher man’ in de film ‘Pulp Fiction’ (1994) maakte van dat nummer definitief een klassieker.
In een tv-programma vatte Jerry Wexler zijn inspanningen eenvoudig samen: “‘Son of a preacher man’ had been offered to Aretha Franklin. Aretha rejected it because of the subject in the text. So we tried it on Dusty, the white queen of soul. It came out just great. The track is wonderful. She did an incredible job on it and it was a big hit for her”.
Met het succes waren de problemen blijkbaar weer vergeten.
Dusty in de luwte
Dusty keek later met gemengde gevoelens op haar Amerikaanse carrière terug. “It was very, very good to me and very, very bad to me”, zou ze zeggen. Volgens Kort voelde ze zich in die tijd vooral gefrustreerd dat ze niet haar eigen richting kon bepalen In Amerika was je nu eenmaal afhankelijk van zakenmensen om je heen, managers en producers. Kort: “Female producers were still a rare breed, and the perfectionism that was praised in men branded an intelligent, opinionated woman like Dusty ‘difficult’”.
Omdat ze zich in de jaren zeventig niet kon ontplooien raakte ze in problemen. Kort: “Dusty began seriously to abuse drugs and alcohol. Soon she found herself caught in an alcoholic haze that’s still all too familiar to gays and lesbians torn between the closet and the need to live their own true lives.
‘When I knew Dusty, unfortunately, she was a mess’, says a lesbian business owner in Los Angeles who had a brief affair with her. ‘She was a very fragile, brilliant, special person - the sweetest, nicest person you could ever know. But she was also the most insecure person who ever lived. She was drinking, using, and slitting her wrists. She was so vulnerable’.
Like many a single lesbian in the ’70s, she seems to have had lots of lovers - a fact Springfield herself copped to in a 1978 interview with The Advocate. For a while she developed an interest in the women’s tennis tour and perhaps in a tennis player - although Rosie Casals, with whom she’s been linked, was quoted as saying they were ‘extremely close friends, but not lovers’”.
Michele Kort was er ook van op de hoogte dat Dusty aan het einde van de jaren zeventig zelfs met een vrouw in het huwelijk trad. “She married one of her lovers, a flamboyant singer-actress, in the late ’70s at a backyard wedding in Los Angeles’s San Fernando Valley. The ‘best lady’ that day remembers that Dusty wore a formal wedding gown (the other bride wore a pants outfit with a gold vest and long tie) and ran around complimenting people. ‘Oh, everyone is so dashing’, she’d say in her heart-melting English lilt. Dusty was trying to stay sober at the time, so those who wanted to drink would surreptitiously retrieve a bottle of Jack Daniels that hung from a rope outside the bathroom window”.
Het huwelijk hield niet lang stand. In 1981 verhuisde Dusty naar Toronto en woonde samen met singer-songwriter Carol Pope. Vicki Wickham had hen bij elkaar gebracht. Pope: “I went backstage to see her, and we just started talking in stupid English accents. It was a perfect way to connect with Springfield, a basically shy person who nonetheless had a sparkling, self-deprecating sense of humor and loved to put on ‘goonish’ voices à la Peter Sellers or Monty Python. I remember thinking, ‘She’s totally not my type. She’s so over-the-top in what she’s wearing, but she’s so charming’”.
De twee vrouwen reisden de wereld rond en belandden ook in Nederland, waar Dusty optrad in een tv-programma. Pope: “It was surreal. I realized what a diva she was [frequently late, overly concerned with her appearance in public] and how out of control she was, but for some reason I was mesmerized”.
Ze hadden het flink naar hun zin, legde Pope vast. Samen lachten ze heel wat af. Pope: “I will tell you one of my most intimate memories of Dusty. I got her to sing to me in bed, and that was like - my God - ecstasy. I remember making her sing ‘Breakfast in Bed’”. Dat was een liedje van het album ‘Dusty in Memphis’.
Onlangs vertelde Jelle Quak me dat Dusty met een vriendin ook nog een tijdje in Utrecht Overvecht gewoond heeft.
De comeback van Dusty in 1987
Halverwege de jaren tachtig leek het erop of de carrière van de zangeres voorbij was. Totdat de Pet Shop Boys belangstelling voor haar toonden. In het tv-programma van de meisjes French & Saunders vertelden Neil Tennant (Pet Shop Boys) en Dusty in 1994 hoe het gegaan was.
Neil: “Dusty to me has one of the most beautiful voices. She has a very vulnerable quality in her voice. Also it’s fantastic how she phrases things. She always turns a song into a Dusty Springfield record”.
Om het zacht te zeggen, Dusty zat in die tijd niet goed in haar vel. Ze vroeg zich af of er nog ooit iets van zingen zou komen. “I was sitting in the garden under a tree. A phone call from Vicki [Wickham, haar manager op dat ogenblik]. She said, ‘this really is an off the wall idea. I’m sending you a tape. It’s on its way. I need a fast answer, twenty-four hours or whatever’”.
Dusty kende de Pet Shop Boys. “I nearly had an accident on the freeway when I heard ‘West End Girls’ on the car radio”. Ze vertelde dat ze soms razendsnel van de autoweg afsloeg als ze goede muziek hoorde. Maar hoe dan ook, in geen miljoen jaar had ze gedacht ooit met de Pet Shop Boys te zullen werken. “The tapes arrived very fast. I called back Vicki in about five minutes. ‘This is really a great idea’”.
Tennant: “She came in. She was Dusty Springfield, blond hair, the eyes and she said, ‘What do you want me to sound like?’
‘We want you to sound like Dusty Springfield’”.
