157 - Ben E. King, eerste zanger van 'Save the last dance for me', 'Spanish Harlem' en 'Stand by me'
In de jaren vijftig, toen de jeugd zich nadrukkelijk begon te manifesteren, maakten de dagbladen aanvankelijk nauwelijks melding van het fenomeen ‘teenager’. Maar langzamerhand kwam daar verandering in. Steeds meer kranten gaven de jeugd een eigen ‘onderkomen’. Zo ook het Dagblad voor Amersfoort. In 1960 verscheen er regelmatig een pagina ‘voor onder en boven de 12’.
Meisjes werd geleerd om goed na te denken voor ze make-up gingen gebruiken. Zoals op 3 september van dat jaar, bij een foto, was te lezen: “Op welke leeftijd begin je ermee? Ze zijn nog geen zeventien. Maar wat hebben ze een aandacht voor die parfumeriewinkel! Ze denken misschien wel aan lipstick, aan poeder, aan cream. En wie weet stappen ze straks die winkel binnen en kopen ze van hun zakgeld wat van die spullen, om mooier en... groter te zijn. Je zou je kunnen afvragen: zijn ze er niet wat jong voor? Moeten die jeugdige, leuk-meisjesachtige gezichten nu al worden opgesierd met kunstmatige verfraaiingen, die het frisse, ongekunstelde uiterlijk van die meisjes bepaald geen goed zullen doen?”
Tiener-muziek was een steeds terugkerend onderwerp in de rubriek. Ook hier was er sprake van een belerende, schoolse benadering. Op 24 december 1960 behandelde de redactie de grootste hit van dat moment. De originele uitvoering van ‘Save the last dance for me’ was van de Drifters. Phonogram had, zoals in die tijd gebruikelijk, een Nederlandstalige cover gemaakt. Die was een stuk ‘netter’:
“Deze week iets over een plaatje dat nog maar een goede week oud is. De uitvoerenden zijn de Fouryo’s. Deze vier Nederlandse tieners hebben al heel wat platen op hun naam staan, waarvan ‘Zeg niet nee’ [‘Tell him no’, Travis & Bob] wel de bekendste is. Het nummer dat ze nu hebben opgenomen, is een Nederlandse versie van het Amerikaanse hitparade succes ‘Save the last dance for me’. De Fouryo’s zingen het als ‘Dans nog één maal met mij’.
Eerst iets over de Amerikaanse uitvoering door The Drifters. Deze groep was het die dit nummer naar zijn eerste plaats op de hitparade zong en speelde. Als je dit plaatje beluistert zul je het er vast wel mee eens zijn dat het niet best is. Daarmee is niets van de melodie gezegd, die is fijn. Maar zoals tegenwoordig zo vaak gebeurt, is ook dit plaatje aan alle kanten over-gearrangeerd. Ook op de zang is heus wel het een en ander aan te merken [! HK]. De Fouryo’s hebben het gelukkig heel wat beter aangepakt. Resultaat een goed gezongen nummer met een leuke tekst”.
De redacteur besefte waarschijnlijk niet dat de titel een dubbele bodem had. ‘Dance’ kon meer zijn dan dansen.
Drifters (Ben E. King) vs Fouryo’s
De man die ‘Save the last dance for me’ naar de bovenste plaats van alle hitparades zong, ook in Nederland, noemde zich Ben E. King. Met zijn stem wist hij velen te raken, maar niet de redacteur van het Dagblad voor Amersfoort. Bij mij was het anders. Persoonlijk kan ik me nog goed herinneren dat ik Ben E. King voor het eerst hoorde, in 1959 op de radio, middengolf uiteraard, met ‘There goes my baby’. Vreemde klanken, die me niet onberoerd lieteen. Ben was de solo-zanger van de Drifters. Je had er geen idee van wat voor iemand het was. Van de Fouryo’s zag je bij het artikel de foto (met het Decca-merk). De Drifters was alleen ‘geluid’, alleen ‘muziek’.
In het boek Nowhere to run. The story of Soul Music, in 1984 verschenen, was meer te lezen, In het hoofdstuk ‘Uptown, Saturday Night’ vertelde Ben E. King over zijn achtergrond aan auteur Gerri Hirshey.
In het boek Nowhere to run. The story of Soul Music, in 1984 verschenen, was meer te lezen, In het hoofdstuk ‘Uptown, Saturday Night’ vertelde Ben E. King over zijn achtergrond aan auteur Gerri Hirshey.
De jeugd van Ben E. King
Benjamin Earl Nelson, zoals hij in werkelijk heette, werd op 28 september 1938 geboren in Henderson, North Carolina. Hij werd door zijn grootmoeder opgevoed. Maar toen Ben een jaar of negen was stuurde ze hem naar Harlem in New York. Zijn vader runde er drie restaurants.
