165 - De snelle opkomst van Supersister
In enkele artikelen op deze website heb ik duidelijk gemaakt hoe moeilijk het is om goed onderzoek te doen als je over popmuziek in Nederland wilt schrijven. Vooral de officiële instanties laten het tot nu toe behoorlijk afweten, is mijn ervaring.
Afgelopen zomer raakte ik in gesprek met twee jongedames bij de Klinkenbergerplas in Oegstgeest. Ze hadden een boek bij zich, de ‘stripgeschiedenis van de popmuziek’. Eén van hen, Rosanne, bleek de dochter te zijn van Dick Zwikker en Ria Broersen. Dick, geboren op 14 juni 1944 in Den Haag, was manager van de groep Supersister. Volkomen onverwacht overleed hij op 9 maart 1999 tengevolge van een hartstilstand. Op 19 november 2013 had ik een lang gesprek met Ria, die Dick tijdens een optreden van Supersister in Cleyn Duin (Katwijk 1971) voor het eerst ontmoette.
“Het gaat goed met de popgroepen. Er wordt lekker geëxperimenteerd, verouderde normen worden vergeten en met behulp van wat schamele techniekjes maar met hoopjes energie en vindingrijkheid gebeuren er leuke dingen.
Zo ook in Supersister, van leider-organist Robert Jan Stips. Op de plaat of op de band zou het niet aan te horen zijn, maar op zo’n avond is het gewoon erg fijn om die jongens mee te maken. Lange stukken met veel nuances, climaxen en anti-climaxen in de vorm van een tangootje of een gekweeld walsje. Het geheel blijft geïnspireerd op beatmuziek en een themaatje als ‘Everybody needs somebody’ van de Stones gaat er dan wel heel anders uit zien”.
Ook tijdens andere Provadya-bijeenkomsten wist Supersister zich in de kijker te spelen. In een artikel in het Parool werd verslag gedaan van zo’n happening in Felix Meritis, Amsterdam. “Voortreffelijke, grappen makende muzikanten, die voor stapels kranten hadden gezorgd, verspreidden die kranten door de dicht op elkaar dansende hippe maar voornamelijk niet zo hippe Amsterdammers, die precies wisten wat er van hen verlangd werd. Duizenden kranten vlogen op de maat van de muziek van Supersister door de lucht. Erg goed”.
Een verslaggever van Hitweek tekende de muzikale sfeer van de avond: “Een fantastiese loeiharde geluidsinstallatie liet nieuwe singles horen van o.a. Crazy World of Arthur Brown, Byrds, Big Brother and the Holding Company, Procol Harum, the Doors en ga zo maar door. In Provadya is alleen maar psychedeliese pop en West Coast te horen. Er waren enkele mensen uit San Francisco die banden hadden mee gebracht van Country Joe and the Fish, Moby Grape, Grateful Dead en andere Frisco-groepen”.
Supersister vertolkte ook ‘psychedelische muziek’ in Den Haag, aldus de Haagsche Courant op 19 april 1968. “Wilde kreten en andere, moeilijk te definiëren geluiden klonken door de tot een psychedelisch oord omgevormde Kelderzaal van het Binnenhof, waar de popgroep Supersister bezig was aan haar ‘act’: terwijl felgekleurde lampen aan- en uitflitsten werd tegelijkertijd een slapstick vertoond, ‘bewegende’ dia’s geprojecteerd en popmuziek geproduceerd”.
Tijdens de tweede ‘Flight to the Lowlands’, waarbij bijna 20.000 jongelui eind december 1968 kou en sneeuw trotseerden in de verwachting dat ze een optreden van Jimi Hendrix zouden meemaken (de artiest kwam niet opdagen) viel Supersister opnieuw om zijn kwaliteit op, zo was op te maken in het verslag van Yvonne Parre.
