Skip to main content

155 - Mud voor de aanstormende jeugd in 1974

 
 
Meestal ontdek je popmuziek voor het eerst als je behoorlijk jong bent. Ouderen, je ouders, oudere broers of zussen of wie dan ook, hebben een bepaalde smaak. Door voor een goednieuw idool of een nieuwe muziekrichting te kiezen zet je je daar tegen af. De fans van Elvis Presley waren meestal geen aanhangers van jazzartiesten als Lionel Hampton. Voor de fans van de Beatles hoefde Elvis niet meer.
   De ‘kids’ aan het begin van de jaren zeventig behoorden niet tot de Woodstock-generatie met acts als Crosby, Stills, Nash & Young, Doors, Jimi Hendrix en Jefferson Airplane. Zij vielen voor nieuwe artiesten: Slade, Middle of the Road, Gary Glitter, Abba, Bay City Rollers, David Cassidy, Osmonds, Brotherhood of Man of de Sweet. Een nieuwe generatie kon elke week naar Toppop op de AVRO-tv kijken en deed dat ook.
   In een tv-programma over 1974 (met name Mud) zei Hans Schiffers (AVRO, radio 2) later: “Die kampvuurmuziek van Crosby, Stills & Nash, die je in het begin van de jaren zeventig had, daar had ik helemaal niets mee. Met drie of vier miljoen mensen zaten we naar Toppop te kijken. In Toppop zag ik [dankzij Mud en dat soort groepen] elke week een soort theater”. En Henk Westbroek: “In die tijd hoorde je het niet goed te vinden. Maar ik heb nooit zoveel last gehad van wat hoort en wat niet hoort. Ik vond het sensationeel!”
 
De ‘ouderen’ (iets minder jong) vonden het maar niks dat groepen als Mud zo populair waren. En dat waren ze. Hans Schiffers: “‘Dynamite’ was nog niet voorbij of ze kwamen al met ‘Tiger Feet’. Ik geloof dat ze zelfs na de Beatles de eerste act waren die zichzelf van de eerste plaats hebben gestoten in de top 40”. Op 13 mei 1974 kwam er in Toppop een gouden plaat voor ‘Dynamite’. In een mum waren er meer dan 100.000 exemplaren van de 45 toeren-single verkocht. Presentator Ad Visser vertelde de groep: “Jullie staan met drie nummers tegelijk in de top 20 [van Toppop]. Dat is nog niet eerder gebeurd”.
 
 
 
Het begin
 
 
 
In 1974, het jaar van de grote doorbraak voor Mud in Nederland, behoorden de jongens van de groep zelf niet meer tot de jongste generatie. Zanger Les Gray en gitarist Ray Stiles, waren al 28, drummer Dave Mount en solo-gitarist Rob Davis 27.  Ze waren dan ook al ruim tien jaar als muzikanten aan het werk.
   Les Gray speelde begin jaren zestig trompet in de Mourners, een dixieland-orkest. De Mourners gingen geleidelijk aan meer popmuziek spelen. Een mooie gelegenheid voor gitarist Rob Davis om erbij te komen. De Mourners veranderden hun naam toen in Mud.
   Een andere groep in Surrey heette de Apaches (titel van de grote hit van de Shadows), die hun naam eerst wijzigden in Barracudas en daarna Remainder werden. Een combinatie van die twee groepen resulteerde in de definitieve samenstelling die professioneel aan de slag ging. In 1967, het jaar van ‘San Francisco’ met Scott McKenzie en ‘All you need is love’, maakte Mud zijn eerste plaat. Voor CBS en geschreven door Rob Davis. Die was toepasselijk ‘Flower Power’ getiteld. Op een Mud-website is te lezen: “It was an attempt to cash in on the hippie and flower children image of the time – it didn’t work!”
   Op 28 maart 1968 trad Mud voor het eerst op in de Marquee (Londen).
 