Zingen deed het jongetje op zondag in de kerk. Daar bleef het echter niet bij. Samen met vrienden zong hij overal waar hij maar kon. Ze brachten een soort muziek die later ‘doo wop’ genoemd werd. “I’d hook up with three or four of my buddies. I used to live on a Hundred Sixteenth and Eight Avenue, and we hung out there”.
Ben leerde het repertoire door naar platen te luisteren. “We’d learn from the records, like everybody did. The group to get you over the best, would be somebody like the Moonglows. If you could sing Moonglows, you could kill the neighborhood. They had great harmonies, the Moonglows. Or the [Five] Satins or the Clovers. We tried to pattern ourselves after the tight-harmonied groups”.
Moonglows
Het leven van Ben speelde zich af in een betrekkelijk kleine omgeving. Maar, besefte hij, de muzikale ontwikkelingen in Harlem liepen parallel met die in de rest van de Verenigde Staten. “We knew it wasn’t just in New York, that kids were buying these records, white and black kids. And you knew that Alan Freed and Wolfman Jack and those guys were playing it. R and B was on the air nationally, and all that. But remember, for us it all got started as a neighborhood thing. And if you came up, like so many of us did, from the South, singing could help you get it together. Turn you into a city boy, you know?”
Ben zong niet alleen ‘doo-wop’, maar ook gospel-songs. Die twee liepen nog wel eens door elkaar. “I was in two groups most of the time. I sang with an R and B one, but I stayed with the gospel. If it was an old church song, or a new hit you’d been learning off the records, you took a song and made it your own”.
Ben werkte in de horeca-zaken van zijn vader. Maar steeds meer kreeg hij muzikale ambities. In 1957, hij was toen 19 jaar, slaagde Ben erin om met zijn zanggroepje mee te doen aan een talentenjacht in het ‘zwarte’ Apollo-theater. Alleen al het kunnen meedoen was een prestatie, schreef Hirshey. Het leek wel of er honderden van dat soort groepjes waren die op alle hoeken van de straat ‘Earth Angel’ (van de Penguins) en ‘Sincerely’ (Moonglows) zongen.
De jongelui die ervan droomden het te maken stopten het geld dat ze met hun baantjes bij elkaar wisten te verdienen in artiestenkleding. En in het volgen van danslessen die hun op de bühne van pas kwamen. Een artiest moest niet alleen goed kunnen zingen, maar zich tevens perfect presenteren.
Het grote voorbeeld in presentatie voor Ben waren de Cadillacs. “The Cadillacs had the best clothes, the best steps. They had a real tight harmony hit, a nice plush ballad, ‘Gloria’”.
Volgens Ben was een talentenjacht in het Apollo-theater meer dan bijzonder. Zelfs beroemde artiesten als Ella Fitzgerald en Nat ‘King’ Cole waren zenuwachtig als ze er optraden. Als ze niet in de smaak vielen reageerde het publiek soms genadeloos. “Ella Fitzgerald said it always made her sweat to play the Apollo. Even the suave Nat ‘King’ Cole could not control his shakes there”.
Voor Ben Nelson en zijn groep liep het goed af. Ze eindigden op de tweede plaats. In een interview met Gary James vertelde hij later: “I had a little group I appeared with at the Apollo called The Four B’s, which was two twin brothers and a local buddy. Three schoolmates who used to sing around doing harmonies, doing all the songs by The Spaniels, The Swallows, and all those groups that were hot at the time. So, I had a little feel for the music”.
Ben wist zich in de kijker te spelen van scouts, die altijd op zoek waren naar nieuw jong talent. Hij kwam terecht in een groep die zich de Five Crowns noemde. “One of the neighborhood crooners, Lover Patterson, walked into his father’s luncheonette and invited Ben to join the Five Crowns”.
Tot op de dag van vandaag is hij Patterson dankbaar. Op 31 juli 2013 vertelde Ben aan Julia Rea van de Daily Telegraph: “He was my first manager. When my first group fell through, I said ‘I can’t keep going, I’ve got bills to pay’, so he took me to the pawnshop and pawned all his valuables to help me stay in show business”.
De Five Crowns bestonden niet lang, althans niet onder die naam. De leden van die groep kwamen terecht in een wereld die anno 2013 een beetje vreemd aandoet.
Ben zong niet alleen ‘doo-wop’, maar ook gospel-songs. Die twee liepen nog wel eens door elkaar. “I was in two groups most of the time. I sang with an R and B one, but I stayed with the gospel. If it was an old church song, or a new hit you’d been learning off the records, you took a song and made it your own”.
Ben werkte in de horeca-zaken van zijn vader. Maar steeds meer kreeg hij muzikale ambities. In 1957, hij was toen 19 jaar, slaagde Ben erin om met zijn zanggroepje mee te doen aan een talentenjacht in het ‘zwarte’ Apollo-theater. Alleen al het kunnen meedoen was een prestatie, schreef Hirshey. Het leek wel of er honderden van dat soort groepjes waren die op alle hoeken van de straat ‘Earth Angel’ (van de Penguins) en ‘Sincerely’ (Moonglows) zongen.