“Zo’n twee jaar geleden besloten vier wel zeer muzikale Haagse jongens een nieuwe groep te beginnen. Een formatie die volkomen zou breken met de commerciële muziek-wetten. Er zou en moest eindelijk eens iets anders dan de geijkte geluiden uit de loudspeakers klinken.
Na een langdurige periode van experimenteren waren ze zover: Supersister was aan een optreden toe. Paniek in het Haagse beatwereldje – de stijl van Supersister is niet te imiteren! De liefhebbers van betere muziek snelden toe. Supersister ging een begrip worden. Allerlei platenmaatschappijen zijn druk doende geweest Supersister voor een single te strikken. Maar daar voelden de Supersister Boys weinig voor. Een van hun troeven zijn namelijk de kunstige overgangen tussen de als een potpourri voorgeschotelde nummers. Op een single zou dit niet tot z’n recht komen. Nu hebben hebben Hugo Gordijn en [producer] Hans van Oosterhout toch het vertrouwen van Supersister weten te winnen”.
Hugo Gordijn liet een persing van de Blossom-single bij Polydor op het Haagse Piet Heinplein horen. Die nam de productie over. De single ‘She was naked’ werd door de radio meteen opgepakt. Het resultaat – een volkomen onverwachte toptien hit.
Supersister was van het ene moment op het andere ineens zo populair dat de groep op het hoofdpodium mocht optreden tijdens het Holland Pop Festival (Kralingen, Rotterdam). Dat vond plaats kort nadat de Woodstock-film in Nederland opzien baarde.
Robert-Jan Stips zei er later dit over: “Wij, Supersister, waren misschien wel zo’n beetje de verrassing van het festival, in ieder geval op die dag. Iedereen had wel de rumor van Supersister gehoord. Dat schijnt toch wel iets bijzonders te zijn. De reden dat we op het hoofdpodium stonden was dat onze eerste single, ‘She was naked’, een hitje aan het worden was. Tot onze eigen grote verbazing. Alles was ontzettend vers. We hadden in maart, denk ik, het plaatje opgenomen. In juni stonden we al op het grootste festival in Europa. Voor het publiek was het ook een compleet nieuw gebeuren. Iedereen moest uitvinden hoe je je daar gedroeg op zo’n festival. Natuurlijk hadden we het afgekeken van Woodstock. Iedereen deed behoorlijk Woodstock-erig. Veel bloot, veel bloemen. Iedereen was ook echt blij”.
In het najaar van 1970 presenteerde Supersister zich met een eerste album, evenals de single door Hans van Oosterhout geproduceerd. Hans had eerder zelf als lid van de Kick opgetreden. Polydor had de productie en internationale exploitatie formeel ‘uitbesteed’ aan Red Bullet, het bedrijf van Willem van Kooten.
De recensies waren meer dan goed. Opvallend vond ik [HK] de manier waarop Fred van Wijnen ‘Present van Nancy’ behandelde. De journalist van het Algemeen Dagblad nam eerst het nieuwe Dylan-album ‘New Morning’ onder de loupe. Die kon, legde hij vast ‘beter z’n mond houden’. Op nummers als ‘Three Angels’ klonk Dylan volgens hem als een oubollige Cowboy Gerard (Gerard de Vries). Dat was niet positief bedoeld. Volgens Van Wijnen was de muzikale rol van Bob Dylan na ‘Nashville Skyline’ uitgespeeld.
Supersister stond volgens Van Wijnen juist aan het begin van een grote carrière. Hoewel de muziek van ‘de vrij onbekende groep erg duidelijk beïnvloed is door werk van The Soft Machine (met name in de orgelakkoorden) en The Mothers of Invention komen ze toch ook met heel wat eigen, erg oorspronkelijke vondsten tevoorschijn. Door een voortdurend wisselende ritmische basis en hun vaak voortreffelijke orgeltonen is ‘Present from Nancy’ voor mij een hoogtepunt in de Nederlandse popmuziek’.
Het verleden voor Dylan, de toekomst voor Supersister, dat was de strekking...