Dusty moet wel erg onzeker geweest zijn op dat moment. Zelf merkte ze op dat ze er geen idee van had wat de Pet Shop Boys met haar voorhadden. Volgens Neil Tennant begon ze ergens in het middenstuk te zingen, eerst gewoon en vervolgens gebruikte ze haar stem zo dat die echt als Dusty Springfield klonk. Het ging dus gemakkelijk bij ‘What have I done to deserve this’. De tweede ‘take’ was al raak.
Bij de volgende opnamen die de Pet Shop Boys met Dusty maakten ging het een stuk langzamer. Volgens Neil Tennant zong Dusty woord voor woord apart, soms ging de opname zelfs per lettergreep. Maar hoe dan ook, met ‘What have I done to deserve this’ was Dusty Springfield weer helemaal terug in de schijnwerpers.
Pet Shop Boys met Dusty Springfield
***
Aan het einde van haar korte leven, in 1999, kreeg de zangeres, zoals dat wel vaker gaat, alle erkenning. Zelfs van het Britse koninklijk huis. Op 30 november van dat jaar vertelde Vicki Wickham, haar manager, dat Dusty in januari niet meer in staat was zelf haar lintje bij koningin Elizabeth op te halen. “So I went up to St James’s Palace to collect Dusty’s OBE, and they were so disappointed she hadn’t come herself, because they’d all brought their albums to be signed”.
Zelfs de koningin?
“No, apparently she doesn’t go to these things. Anyway, they gave me the OBE [Order of the British Empire], whose ribbon was a bit frayed, but I wasn’t expecting this huge plaque along with it. I asked if they had a bag, and the woman went into a cupboard and produced a pristine Fortnum & Mason carrier bag. When I brought it to Dusty in hospital, she died laughing, saying, ‘I can’t believe you brought this in a carrier bag’”.
Na haar overlijden, op 2 maart 1999, verklaarde zangeres Janis Ian: “Dusty recorded my song ‘In the Winter’, and from that moment on I felt I’d never be able to do the piece justice again. Dusty killed when she sang. There aren’t many singers you would beg to do your material, but Dusty was one of them. It’s one of the prouder moments in my life, hearing her sing my song”.
En zangeres Melissa Etheridge liet The Advocate weten: “As a child listening to the radio, I was taken by surprise when a sexy, husky woman’s voice came out. ‘Son of a Preacher Man’ is one of the steamiest, coolest songs ever sung by a woman”.
Dertien dagen na haar dood werd Dusty Springfield opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame. Samen met Del Shannon, Paul McCartney, Billy Joel, Curtis Mayfield, Bruce Springsteen, Charles Brown, Bob Wills, George Martin en de Staple Singers. Elton John introduceerde Dusty Springfield en Melissa Etheridge (‘a proudly out-of-the-closet lesbian’) zong ‘Son of a preacher man’ van haar album ‘Dusty in Memphis’. Michele Kort: “The song ‘about the only boy who could ever teach me’ in honor of a woman who was required by convention to sing covertly about her real-life loves”.
Harry Knipschild
14 mei 2014
Clips
* Springfields, Island of Dreams, 1962
* Exciters, Tell Him, 1962
* Dusty Springfield, Zuid-Afrika, 1964
* Dusty Springfield en Martha Reeves, Ready Steady Go, Motown, 1965
* Pino Donaggio, Io che non vivo, uit 1965
* Norma Tanega, Walking my cat named dog, 1966
* Dusty Springfield, Nowhere to Run, 1967
* Dusty Springfield, Son of a preacher man, 1968
* Dusty Springfield, Pet Shop Boys, What have I done to deserve this, 1987
* Dusty Springfield, French & Saunders, 1994
* Melissa Etheridge, Son of a preacher man, Rock & Roll Hall of Fame, 1999
* Een plaquette waar Dusty O.B.E. woonde, 2011
* Madeleine Bell, I just don't know what to do with myself, Dusty Springfield Day, 2011
* Dusty Springfield, Pet Shop Boys, What have I done to deserve this, 1987
* Dusty Springfield, French & Saunders, 1994
* Melissa Etheridge, Son of a preacher man, Rock & Roll Hall of Fame, 1999
* Een plaquette waar Dusty O.B.E. woonde, 2011
* Madeleine Bell, I just don't know what to do with myself, Dusty Springfield Day, 2011
Literatuur
Norman Jopling, ‘The Springfields. The White Negress’, Record Mirror, 6 april 1963
Nico Scheepmaker, tv-kritiek, Leidsch Dagblad, 24 januari 1964
‘Britse zangeres moet Zuid-Afrika verlaten’, Leidse Courant, 17 december 1964
Ian Dove, ‘A warning to the Tamla-Motown visitors from their biggest fan’, NME, 19 maart 1965
Louise Criscione, ‘Life + Laughs = Dusty Springfield’, KRLA Beat, 27 november 1965
Keith Altham, ‘Blue Mink. Out of a Preaching Bag’, NME, 20 januari 1973
Chris Welch, ‘Obituary: Dusty Springfield’, Independent, 4 maart 1999
Ben Fong-Torres, ‘Dusty Springfield’, all-music.com, voorjaar 1999
Michele Kort, ‘The secret life of Dusty Springfield’, The Advocate, 27 april 1999
Caroline Sullivan, ‘Ready Vicki [Wickham] Go’, Guardian, 30 november 1999
Simon Napier-Bell, ‘Flashback: Dusty Springfield’, Oberver, 19 oktober 2003
Keith Altham, ‘The Real Dusty Springfield’, Rock’s Backpages, juli 2007
- Raadplegingen: 28450