 
Alles doen om aan de bak te komen
 
 
Na een paar flops hield platenmaatschappij CBS het voor gezien. Mud stapte over naar het Britse Philips. Ook nu bleven de resultaten uit. Van nieuwe plaatopnamen maken was jaar na jaar geen sprake meer. Zou dat het einde van Mud zijn?
   Er moest brood op de plank komen. En ze waren doorzetters. Dus probeerden ze van alles en nog wat. Later legde Ray Stiles het als volgt uit: “Let’s face it, when you’ve been nowhere for so long, you want to get to the top. So we went to Jonathan King. Because we thought he was a really good man”.
   Jonathan King had over roem niet te klagen. Vanaf 1965 (‘Everyone’s gone to the moon’) en ‘It’s good news week’ (Hedgehoppers Anonymous) produceerde hij jarenlang successen aan de lopende band. Vooral in de periode dat het Mud van geen kant lukte maakte hij de ene hit na de andere. Met nummers als ‘Johnny Reggae’ (onder de naam Piglets), ‘Hooked on a feeling’, ‘Loop di love’ (onder de naam Shag) en een cover van ‘Sugar Sugar’. Jonathan was zo succesvol dat hij als hit-adviseur de top van Decca Records (Sir Edward Lewis) ter zijde stond.
   Stiles: “We took King up some tapes but he didn’t even see us”. Ze voelden zich afgepoeierd. Dat zat Mud nog jaren dwars...
   Wat konden ze nog meer doen dan contacten proberen te leggen? Meedoen aan een talentenjacht. Nederland had ‘Nieuwe Oogst’, in Engeland was er ‘Opportunity Knocks’. Uit eigen ervaring weet ik [HK] dat je in dat programma niet altijd met aandacht behandeld werd. Mud probeerde het toch maar. Zonder resultaat. Het werkte zelfs averechts. “It lost them work”.

 

Donovan met Mickie Most
 

De redding kwam van Mickie Most (1938-2003). Mickie was producer geweest van artiesten als Donovan, Animals en Herman’s Hermits. In 1969 zette hij zijn eigen organisatie, RAK, op. Most was altijd op zoek naar talent. Het grote talent waar hij mee kwam was het songwriters-duo Nicky Chinn en Mike Chapman, samen bekend als ‘Chinnichap’.
   Mickie Most, Nicky Chinn en Michael Chapman waren volstrekt duidelijk in hun aanpak. Platen maakte je slechts met één doel – om ze te verkopen en er dan zo veel mogelijk aan te verdienen. Dat gold niet alleen voor de platen, maar tevens voor de liedjes. Als ze die zelf schreven verdienden ze er het meeste aan. Als artiest deed je er aan mee, of je deed er niet aan mee. De keuze was duidelijk in die tijd.
   Voor Chinn en Chapman kwam het succes niet uit de lucht vallen. Phil Wainman, producer van de Sweet, was bereid een liedje van het tweetal op te nemen voor RCA. In die tijd kwamen ze in contact met Mickie Most, de beroemde producer en eigenaar van RAK.
   Nicky Chinn: “Om contacten te leggen ging ik naar recepties en feestjes. In november 1970 stond ik onverwacht tegenover Mickie Most. Ik was helemaal opgewonden. In die tijd stond hij nog gewoon in het telefoonboek. Op een avond, om half negen, draaide ik het nummer. Een man nam op. Ik vroeg of ik met Mickie Most kon spreken. Hij zei dat hij Mickie Most was. Ik trilde op mijn benen. Snel vertelde ik wie ik was en dat ik samen met Mike Chapman hits schreef.
   Wat moet ik eraan doen, kreeg ik ten antwoord. Ik vroeg of we hem een keer konden spreken en hij zei: ‘Prima. Morgenochtend om half twaalf. Schikt dat?’”
   Mike Chapman: “‘Funny Funny’ van de Sweet was toen al door Wainman opgenomen. Daar was Mickie Most niet enthousiast over. We hadden geen bandjes met onze nummers. Ik moest de liedjes op mijn gitaar voorspelen. Ik was zo zenuwachtig dat ik de ene snaar na de andere brak. Het vijfde en laatste liedje was ‘Tom Tom Turnaround’. Dat zag Most meteen zitten. ‘‘OK, stop. That’s it, that’s the one’, zei hij. Ik had er nog maar een klein stukje van laten horen. We hebben er met z’n drieën nog aan gesleuteld en toen werd het een hit voor New World, een Australische groep”.