Elly de Waard, een vermaard popjournaliste in de jaren zeventig, was het helemaal met de journalist van het Algemeen Dagblad eens. Met name gold dat voor hetgeen de Nederlandse artiesten op de bühne presteerden. Op 2 januari 1971 bezocht Elly het Amsterdamse Concertgebouw voor een optreden van de groep Deep Purple. Supersister mocht als voorprogamma van de buitenlandse groep fungeren. Dat zat de journaliste flink dwars, liet ze haar lezers en lezeressen weten. “Wat de pop betreft ging het nieuwe jaar slecht van start. Deep Purple bleek de bekende heavy drilborenmuziek te maken waarvoor al gevreesd werd”. Hun versie van het Rolling Stones-nummer ‘Paint it black’ was haar voor een dieptepunt, bewerkingen van ‘Lucille’ (Little Richard) en ‘Swiss Maid’ (Del Shannon) omschreef Elly met woorden als ‘rampen’ en ‘verminkingen’.
Een totaal andere mening had De Waard over de groep die zich met het album ‘Present from Nancy’ presenteerde. “Supersister won Deep Purple-avond” liet ze als kop boven de recensie zetten. “Het interessantste deel van de avond speelde zich duidelijk voor de pauze af met het optreden van de Haagse formatie Supersister, die in het voor Nederlandse groepen nogal ongebruikelijke idioom van de Soft Machine speelt. Supersister, eveneens zonder lead-gitaar en met de nadruk op ’t orgel en de elektronische piano (van Robert-Jan Stips) bracht een paar zeer lange, goed in elkaar zittende en strak uitgevoerde nummers, waarin wel zeer duidelijk verschillende invloeden doorklinken, maar die desondanks toch verrassend boeiend waren.
Zo langzamerhand is de tijd wel eens rijp geworden voor een concert van louter Nederlandse groepen. Dat zou wel eens een verfrissende afwisseling kunnen [zijn] tussen al het derderangs werk uit het buitenland dat in de komende maanden nog het Concertgebouwpodium gaat betreden”.
Een interessante, nieuwe stellingname in 1971 – waarom zouden Nederlandse popgroepen in grote concertzalen alleen maar als opening voor artiesten uit het buitenland mogen functioneren....
Olink blikte vooruit. Er was een nieuw album op komst. “De nieuwe elpee gaat ‘To the highest bidder heten’, een kreet uit een van de economie-boeken die Dick Zwikker al zes jaar doorworstelt. Dick is manager zolang Supersister bestaat”.
Dick Zwikker wijdde uit over de kansen voor Supersister in het buitenland. Olink noteerde: “Supersister heeft onlangs een serie in Parijs gespeeld, in de Club Gibus, die Engelse groepen van naam binnen de poorten heeft gehad, prat gaat op een deskundig publiek en Supersister met een ongekend applaus liet gaan. De single ‘She was naked’ drong diep door in de Gallische hitrijen. Ook onze oosterburen houden van Supersister, de progressieve groep uit Den Haag.
Dick Zwikker: ‘We spelen er regelmatig, vaak in dezelfde clubs, Hamburg, Bremen, Frankfurt, Dortmund. ’t Is een goed publiek. Je kunt je natuurlijk verbazen over het feit, dat we hier en daar in Duitsland populair zijn, maar dan moet je wel bedenken, dat ze zelf niets hebben’.
Dus luisteren de Duitsers naar ‘Present from Nancy’, ‘Memories are new’, ‘Metamorphosis’ en andere Supersister-klassiekers”.
Olink meldde dat ook de Britten belangstelling aan het tonen waren, aldus Dick Zwikker. “De grote animator is daar John Peel [1939-2004]. Hij heeft met grote regelmaat ‘Present from Nancy’ en de singles gedraaid. De Red Bullet-produktie van Hans van Oosterhout gaat vermoedelijk ook naar Duitsland. Ik heb er zelf achteraan gezeten, want van de promotie [exploitatie in Duitland] klopte niets. Supersister-muziek is niet zo commercieel, avant-garde loont niet. Ik heb zelf een weggetje gevonden om de plaat toch in Duitsland uit te krijgen.