De jongelui die ervan droomden het te maken stopten het geld dat ze met hun baantjes bij elkaar wisten te verdienen in artiestenkleding. En in het volgen van danslessen die hun op de bühne van pas kwamen. Een artiest moest niet alleen goed kunnen zingen, maar zich tevens perfect presenteren.
Het grote voorbeeld in presentatie voor Ben waren de Cadillacs. “The Cadillacs had the best clothes, the best steps. They had a real tight harmony hit, a nice plush ballad, ‘Gloria’”.
Volgens Ben was een talentenjacht in het Apollo-theater meer dan bijzonder. Zelfs beroemde artiesten als Ella Fitzgerald en Nat ‘King’ Cole waren zenuwachtig als ze er optraden. Als ze niet in de smaak vielen reageerde het publiek soms genadeloos. “Ella Fitzgerald said it always made her sweat to play the Apollo. Even the suave Nat ‘King’ Cole could not control his shakes there”.
Voor Ben Nelson en zijn groep liep het goed af. Ze eindigden op de tweede plaats. In een interview met Gary James vertelde hij later: “I had a little group I appeared with at the Apollo called The Four B’s, which was two twin brothers and a local buddy. Three schoolmates who used to sing around doing harmonies, doing all the songs by The Spaniels, The Swallows, and all those groups that were hot at the time. So, I had a little feel for the music”.
Ben wist zich in de kijker te spelen van scouts, die altijd op zoek waren naar nieuw jong talent. Hij kwam terecht in een groep die zich de Five Crowns noemde. “One of the neighborhood crooners, Lover Patterson, walked into his father’s luncheonette and invited Ben to join the Five Crowns”.
Tot op de dag van vandaag is hij Patterson dankbaar. Op 31 juli 2013 vertelde Ben aan Julia Rea van de Daily Telegraph: “He was my first manager. When my first group fell through, I said ‘I can’t keep going, I’ve got bills to pay’, so he took me to the pawnshop and pawned all his valuables to help me stay in show business”.
De Five Crowns bestonden niet lang, althans niet onder die naam. De leden van die groep kwamen terecht in een wereld die anno 2013 een beetje vreemd aandoet.
Five Crowns met links onder Ben E. King
Ben E. King, zanger van de Drifters
In de jaren dertig en veertig werd de Amerikaanse muziekwereld beheerst door grote orkesten. De zangers en zangeressen speelden er vaak een ondergeschikte rol. De orkestleider of de manager bepaalde wie er mee mocht doen. Hij was eigenaar van de naam en kon schuiven met muzikanten of vocalisten naar het hem uitkwam. De orkestleider hoefde niet eens zelf muzikant te zijn. Meestal wel, zoals Glenn Miller, de broers Jimmy & Tommy Dorsey, Count Basie of Duke Ellington. Maar niet altijd. Dat gold bijvoorbeeld voor Lucky Millinder (1910-1966) die alleen maar voor het orkest stond te zwaaien en dansen.
Omstreeks 1950 verdwenen nogal wat grote ‘zwarte’ orkesten vanwege de hoge kosten. Ze werden vervangen door rhythm & blues combo’s en zanggroepen. De oude praktijk bleef echter gehandhaafd. Zo was Billy Ward de leider/manager/eigenaar van ‘Billy Ward en de Dominoes’ en Buck Ram van de Platters. Zij hadden het voor het zeggen, niet de artiesten. Als Ward het nodig vond ontsloeg hij alle artiesten en begon gewoon met nieuwe Dominoes. In de sixties en later was zoiets ondenkbaar. Alsof Brian Epstein zomaar de vier leden van de Beatles aan de kant kon zetten en vervangen door andere zangers en muzikanten.
Trompettist George Treadwell (1919-1967) speelde die rol bij de Drifters. Als muzikant werkte hij met artiesten als Benny Carter, Sarah Vaughan en Etta Jones. In de stijl van Buck Ram en Billy Ward beheerde hij als manager een groep die de Drifters genoemd werden. De leden van de groep nam hij in dienst en ontsloeg ze als hem dat uitkwam. Alsof hij een bedrijf runde.
George Treadwell met Sarah Vaughan
Ahmet Ertegun, directeur van Atlantic Records, was onder de indruk van Clyde McPhatter, zanger van Billy Ward en de Dominoes. In het hoofdstuk van Hirshey over Ben E. King is te lezen: “Billy Ward was, by all accounts, a stern master, recruiting and training his students with uncompromising discipline. To assume the demanding burden of lead singer, he looked to Clyde McPhatter, who was barely seventeen and fresh out of high school. Ward pressed his troops just a bit too hard. Fines were levied for lateness, for wrinkles, for unshined shoes. He lost the best lead singer he could have ever had”.