 
Chinn en Chapman krijgen groot succes
 
 

Chinn en Chapman schreven het liedje 'Funny, Funny'
 

De grote doorbraak voor Chinn en Chapman kwam met de Sweet. ‘Funny Funny’, min of meer een imitatie van ‘Sugar Sugar’ (Archies) was het begin.  Daarna volgden ‘Little Willy’ en ‘Blockbuster’.
   Het duo kreeg heel wat kritiek te verduren. Dat soort (‘waardeloze’) liedjes schreef je voor de vuist weg, dachten de insiders. In werkelijkheid waren ze lang in de weer om hun teksten te perfectioneren. “We would discuss whether to use an ‘and’ or a ‘but’ or a ‘when’ or something at the beginning of a line – just one word like that can alter the sound, the meaning and the way it sings. The impression one got from reading the press was that these songs happened in fifteen minutes, which they absolutely didn’t”.
   Chinn en Chapman waren er ook altijd bij als hun liedjes in de studio opgenomen werden. In korte tijd leerden ze wat je moest doen om een song zo effectief mogelijk te produceren met een groep.  Chapman: “We were both involved in writing the songs. We also got involved in making the records. That was when I started learning to be a record producer. In the beginning, we were both not knowing what we were doing. As we were writing the songs I began to hear them as finished products in my head.
   I found it very hard to sit at the back of the room [van de studio] and let someone else make a Sweet record. Not that it wouldn’t have been good, but it wouldn’t have been what was in my head. Consequently, we weren’t just writing songs, we were writing records – it makes a difference, because if you write it with all the instrumentation and arrangements in your head, and you record it according to what’s in there and it works, then you’re better off than just giving a song to somebody else and letting them treat it in a different way”.
 
Chinn en Chapman bemoeiden zich bovendien steeds meer met de image en de presentatie van de Sweet. Ze wilden nadrukkelijk voorkomen dat de groep zich zou herhalen. Er moest progressie in zitten. “If you take the progression from ‘Funny Funny’ with Sweet to hardening it up a little with ‘Little Willy’ to going into ‘Blockbuster’, there had to be some kind of sense of what was wanted or what should happen which, in itself, isn’t easy. We were under pressure from the group to sharpen-up, harden-up, but I’d say we were able to do that. A lot of the people who could write a song like ‘Funny Funny’ might have been really stuck at that stage wondering where to go, and would have come up with another ‘Funny Funny’, but we didn’t”.
   Dat gold tevens voor de presentatie op televisie. “Each time the Sweet appeared on television, they were in a different type of outfit, and while they had a strong image, it was changing constantly”.
   Ze deden het niet alleen. Er was sprake van uitwisseling van ideeën. “They had their own ideas too. We helped to create their image, but they certainly contributed, and that wasn’t part of the puppetry that they complained about – they could never claim that we dressed them”.
  
Ondanks het succes dat Chinn en Chapman met de Sweet creëerden ontstonden er spanningen. De jongens in de groep vonden dat ze gemanipuleerd werden, dat ze onvoldoende aan hun trekken kwamen. Er zal nog wel meer aan de hand geweest zijn (geld?). De Sweet wilde de zaken voortaan in eigen hand houden. Een breuk leek onvermijdelijk.
   Chinn: “Mike and I were in America over Christmas having a vacation, and we got back to England to discover that they’d made ‘Fox On The Run’ themselves, which turned out to be a hit, so good for them, but somehow we felt that wasn’t quite the way to do it. So we actually took the initiative at that time and said, ‘That’s it’, although they had made their own announcement by just doing it. We were hurt – after twelve hits, it was something to be hurt about”.
   In maart 1975 verscheen ‘Fox on the run’ in de Britse hitlijsten en steeg door naar de tweede plaats. Maar niet veel later werd het snel minder voor de Sweet. Alleen ‘Love is like oxygen’ werd een paar jaar later nog een grote hit.
 