Op het eigen merk Dwarf bracht Red Bullet ‘Present from Nancy’ in de States uit”.
Initiatiefnemer Ad Dik: “We moeten met het oprichten wel wat moeilijkheden overwinnen, omdat er al eerder voor deze popgroep een fanclub is geweest, die een slechte naam heeft achtergelaten bij de vijfhonderd leden, die toen lid waren.
Al die leden zijn namelijk opgelicht. De toenmalige initiatiefnemer, een Haagse jongeman, speelde mooi weer van al het binnen gekomen geld, terwijl de leden nooit iets van hem hoorden. Wij moeten onze fanclub dus zuiveren van die smet, die hij er op heeft gebracht. Ik wil voorop stellen dat wij niets met deze jongeman te maken hebben. We hebben hem gewoon gebeld en gezegd, dat wij met een nieuwe fanclub voor Supersister gingen starten. Hij maakte daar bezwaar tegen maar daar trekken wij ons niets van aan”.
Een van de doelstellingen van Ad en mede-bestuursleden Paul Hofstra en Nicolien van ’t Veer was reductiekaarten voor de leden te krijgen als Supersister ergens het land optrad. Wat de groep ervan vond en hoe het verder met de fanclub ging, is in de plakboeken van Dick Zwikker niet terug te vinden.
Marco Vrolijk, zoon van een bekende Nederlander
In de meeste interviews was de schijnwerper gericht op Robert-Jan Stips en Sacha van Geest. Maar op 8 maart 1972 mocht Marco Vrolijk zijn zegje doen in het Algemeen Dagblad. Marco was de zoon van Maarten Vrolijk (1919-1994). Als PvdA-minister van CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) had de vader van de drummer op 11 oktober 1965 het formele startschot gegeven voor Hilversum 3, bedoeld als concurrent van zeezender radio Veronica. In 1972 werd Vrolijk senior commissaris van de koningin in Zuid-Holland.
Marco: “Je wordt er altijd wel even beetje op aangekeken. Vroeger op het Grotius Lyceum was dat vervelend. Vooral omdat men vanzelfsprekend modelgedrag van ‘een Vrolijk’ verwachtte. Je was altijd ‘zoon van’ en eigenlijk nooit gewoon Marco”.
Een makkelijke jeugd had de drummer dan ook niet gehad. “Ik wist nooit zo duidelijk wat ik wilde. Ook al was en ben ik geïnteresseerd in zaken als psychologie en psychiatrie, dan zou ik die vakken toch nooit willen gaan studeren. Hooguit binnenhuisarchitectuur, want dat zit in het artistieke vlak”.
Marco had zijn school niet afgemaakt. “De aantrekkingskracht om muziek te maken, destijds in een schoolband, werd steeds sterker. Zeker toen Robert-Jan Stips op het Grotius belandde. Bovendien hadden we een tamelijk vrijdenkende muziekleraar die onze muzikale ideeën aanwakkerde. We speelden op het laatst zo vaak dat het schoolwerk erbij in schoot”.
De lezers van de krant zouden zeker geïnteresseerd zijn hoe dat nu ging, de artistieke aanpak van de drummer, die er op school de brui aan had gegeven, ten opzichte van de politiek zo geslaagde vader.
“Ik had maar weinig contact met hem. Ik was eerlijk gezegd nogal bang van hem. Ik kon niet tegen hem op, zeker niet als ik met die slechte cijfers aankwam.