Toen McPhatter niet meer in de Dominoes zat zocht Ertegun hem op en bood hem een contract aan. Dat was het begin van de Drifters. De groep had al snel grote R&B-hits met ‘Money Honey’ (1953), ‘Honey Love’ en Such a night’ (1954). De dienstplicht maakte een einde aan het verblijf van Clyde bij de Drifters. Er kwamen ‘gewoon’ andere solo-zangers in de groep: Bill Pinkney, Johnny Moore, Gerhart Trasher, Bobby Hendricks. De ‘Drifters’ bleven hits maken voor Atlantic Records, dus er was bij wijze van spreken niets aan de hand. Wie lastig was, te veel geld vroeg, werd aan de kant gezet.
In 1958 was het opnieuw zover. Manager/eigenaar Treadwell ontsloeg alle leden van de Drifters. Hij begon dat jaar weer eens met een frisse nieuwe groep. Daarvoor gebruikte Treadwell de Five Crowns, de groep van Lover Patterson en Benjamin Nelson, die zich Ben E. King was gaan noemen. In maart 1959 werd de eerste ‘nieuwe’ Drifters-single opgenomen. Producers waren Jerry Leiber en Mike Stoller, die eerder liedjes als ‘Hound Dog’, ‘Don’t’, ‘Jailhouse Rock’ (Elvis) en ‘Kansas City’ (Little Willie Littlefield, Wilbert Harrison) op hun naam gezet hadden. Als producers waren ze al succesvol met de Coasters.
Als zanger van de Drifters stond Ben E. King direct op nummer 1
Het eerste nummer dat Leiber en Stoller met de nieuwe Drifters opnamen was ‘There goes my baby’. Op het label worden heel wat componisten vermeld. Ben E. King, Lover Patterson, George Treadwell, Jerry Leiber en Mike Stoller. Er zal wel sprake geweest zijn van een zakelijke afspraak. ‘There goes my baby’ was een vreemde plaat, met strijkers en Zuid-Amerikaanse invloeden. Zo hoorde een rhythm & blues-plaat helemaal niet te klinken.
Ben E. King vond het fantastisch dat hij als solo-zanger aan die plaat had mogen meewerken. Maar bij Atlantic hadden ze ernstige twijfels aan de verkoopbaarheid van ‘There goes my baby’. Jerry Wexler noemde de opname een ‘fucking mess’, een zootje. De plaat sloeg echter in als een bom. Tot dan toe hadden de Drifters voornamelijk gescoord in de R&B-hitlijsten. Maar nu bereikten ze de top van de algemene hitparade. Dankzij Ben E. King, hoewel die naam bij het publiek niet of nauwelijks bekend was. Alleen de naam ‘Drifters’ telde.
Ondanks het succes van ‘There goes my baby’ was het in 1959 en 1960 niet vanzelfspekend dat Ben E. King op de voorgrond trad bij de Drifters. Bij nummers als ‘True Love’, ‘Baltimore’ en ‘Suddenly there’s a valley’ mocht een ander Drifters-lid het voortouw nemen.
Maar als Ben. E. King als leadsinger optrad, was groot succes verzekerd. Dat was onder meer het geval bij ‘Dance with me’, ‘This magic moment’, ‘I count the tears’ en vooral de eerder genoemde wereldhit ‘Save the last dance for me’. Doc Pomus en Mort Shumen schreven de song. Opnieuw zorgden Jerry Leiber en Mike Stoller voor de productie.
Ben E. King solo
De ouders van Ben E. King hadden hun zoon aangeraden goed na te denken alvorens de showbusiness in te gaan. “You should be working here at the store with your dad; you’ll never make a living from show business”, hadden ze gezegd. Zo schreef Gerri Hirshey het althans op. Maar dankzij het succes van ‘There goes my baby’ kon hij zich terugtrekken als hulpje in de restaurants van zijn vader.
De nieuwe Drifters moesten bij hun optreden eerst de argwaan van het publiek overwinnen. Er stond immers ineens een heel nieuwe groep op het toneel. Maar na een tijdje bevond hij zich opnieuw in het Apollo-theater, deze keer niet als amateur-zanger maar als de ster van de Drifters. Zijn ouders keken toe. “Benny’s parents, who had reluctantly signed the Atlantic contracts since he was underage, now turned up at the Apollo, along with customers from their restaurants”.
De Drifters kwamen door hun hits ook in het gewone popcircuit terecht. Ze deden mee aan de toernees die presentator Dick Clark organiseerde. In het interview met Gary James vertelde King dat hij in één bus gereisd had met Paul Anka, Bobby Rydell, Gladys Knight, Chuck Berry en Fats Domino. Hij had de in 1959 omgekomen idolen Ritchie Valens en Buddy Holly ontmoet.
Ondanks het gezamenlijk reizen waren de menselijke contacten beperkt. “On bus tours, it’s a strange riding situation, ’cause you don’t get to know many people as much as you’d like to. You do your show, gather up your little equipment and we get on the bus. You have your little area, and they have their little area.