 

Chinn en Chapman
 
 
Van de Sweet naar Mud
 
 
Mickie Most was de ontdekker van Mud, de groep die maar niet van de grond wilde komen.
   “When I first saw Mud, I thought they had something ‘tomorrow’ about them. They’ve got what every other band haven’t got. They bridge the gap between Slade and Sweet. No one dislikes them - everybody liked the Beatles - and they don’t take themselves seriously”, vertelde hij in 1974.
   Mud kwam op het juiste moment uit de lucht vallen, lijkt het. De jongens hadden jarenlang muziek gemaakt met songs van de Doors, Hollies en Cream. Wegens gebrek aan succes was de groep uiterst plooibaar. Mickie Most wilde samenwerken met Chinn en Chapman. Bovendien kwam er langzamerhand een einde aan de combinatie Sweet en Chinnichap.
 
Weldra nam Mud de plaats over van de Sweet. Chinn en Chapman concentreerden zich nu helemaal op Mud. Hun platen verschenen niet op RCA, het label van de Sweet, maar op RAK, de platenmaatschappij van Mickie Most die door EMI gedistribueerd werd.
   Op de Mud-website werd het als volgt geformuleerd: “Songwriter/producer team Nicky Chinn and Mike Chapman, who had already had successes with the Sweet, were looking for a new band to write for and manage. Les, Ray, Dave and Rob leaped at the opportunity and signed a contract with RAK Records. They were given a new image, new suits and a new song written especially for them – ‘Crazy’. The single was released in January 1973 and got to number 12 in the UK charts. Mud had made it at last!”
   Mud moest zich dus helemaal voegen naar het team Most, Chinn & Chapman. Dat was vanaf het begin duidelijk. Toen hij kwam luisteren en kijken droegen ze op het toneel nog spijkerbroeken en t-shirts. Dat was snel afgelopen. Ray Stiles: “Voor het publiek is Mud ons imago. Toen Mickie Most zich aandiende maakte hij dat met zoveel woorden al duidelijk: ‘Do it our way, do our songs, be what we tell you’”.
   Om succes te hebben liet Mud zich vrijwillig ‘brainwashen’.
   Mike Chapman legde het als volgt uit. Eerst vertelde hij dat Mickie Most belangstelling voor de groep had. Op zijn instigatie gingen ook zij naar een optreden kijken. “They were a very entertaining band, very professional and polished, but they didn’t appear to have any ambition to write their own songs at the time and were very happy to have ours. They were a top forty band who played cover versions. We went up to Nottingham to see them, and asked them if they were interested in a record deal, which they were, and everybody was very happy [in het begin]. When we first saw them, they didn’t have a style, so we had to provide one for them”.
   Ray Stiles, later: “We waren een feestband. We toerden al jaren samen”.
 
 
De top, in 1974
 

Voor Mud was het natuurlijk geweldig dat ze meteen scoorden. Maar Chinn en Chapman waren meer gewend dan een notering op nummer 12. De volgende single, ‘Hypnosis’ kwam in Engeland zelfs niet verder dan een zestiende plaats. Mooi, maar niet fantastisch. Het ‘succes’ beperkte zich bovendien tot Engeland. In Nederland bijvoorbeeld gebeurde er niets met de eerste twee Britse Mud-hits.
   In een interview vertelde Nicky dat Mike en hij steeds meer waren gaan letten op het imago van de zanger van de groep. “First Brian Connolly with the Sweet, and then Les Gray with Mud, really knew what they were doing – we could see that even at the Social Club in Nottingham – and in the Top Of The Pops syndrome, the lead singer was so important in those days”.
   Langzamerhand kwamen de producers op het idee om Mud als een soort rock & roll revival-groep neer te zetten. Bovendien hadden ze een geëigend nummer op de plank liggen. “We came up with a song called ‘Dynamite’, which was actually written for Sweet, but they didn’t like it. So we gave it to Mud, and the guys in Mud were very happy when they heard that song, which is where, I think, that sort of revival thing started, because it had shades of Elvis Presley".
 