Daarom was ik blij dat ik kort daarna met mijn eerste single [‘She was naked’] een soort revanche kon nemen. Een tastbaar bewijs van de richting waarvoor ik had gekozen. En dat kon ie toch wel waarderen. Zijn eigen hobby’s liggen ook in het artistieke vlak. Nou, en sinds die tijd kan ik hartstikke jofel met hem opschieten. Achteraf ben ik er eigenlijk enorm trots op wat hij in zijn leven heeft bereikt”.
Aan het einde van het door Fred van Wijnen geschreven artikel keek de drummer vooruit. Allereerst over zijn opleiding: “Hoe langer je er nu over nadenkt, hoe meer ik met de gedachte speel het gymnasium op de een of andere manier af te maken”.
Vast stond echter voor Vrolijk junior dat hij in de creatieve wereld werkzaam zou blijven. “Ik kan er nu aardig van rondkomen. Maar ook al zou je als popartiest uit de gratie raken, dan zijn er in deze sector ook genoeg mogelijkheden. Je zou manager of platenproducent kunnen worden.
Je hoeft in dit vak nooit stil te staan. Je kunt je in de muziek uitdrukken zoals je dat zelf wilt. Dat kan een kantoorfiguur nooit van zichzelf zeggen. Daar weet je van tevoren precies wanneer je van commies B commies A wordt”.
Marco maakte een tevreden indruk. “Ons werk is avontuurlijk. Daarom ben ik blij dat mijn hobby nu ook mijn werk geworden is”.
Achteraf bekeken maakte Supersister in korte tijd een heleboel platen. ‘Present from Nancy’ was pas een half jaar in roulatie toen de groep alweer de studio betrad om een tweede album op te nemen, dat onder de naam ‘To the highest bidder’ verscheen. In de Volkskrant van 24 april 1971 was er een en ander over te lezen. Een niet met name verslaggever meldde: “Voor men zich in het schemerdonker van de Phonogramstudio te Hilversum op het werk voor de tweede langspeelplaat stort hebben de Hagenaars nog wel even tijd voor een gesprek. Per slot van rekening legt het verplichtingen op als je door de lezertjes van Aloha tot populairste groep in het land wordt gebombardeerd”.
Aan de leden van Supersister werd gevraagd hoe ze zo’n uitverkiezing ervaarden.
“Tja, daar valt geen eensluidend antwoord op te geven”.
De journalist noteerde kreten als “Daar kunnen we ook niets aan doen’, “’t Is wel leuk”, “Het vormt een soort klankbord” en “Het is een een goed ruggesteuntje”. Vervolgende liet hij weten: “Helemaal verrassend was deze populariteit niet voor het viertal, want de groep heeft – zeker in het eerste jaar van het bestaan – voornamelijk opgetreden in Provadya-clubs, die een groot aantal Aloha-lezers onder de vaste cliëntele tellen”.
Supersister was nu zo belangrijk geworden dat de lezers van de krant wel eens moesten weten waar die bijzondere naam vandaan kwam.
“Vraag dat maar aan Robert-Jan, die heeft hem verzonnen”.
Protesten van Robert-Jan werden weggewuifd met een “Nee, nee, jongen, dat zouden we nu eenmaal consequent blijven volhouden”.
Stips liet het als volgt afdrukken in de Volkskrant van die dag: “Welaan, Sister is een middeleeuwse luit en de naam van een Egyptisch slaginstrument. Super is een voorvoegsel, vandaar begrijp je wel, maar de naam is vooral om de klank gekozen. Super-sister klinkt toch lekker”.
De verslaggever wilde uit de mond van de populaire muzikanten nu wel eens horen hoe ze hun eigen muziek omschreven.
“Als watermuziek, nee, eigenlijk meer als lucht- en watermuziek. Als Europese muziek, omdat we nu eenmaal Europeanen zijn. Bij ons vind je geen invloeden uit de country en western-hoek. De Noordzee, die heeft invloed op onze muziek, maar op wie heeft die nu geen invloed?”