Many times I’ve gone on tours with Paul Anka. He would have someone sitting behind him to keep people from even talking to him. You were almost in a little restricted area there. It was the first time a lot of blacks and whites were on the same bus in entertainment, going through the South. So, that played a very important role as well. We were taken to one part of the town, they were taken to another”.
Ben E. King had dan wel successen op zijn naam. Hij moest echter niet denken dat hij nu ineens belangrijk was geworden. Hij was immers niet meer dan een van de zangers van de Drifters. Dat bleek nog eens toen hij om opslag vroeg.
“The new manager after we became The Drifters was the same manager as the original Drifters. His name was George Treadwell. When we took on the name The Drifters, we became the new Drifters, and signed a contract to be put on salary, which I think was like a hundred dollars a week, a piece, five hundred dollars for all five of us. One of the members of the group, I can’t remember which one, found out we were making $3 - $5,000 a night. We were getting a hundred dollars a week a piece. Everybody got upset about it.
On the way back from one of the tours, we all decided that we’d set up a meeting with George Treadwell and ask for an increase in salary. So, we got back to New York and met downtown at the office. We told him what our feelings were about the salaries we were getting. He looked at me ’cause I stood up and made some speech and said, ‘Well, look, you stand aside and anyone who wants to join you can do so’. I walked out in the hopes that the rest would follow. When I got out, I stood next to the door, and no one followed”.
Ben E. King werd dus gedwongen naar nieuw werk uit te kijken. Dat was in het begin niet eenvoudig. ‘Save the last dance for me’ was wel opgenomen, maar nog niet uitgebracht. Dat gebeurde toen Ben E. King geen lid meer van de zanggroep was. Een tijdje werkte hij als typist.
Ben E. King
‘Spanish Harlem’ en ‘Stand by me’
De Drifters gingen gewoon door en bleven hits maken. Ahmet Ertegun liet Ben echter niet vallen. Hij kwam terecht op Atco, een sublabel van Atlantic. Zijn eerste singles flopten. Maar toen kwam ‘Spanish Harlem’, geschreven door Jerry Leiber en Phil Spector.
Phil Spector, die eerder met ‘To know him is to love him’ onder de naam Teddy Bears gescoord had, liep begin jaren zestig stage bij Leiber en Stoller. Hij mocht zo het vak leren. Arrangeur Stan Applebaum gaf ‘Spanish Harlem’ opnieuw een Spaans, een Zuid-Amerikaans, muzikaal karakter. Zo was eerder ‘There goes my baby’ opgevallen. En het lukte: ‘Spanish Harlem’ bracht Ben E. King, nu solo, in de hogere regionen van de Amerikaanse hitlijsten. De b-kant, ‘First Taste of love’, een song van Doc Pomus en (opnieuw) Phil Spector was eveneens opvallend. Ondanks het ‘Spaanse’ karakter van het Applebaum-arrangement leek het nummer alsof het de opvolger van ‘Save the last dance for me’ had moeten zijn. In Engeland was het de a-kant van de single.
In het interview met Gary James gaf Ben E. King hoog op van Phil Spector. Dat was niet de bezetene zoals dat in de media altijd werd uitgedragen. “I didn’t meet the person that most people talked about. The Phil Spector that I would meet has always been a nice, quiet, little guy who’s very serious about his work; obviously you can tell that because each and everything he’s ever done has always been charted. Because I was quiet, and he was quiet, we would more or less stand back and watch each other do our thing.
He was very courteous. I had never seen him rave or go crazy or throw anything or have any kind of tantrums. I saw him a few years ago, and we sat and talked and laughed. He’s still somewhat of an introvert. He doesn’t have a lot to say to you about anything. He’s always been that way”.
Na die dubbele hit kwam Ben E. King weer eens met een eigen nummer. 'Stand by me’ was enigszins gebaseerd op een gospelsong ‘Lord, stand by me’. Over de plaatopname bestaan twee versies. De ene is dat Ben het nummer voor de Drifters bedoeld had. Daar was echter niets van gekomen, misschien wel door zijn abrupte vertrek. Tijdens de sessie voor ‘Spanish Harlem’ zou er nog wat tijd over geweest zijn. Leiber & Stoller, de producers, vroegen hem of hij nog iets had om op te nemen. Ben speelde ‘Stand by me’ op de piano voor. De sessie-muzikanten werden teruggeroepen en ‘Stand by me’ zou snel op tape gezet zijn.
Mike Stoller kwam met een meer logische versie: “I remember arriving at our office as Jerry [Leiber] and Ben were working on lyrics for a new song. King had the beginnings of a melody that he was singing a cappella. I went to the piano and worked up the harmonies, developing a bass pattern that became the signature of the song. Ben and Jerry quickly finished the lyrics”.
Voor het einde van ‘Stand by me’ had arrangeur Applebaum violen bedacht en uitgeschreven voor de muzikanten. Dat kon nooit even in de studio gedaan zijn, was de (logische) redenering.