 

Mud tijdens de presentatie van 'Dynamite'
 

Op 27 oktober 1973 verscheen ‘Dynamite’ voor het eerst in de Engelse hitlijsten en steeg door naar de vierde plaats. In Nederland duurde het nog tot 2 februari 1974 voor de groep in de top 40 verscheen met dat nummer, maar toen was het ook meteen helemaal raak. Het Nederlandse debuut ‘Dynamite’ bereikte de top van de top 40 en bleef zestien weken in de lijst vertoeven, vier weken langer dan ‘Dynamite’ in de Britse top 50 geklasseerd stond. Het was het begin van een ongekende populariteit voor het viertal in ons land.
   De opvolger, ‘Tiger Feet’ haalde nu ook de bovenste plaats in Engeland, evenals in Nederland trouwens. Opnieuw bleef Mud vier weken langer in de Nederlandse dan in de Britse hitlijsten. Achteraf bekeken was ‘Tiger Feet’ de grootste Mud-hit.
   Mike Chapman: “‘Tiger Feet’ was a fabulous record, and one of the most interesting parts of it is a lick that was played on the bass, which Ray Stiles, the bass player, came up with. So they were already starting to have their own input into their records, and ‘Tiger Feet’ was a little bit of them, which was really neat”. Nicky Chinn: “It was one of those records that you knew was going to be a number one as soon as you listened to it”.
 
Met het grootste plezier werkten ze samen in de studio, dat jaar. Het maken van een album was gewoon een feest.
   “They were a fun band, really a lot of fun to work with, and making their records was like a riot the whole time. Those ‘Mud Rock’ albums were nothing but a constant party. It was nice to be working with Mud who were a little less crazy [dan de Sweet] when it came to their artistic development, and were just happy to have the hits.
   We had a lot of fun through that whole period, and I’ll never forget the ‘Mud Rock’ albums, volumes one and two – when each album was finished, we threw these enormous parties in the studio, and with the second album, it was ridiculous because we ended up with seven or eight hundred people in the studio, which wrecked the studio, but I recorded all the noise from the party and put it on the albums to make them into party albums. That wasn’t planned to happen, but it was a spontaneous decision which seemed to work”.
 
Mud werd in Nederland echt ‘vertroeteld’. De commentaren van Hans Schiffers, Henk Westbroek en Ad Visser geven een mooi beeld van hoe het in 1974 toeging. Ook ‘The cat crept in’, ‘Rocket’ en ‘Lonely this Christmas’ eindigden op de eerste of tweede plaats in dat jaar. Vijf gigantische hits dus in 12 Nederlandse maanden.
   Nicky Chinn zei het zo: “Het was erg leuk om die muziek te schrijven en te produceren. Ik kan wel stellen dat zij ongekend populair waren in Nederland. They were our biggest Dutch band. Nederland sloot hen echt in de armen”.
   Tijdens een optreden bleek hoe goed Les Gray in de stijl van (de toen nog levende) Elvis Presley kon zingen. Chapman: “That was when I discovered that Les Gray could sing like Elvis, and I took that to its absolute extreme with ‘Lonely This Christmas’ – once I discovered what he could do, it was like a red rag to a bull, that was all I needed, and from there on, Nicky and I were only concerned with writing songs that he could sing sounding like Elvis Presley”. Aan het einde van 1974 scoorde Mud opnieuw een nummer één hit, in Engeland én in Nederland met ‘Lonely this Christmas’.
 
 
Het imago van Mud
 

De jongens van Mud hadden voorafgaand aan hun succes al een en ander meegemaakt. Ze beseften dat ze  door de pers niet serieus genomen werden. Chris Welch, redacteur van het kwaliteitspopblad Melody Maker, vroeg hen of het nu anders ging dan vóór ze hits maakten.
   Drummer Dave Mount: “Well, the Melody Maker wants to come and interview us! People have been so nice to us, that it almost gets boring”.
   Zanger Les Gray draaide er geen doekjes om: “We went to a showbiz party where we could sense they were all thinking: ‘What have they done to get into the chart – they don’t deserve it’. So we just left and went down to our local pub, with a drink with the lads, away from all the poseurs”.
 