Helemaal serieus ging het er niet aan toe. Humor was de groep niet vreemd. Dat bleek bij het antwoord op de vraag of de vier leden last hadden van ‘zogenaamde groupies’: “Driekwart van de groep heeft er last van. De vierde heeft weer last van het feit dat hij er geen last van heeft”.
Ondanks ‘de vrolijkheid overheerste de ernst de luim weer en werd op plechtstatige toon meegedeeld dat de groep instrumentaal het beste uit de voeten kon, waarbij soms dan wel enig zangwerk werd gevoegd. Dat er geen uitgesproken solist in de groep zat en dat de verschillende favorieten van de verschillende ‘Super Sisters’ onbewust invloed hadden gehad op de muziek die thans gemaakt werd. Het geluid werd door de groep als zeer eigen beschreven hoewel het volgens anderen veel overeenkomst had met dat van de popgroep Nice’.
Een podiumact had Supersister niet, was te lezen: “We maken muziek om te luisteren, er valt bij ons niets te zien. We hebben maar twee mensen in de groep die zich zouden kunnen bewegen, en die kunnen het niet. Maar dat is ook helemaal niet nodig, we hebben genoeg aan de muziek die we, naar ideeën van Robert Jan Stips, hoofdzakelijk in collectief samenstellen. We spelen onze muziek als concertmuziek, de mensen hoeven alleen maar naar ons te luisteren, verder niets”.
Marco Vrolijk duidde aan dat Supersister ‘maatschappelijk geëngageerd’ was: “Ja, wat wil je met mijn naam [met name de achternaam van zijn vader, prominent lid van de PvdA]. Ach, dat is onzin natuurlijk. We hebben geen politieke achtergronden. We willen gewoon goede muziek maken en het is dan toevallig wel zo dat de muziek die we maken relatie heeft met een bepaalde manier van denken. En die manier van denken mag je best links noemen”.
In de Gooi en Eemlander was op 18 september 1971 te lezen: “De Haagse groep Supersister heeft een voortreffelijke tweede elpee gemaakt. ‘To the highest bidder’, klassen beter nog dan de toch al zeer verdienstelijke eersteling ‘Present from Nancy’. Ik zou op het ogenblik met de beste wil geen Nederlandse formatie weten, die dit niveau haalt. Misschien kan Solution het, maar dan moeten de Groningers beslist nog aan persoonlijkheid winnen. Voorlopig staat Supersister na deze langspeler op eenzame hoogte.
De verwantschap met buitenlandse groepen als Soft Machine en Pink Floyd is duidelijk, geen wonder gezien de voorkeur die het viertal voor die muziek heeft, maar beperkt zich tot de sfeer. Vanuit die sfeer wordt bewust en met succes een eigen weg gezocht.
Supersister is sinds ‘Nancy’ enorm en opvallend vooruit gegaan, niet eens zozeer als groep, als wel individueel. De ‘overheersende’ rol van pianist-organist Robert-Jan Stips is er alleen nog in zoverre dat hij alle nummers heeft geschreven en duidelijk de breinbaas blijft. Maar de andere drie zijn aanzienlijk verder gekomen en benutten de door de lengte van de nummers vrijgekomen ruimte voor meer eigen inbreng adekwaat. Het is daardoor een zeer persoonlijke elpee geworden, zowel collectief als individueel.
‘To the highest bidder’ heeft erg veel sfeer. Fijne sfeer. Heerlijk wegdromen. De zee in eindeloze deining met hier en daar een stormkop. Je moet je laten meedrijven, het doet je goed. Ik denk dat ik ‘To the highest bidder’ nog vaak en met uiterst genoegen zal draaien”.
Het Rotterdams Nieuwsblad plaatste eveneens een positieve recensie: “De Hagenaars maakten al met ‘Present from Nancy’ muziek, die opviel tussen de gesponnen suiker, die in ons land zo smaakbenevelend werkt. De muziek van Supersister lijkt (voor wat Nederland betreft) gelukkig alleen op de muziek van Supersister. Robert J. Stips (orgel en piano) schreef de nummers op ‘To the highest bidder’ (Polydor 2925.002), dat door Hans van Oosterhout voor Red Bullet werd geproduceerd. De overigen van Supersister, nog altijd Sacha van Geest (fluit en zang), Ron van Eck (bas, fuzz-bas) en Marco Vrolijk (percussie).