Zelf was Ben E. King niet tevreden met de opnamen. In een interview vertelde hij later: “That song never came out like I intended it to, like I heard it in my head. It’s rather like ‘Spanish Harlem’ – Leiber and Stoller told me how to do that, how they wanted it to sound, and I didn’t really want to sing it that way at all”. Hij nam zich voor zijn song nog eens in een heel andere versie op de plaat te zetten. Meer in de stijl van een ‘doo wop’-groep.
Met ‘Stand by me’ liet Ben E. King zich, meer nog dan met ‘Spanish Harlem’, evenwel als solo-zanger gelden. Vanaf dat moment maakte hij jaar na jaar de ene hit na de andere. kleine en grote. Nummers als ‘Amor’, ‘Don’t play that song’ (mede geschreven door Ahmet Ertegun), ‘I who have nothing’, ‘What is soul’ en ‘Young Boy Blues’.
Dat laatste nummer, geschreven door Mort Shuman en Phil Spector, kwam in de VS niet hoger dan op plaats 66. Het was een van de favoriete nummers van de moeder van Robert Plant, die later zanger van Led Zeppelin werd. Zij zong het regelmatig als ze haar zoontje onder de dekens stopte. Plant zou het nooit vergeten.
De comebacks van Ben E. King
Halverwege de jaren zestig kwam er geleidelijk aan een einde aan de plaatsuccessen van Ben E. King. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Britse groepen en een nieuwe generatie soulzangers en –zangeressen manifesteerden zich. Artiesten als Otis Redding, Wilson Pickett, Solomon Burke, Percy Sledge, Joe Tex, Aretha Franklin, Marvin Gaye, Stevie Wonder, Diana Ross. Toch werden de hits van Ben E. King niet vergeten. Aretha Franklin maakte in 1970 en 1971 nummer één hits met nieuwe versies van ‘Don’t play that song’ en ‘Spanish Harlem’. ‘Stand by me’ kwam in het repertoire van Jimi Hendrix, Led Zeppelin, Otis Redding, Cassius Clay (Mohammed Ali), de Searchers en John Lennon.
Ben E. King moest het intussen hebben van zijn optredens. Omdat hij zelf geen hits meer maakte teerde hij op zijn eigen oldies en die van anderen. Hij bracht onder meer ‘The way we were’ (Barbra Streisand), ‘You’ll never find a love like mine’ (Lou Rawls), ‘Heaven must be missing an angel’ (Tavares) en repertoire van zijn idool Sam Cooke (‘Cupid’, ‘Wonderful World’).
In 1972 was er van zijn ambities niet veel meer over. “I’m very lazy. I don’t believe in pushing myself, I believe things happen in time. I go along with the people, whatever they say is cool. If they didn’t like my last album and say so I don’t mind”.
In een ander interview vertelde Ben dat hij gelukkig getrouwd was en drie kinderen op de wereld gezet had. In zijn eentje ging hij af en toe terug naar Harlem, waar hij opgegroeid was. Waar hij met de Five Crowns ‘doo wop’ gezongen had. Dat was het begin van zijn carrière als zanger geweest. “I park my car and I walk. I see myself there if I don’t be cool. And I’ve seen myself there quite a few times, if I don’t be cool to the point where I could say, ‘Hey, nothing spectacular about you, babe. You just have a voice. Just that one thing’”.
In het begin van de jaren zeventig leek het erop dat van Ben E. King niet meer veel te verwachten was. Maar dat was niet het geval. In 1974, tijdens een optreden in Miami, was er een verrassende bezoeker: Ahmet Ertegun. De twee raakten in gesprek met elkaar. Ben E. King kreeg een nieuw contract bij Atlantic aangeboden.
Ertegun bracht Ben in contact met Bert DeCouteaux en Tony Silvester die een kerk in een studio omgebouwd hadden. Silvester had in 1972 als lid van Main Ingredient gescoord met ‘Everybody plays the fool’. In 1974 produceerde het tweetal de eerste Atlantic-hit van Sister Sledge, ‘Love don’t you go through no changes’.
Al snel werden afspraken gemaakt voor het opnemen van een nieuwe versie van ‘Fever’, een oude hit van Little Willie John en Peggy Lee. Toen die af was, kwamen de producers op een ander idee. Ze hadden een publishing-contract afgesloten met songwriters Gwen Guthrie en Pat Grant, die ook de hit van Sister Sledge geschreven hadden. Op de tape van ‘Fever’ componeerden Gwen en Pat een nieuwe melodie, ‘Supernatural thing’. Er werden wat sporen weggelaten, andere toegevoegd en zo kwam er een heel ander goednieuw nummer uit de bus dan oorspronkelijk gedacht was.
In de studio werd dus flink geïmproviseerd. Bovendien moest Ben E. King heel anders zingen. Hij was de man van de zwoele lage stem. Nu moest hij de hoogte in.
Ben E. King later: “So Bert DeCouteaux started playing the piano and going at different levels. Finally he got up to the high pitch of my voice, and said, ‘Let’s do it here’. I said, ‘OK, you’ll have to make sure it’s a clear day. That’s not my favorite thing to do’. It was the top of my range”. In een ander interview liet Ben weten dat er maar één take nodig was. De zang was meteen goed.
‘Supernatural thing’ bracht Ben E. King terug aan de top. Op 15 maart 1975 bereikte hij de eerste plaats in de rhythm & blues hitlijst van Billboard.
Scene uit de film 'Stand by me' (1986)
De ene comeback volgde op de andere. De zanger kreeg onverwacht erkenning van een nieuwe generatie. In 1982 publiceerde Stephen King The Body. Het boek werd een paar jaar later verfilmd. Ben E. King: “When they were gonna put it to a motion picture, they found the story was a bit too strong for the title ‘The Body’, based on a young kid’s movie. It would be too heavy. From what I’ve been told, [regisseur] Rob Reiner was in his home relaxing, playing old records, and happened to put on ‘Stand By Me’, and stopped the record and called [producer] Norman Lear and said, ‘I think I’ve found the title for the movie’”.
De film ‘Stand by me’ had als thema de vriendschap van vier opgroeiende jongens. Ze zouden hun hele leven vrienden blijven. Het liedje ‘Stand by me’ van Ben E. King kreeg een nieuwe dimensie, niet alleen in de film, maar tevens en volkomen onverwacht voor het leven van Ben E. King.
“You get to a certain point in your life where you think ‘O.K. I know where everything is at and I’m gonna be here for a long period of time if not forever’, and you find pretty much a happy medium about things. And, when that happened, it came completely out of the blue, and it snowballed. Of course, the kids who had never heard of a person called Ben E. King were then aware of the name associated with the song. That gave a tremendous lift to me as an artist”.
Met de single ‘Stand by me’, opgenomen in 1960, verscheen Ben E. King opnieuw, een kwart eeuw later, in de Amerikaanse hitlijsten en steeg door naar een klassering in de top tien. Een single die met zo’n tussenpoos opnieuw een grote hit werd, dat was uniek.
Daarmee was de comeback van Ben E. King bij de nieuwe jeugd nog niet afgelopen. In 1987 besloot spijkerbroekenfabriek Levi de single ‘Stand by me’ te gebruiken voor een tv-commercial. Het platenkopende publiek werd opnieuw enthousiast. De ‘oldie’ verscheen in de Britse hitlijsten en belandde op de eerste plaats. Voor het eerst had Ben E. King nu ook onder eigen naam een klassering in Nederland. ‘Stand by me’ van Ben E. King kwam in 1987 op plaats nummer 7 in de top 40.
Erkenning
Naarmate de tijd vorderde kreeg Ben E. King met zijn liedjes steeds meer officiële erkenning. ‘Stand by me’ werd in 2012 opgenomen in de ‘Songwriters Hall of Fame’. In een persbericht werd het liedje dat hij samen met Jerry Leiber en Mike Stoller schreef vergeleken met eerdere winnaars.
“The Towering Song Award is presented to the creators of an individual song that has influenced our culture in a unique way over many years. Previous Towering Songs have included ‘Take Me Out To The Ballgame’ and ‘Bridge Over Troubled Water’. The Towering Performance Award is given in recognition of one-of-a-kind performances by one-of-a-kind singers. Often called ‘songwriter’s singers’, they have recorded outstanding and unforgettable interpretations of songs that have become iconic standards. Past recipients include Tony Bennett for ‘I Left My Heart In San Francisco’ and Andy Williams for ‘Moon River’”.
Het liedje was een ‘klassiek’ nummer geworden.
“‘Stand By Me’ was written by Ben E. King, Jerry Leiber & Mike Stoller, and originally recorded by King with Leiber & Stoller producing. King’s record went to #1 on the R&B Charts in 1961 and was a Top 10 hit on the U.S. pop charts twice: in 1961, and again in 1986 when used as the theme song for the movie, ‘Stand By Me’.
It has over 400 recorded versions, including hits by Earl Grant, Spyder Turner, David & Jimmy Ruffin, John Lennon, Mickey Gilley, Maurice White, 4 The Cause, and Prince Royce, and was sampled on Sean Kingston’s #1 hit “’Beautiful Girls’, making it the song to have charted the most times on Billboard’s Hot 100.
‘Stand By Me’ received a Grammy® Hall of Fame Award and is also on the top of the lists of Rolling Stone’s ‘500 Greatest Songs of All Time’, RIAA’s ‘Songs of the Century’, and is in the top five of BMI’s most-performed songs of the 20th century.
It is a favorite of major acts: U2 has performed it live with Bruce Springsteen; and Lady Gaga, with Sting. A 2008 music video featuring ‘Stand By Me’ performed by street musicians from around the world has been viewed on YouTube over 40 million times. Its success launched a foundation called Playing For Change that builds music schools around the globe”.
Lover Patterson
Op 31 juli 2013, een paar weken geleden, keek Ben E. King nog eens terug op zijn leven. Julia Rea vroeg hem wie hem in zijn leven het meest geïnspireerd hadden.