Als er al verschillen moeten worden aangeduid tussen de twee (uitstekende) platen ‘Present from Nancy’ en ‘To the highest bidder’ dan valt op dat de nieuwe elpee wat directer is. De muziek is vergeleken bij de eerste elpee wat uitgezeefd, de mathematisch ineenpassende klankfiguren (wat dat betreft zijn er sterke banden met barok-muziek aan te voelen) zijn uiteengetrokken. Er zitten nu momenten van rust, dat wil zeggen, momenten met meer lineaire muziek, tussen. Deze plaat maakt een wat levensechtere indruk dan de eerste, die eigenlijk achter de verbluffende explosie van kunnen en kennis (van wat er gaande is in de vuurlinie van de pop) stilte naliet.
Nummers als ‘No tree will grow (on too high a mountain)’ en ‘Energy’ hebben in hun wisseling van stemmingen meer ‘bloed’ dan vroeger werk. Misschien omdat ‘Present from Nancy’ moest bewijzen. R.J. Stips blijft het zwaartepunt in de groep. De karakteristieken van Supersister zijn onveranderd.
Het Brabants Dagblad plaatste het nieuwe album op 29 oktober 1971 in een ruimer perspectief: ‘Nederpop in volle bloei’.
“Eveneens uit de ‘Haagse school’ afkomstig is de jonge groep Supersister. Met een tweede elpee op Polydor (‘To the highest bidder’) die onder auspiciën van Red Bullet ook al puntgaaf is afgewerkt en bovendien nog is voorzien van een uitstekende hoes waarop echter – net als op de twee hierboven genoemde platen – wat te weinig informatie staat.
Supersister heeft een vrij elementaire instrumentale stijl, progressief en tegelijkertijd ongelooflijk relaxed – die of je wilt of niet, altijd even doet denken aan de coryfeeën in de Engelse pop.
Het enige bezwaar dat je tegen deze muziek kunt aanvoeren is een zekere eentonigheid, maar die wordt toch wel goed doorbroken met een functioneel gebruik van alle instrumenten. Fijne nummers zijn ‘A girl named you’ en ‘Energy’”.
De redacteur vergeleek de kwaliteit van Supersister met ondermeer die van de Golden Earring, Sandy Coast en Earth and Fire. “Het lijkt er waarachtig op dat alle goede Nederpop uit de buurt van Den Haag komt”.
In het plakboek van Dick Zwikker zijn diverse artikelen te vinden waarin gediscussieerd werd over de betekenis van de Nederlandse popmuziek. Er was er een van Elly de Waard met als titel: ‘Progressieve pop bloeit in Nederland bij gebrek aan kennis’. Elly schreef:
“Nederland heeft door de jaren heen weinig popgroepen van echt belang opgeleverd. Alles speelde zich hier af in een sfeer van imitatie van het buitenland en het waren meestal nog weinig goede imitaties ook. Vrijwel elke stroming die zich in Engeland of Amerika voordeed, vond hier wel zijn navolgers. Soms, zoals bijvoorbeeld in het geval van de Outsiders of de vroege Golden Earring of – een van de eerste groepen die hier furore maakten – in het geval van de Mads, waren dat navolgers die in onze Nederlandse situatie recht van bestaan hadden omdat ze het zeer goed deden, vooral tijdens optredens. En optredens van buitenlandse groepen kwamen hier in die periode nog nauwelijks voor zodat de Nederlandse imitatoren in een belangrijke behoefte voorzagen.
Op de plaat kwam er meestal minder van terecht, als zulke groepen al op de plaat verschenen natuurlijk. Ik moet hier weer een uitzondering maken voor de Golden Earring. Als je hun allereerste singles, zoals bijvoorbeeld ‘That Day’, nu eens hoort afdraaien op de radio, dan denk je in eerste instantie: hee, welke goede, obscure Liverpool-groep was dat ook alweer? Om je in tweede instantie te herinneren dat dit inderdaad de Haagse Golden Earring was anno 1965 of ’66.
Tijdens concerten komen groepen als ze tenminste met de juiste inzet spelen, nu eenmaal al snel beter over dan op de plaat, waarvoor meer techniek en originaliteit vereist zijn.
Die techniek hebben veel Nederlandse groepen nu zo langzamerhand onder de knie en dat is dan ook de oorzaak van het merkwaardige feit dat de beste prestaties van Nederlandse groepen op dit moment verricht worden door de zogenaamde ‘progressieve groepen’”.
De Waard ging volledig voorbij aan het grote internationale succes van Shocking Blue, Tee Set, Cats en George Baker Selection, maar vestigde de aandacht op de internationale doorbraak van Focus met Jan Akkerman en Thijs van Leer.
Zou Supersister, de Haagse groep die het in Nederland ongelooflijk snel gemaakt had in de polls, hitlijsten en bij de meeste recensenten, nog eens de wereld veroveren? In een van de vele krantenknipsels, vaak ongedateerd en van onbekende herkomst, las ik met knallende letters in een kop: “Gaat Supersister Focus achterna?”
Het tweede gedeelte van de carrière van Supersister hoop ik volgende week op deze website te plaatsen.
Harry Knipschild
29 november 2013
Clips
* Nice, How can we hang on to a dream
* Soft Machine, Moon in June, Bilzen-festival (B), 1969
* Supersister, She was naked, 1970 (film 'De Dominee')
* Supersister, Dona nobis pacem, 1970 (LP 'Present from Nancy')
* Supersister, No tree will grow, 1971 (LP 'To the highest bidder')
Literatuur
Arne Zuidhoek, ‘Beat’, Vrije Volk, 29 november 1967
‘Provadya begon zeer suksesvol’, Hitweek, 20 oktober 1968
Yvonne Parre, ‘Duizenden aanwezig bij teleurstellende flight. Non-stop pop-festival in Utrecht’, Haagsche Courant (?), 30 december 1968
‘Eindelijk Supersister op de plaat’, onbekende krant, voorjaar 1970
Gerard Paques, Peter Schröder, ‘Drie dagen festival [Kralingen], zonder wanklank, Volkskrant, 29 juni 1970
Fred Wijnen over Bob Dylan en Supersister, Algemeen Dagblad, 14 november 1970
Paul Rodgers, ‘Popsterren over popplaten’, Muziek Expres, eind 1970?
‘Scholieren starten fanclub voor popgroep Supersister’, onbekende krant, eind 1970?
Elly de Waard, ‘Supersister won Deep Purple-avond’, Volkskrant (?), 3 januari 1971
‘Aloha-poll geeft Supersister hoop op toekomst’, Oor, voorjaar 1971
E.B., Dromen met muziek van Supersister, Gooi en Eemlander, 18 september 1971
‘Supersister’, Rotterdams Nieuwsblad, 21 oktober 1971
‘Nederpop in volle bloei’, Brabants Dagblad, 29 oktober 1971
Fred van Wijnen, ‘Popster is trots op zijn vader. Marco Vrolijk: “Afkomst is heel gewoon”’, Algemeen Dagblad, 8 maart 1972
‘Top tien van Ron van Eck, George Kooymans, Cesar Zuiderwijk’, juli 1972, onbekend blad
‘Gaat Supersister Focus achterna’, onbekend blad, geen datum
Elly de Waard, ‘Progressieve pop bloeit in Nederland bij gebrek aan kennis’, onbekende krant, geen datum
- Raadplegingen: 29074