Behalve Lover Patterson noemde hij Sam Cooke (“He’s someone who I had the chance to share the stage with, and watching him I found the true meaning of an entertainer: he didn’t have to do anything but stand there and sing”), Ahmet Ertegun (“He was the president of Atlantic Records and took me under his wing even though he had singers who I thought were better than I could ever be. He protected me and I felt his love for me as a person and an artist”), Aretha Franklin (“She is the sweetest person you could ever meet. She recorded two of my songs and did a wonderful job”) en zijn vader, Billy Nelson (“My father was not an educated man but was a legitimately wonderful, kind person. One night, I found a homeless man in our kitchen. I woke my father and he said, ‘I brought him in. He was freezing outside!’”).
Harry Knipschild
23 augustus 2013
Ben E. King is op 30 april 2015 overleden.
Clips
* Moonglows, Sincerely, 1955
* Drifters, There goes my baby, 1959
* Drifters, Save the last dance for me, 1960
* Ben E. King, Stand by me, 1961
* Aretha Franklin, Don't play that song, 1970
* Ben E. King, Supernatural thing, 1975
* Stand by me, gedeelte film, 1986
* Ben E. King, Stand by me, voor nieuwe blanke generatie, 1986
* Ben E. King, Save the last dance for me, 1987
* Levi's commercial, Stand by me, 1988
* Willy DeVille, Spanish Harlem
* Playing for change, Stand by me, 2008
* Stand by me, DI-documentaire, 2009
* Ben E. King, Stand by me, 2012
Literatuur
‘Op welke leeftijd begin je ermee?’, Dagblad voor Amersfoort, 3 september 1960
‘Save the last dance for me’, Dagblad voor Amersfoort, 24 december 1960
Caroline Boucher, ‘Why Ben E. King stopped drifting’, Disc and Music Echo, 25 maart 1972
Penny Reel, ‘Ben E. King: Camden Lock’, NME, 2 oktober 1976
Gerri Hirshey, Nowhere to run. The story of soul music, Londen 1984
Adam White, Fred Bronson, The Billboard Book of number one rhythm & blues hits, New York 1993
Gary James, interview met Ben E. King, 1993 (op zijn website)
‘‘Stand by me’ named Towering Song, Ben E. King Towering Performance’, Songwriters Hall of Fame, 27 maart 2012
Julia Rea, ‘Ben E. King – my heroes and heroines’, Daily Telegraph, 31 juli 2013
Behalve Lover Patterson noemde hij Sam Cooke (“He’s someone who I had the chance to share the stage with, and watching him I found the true meaning of an entertainer: he didn’t have to do anything but stand there and sing”), Ahmet Ertegun (“He was the president of Atlantic Records and took me under his wing even though he had singers who I thought were better than I could ever be. He protected me and I felt his love for me as a person and an artist”), Aretha Franklin (“She is the sweetest person you could ever meet. She recorded two of my songs and did a wonderful job”) en zijn vader, Billy Nelson (“My father was not an educated man but was a legitimately wonderful, kind person. One night, I found a homeless man in our kitchen. I woke my father and he said, ‘I brought him in. He was freezing outside!’”).
Harry Knipschild
23 augustus 2013
Ben E. King is op 30 april 2015 overleden.
Clips
* Moonglows, Sincerely, 1955
* Drifters, There goes my baby, 1959
* Drifters, Save the last dance for me, 1960
* Ben E. King, Stand by me, 1961
* Aretha Franklin, Don't play that song, 1970
* Ben E. King, Supernatural thing, 1975
* Stand by me, gedeelte film, 1986
* Ben E. King, Stand by me, voor nieuwe blanke generatie, 1986
* Ben E. King, Save the last dance for me, 1987
* Levi's commercial, Stand by me, 1988
* Willy DeVille, Spanish Harlem
* Playing for change, Stand by me, 2008
* Stand by me, DI-documentaire, 2009
* Ben E. King, Stand by me, 2012
Literatuur
‘Op welke leeftijd begin je ermee?’, Dagblad voor Amersfoort, 3 september 1960
‘Save the last dance for me’, Dagblad voor Amersfoort, 24 december 1960
Caroline Boucher, ‘Why Ben E. King stopped drifting’, Disc and Music Echo, 25 maart 1972
Penny Reel, ‘Ben E. King: Camden Lock’, NME, 2 oktober 1976
Gerri Hirshey, Nowhere to run. The story of soul music, Londen 1984
Adam White, Fred Bronson, The Billboard Book of number one rhythm & blues hits, New York 1993
Gary James, interview met Ben E. King, 1993 (op zijn website)
‘‘Stand by me’ named Towering Song, Ben E. King Towering Performance’, Songwriters Hall of Fame, 27 maart 2012
Julia Rea, ‘Ben E. King – my heroes and heroines’, Daily Telegraph, 31 juli 2013
- Raadplegingen: 24712