 

Caroline Coon
 

Caroline Coon, eveneens van Melody Maker, ging kijken naar een optreden in Birmingham en maakte een praatje in de kleedkamer. Haar artikel kreeg de naam ‘Mud Slinging’ – gooien met modder, een aardige woordspeling.
   Rob Davis gaf een genuanceerde mening. Muziekjournalisten hielden van elpee-muziek met lange nummers. Op korte, succesvolle singles keken ze neer, vond hij. “The critics look down on pop groups. They think anybody who plays pop music is a crap musician. I think that’s cobblers. Obviously we’d like to have a bit more of a blow, but our music doesn’t lead for a lot of opening or instrumental breaks. When you watch our show, you’ll realise why people are not saying what great musicians we are. But we’re not after people saying what great musicians we are. We’re here for the entertainment side of it, and the music as such is just a vehicle”.
   De journaliste had het laatste woord. “‘The Cat Crept In’, the last number, is drowned in screams. Then the band zip off the stage and don’t come back again”. Coon vroeg jonge fans (15 jaar) bij het verlaten van de zaal wat ze goed vonden aan Mud. Ze moesten spontaan hun mening geven.
   “Everything! Their sex appeal”, giggles Carol (15). “Les is gorgeous and Jacky [eveneens 15] likes his tight trousers”.
   “We think they’re outasight fantastic”, says Kevin aged 11.
   Vincent, een jongen van 13, reageerde anders: “They’re different, exciting, they’ve got a bit of go in ’em, you know”, says 13-year-old Vincent. “They’ve brought back rock and roll, like the old days”.
   Daar was de jounaliste het blijkbaar niet mee eens. “Well kids, it’s never rock and roll”.
   De lezers van Melody Maker kregen waarschijnlijk te lezen wat ze graag wilden vernemen. Zouden ze nog herinneren wat de pers schreef bij de doorbraak van Elvis, of de Beatles en de Stones?
  
Mud was dus een vervolg op de Sweet. Ook nu moest er voor elke nieuwe single iets nieuws bedacht worden. Zanger Les Gray later op tv: “Je moet een plaat ook zien te verkopen. Ik praat nu over de tijd van vóór de videoclips en megabudgetten (‘millions of pounds’). Je moest origineel zijn. You had to do a different show every week”. Rob Davis: Voor onze tv-optredens hadden we danspasjes ingestudeerd. We dansten vaak rond met onze gitaren, dat ging vaak maar net goed. Near knocking each others’ head off”.
   Matthijs van Nieuwkerk was niet enthousiast over de manier waarop Mud zich in Toppop presenteerde. “Het was iets vreselijks. Die zanger was vreselijk. Dan stond er nog een soort vrouw naast in mannenkleren. Het was iets met hele lange oorbellen”.
   Sologitarist Davis (van de oorbellen) kreeg ook een behandeling van Caroline Coon. “He’s the pretty boy of the band. And lovely he is too, in his ice blue one-piece with a hole cut in the middle to expose a tummy button surrounded by blond hairs. He eats yogurt and is known to twist himself into a yoga padmasana when he’s feeling spiritual”. Dat was weer eens wat anders dan drugs gebruiken.
   Davis later op tv: “Aanvankelijk zei iedereen dat die [extravagante] pakken geen gezicht waren. Een paar kostuumjongens kwamen toen met die oorbellen. Iedereen was enthousiast, maar ik voelde me voor gek staan. Maar ik deed ’t wel, en het ging van kwaad tot erger”.
 
 
Rob Davis
 
De breuk met Chinn en Chapman
 

Net als bij de Sweet ontstonden er meningsverschillen tussen de groep en de mensen die hen begeleidden. Die gingen niet alleen over kleren en oorbellen maar ook over de muziek zelf. Ray Stiles en Rob Davis componeerden ook zelf liedjes. Die kwamen nooit verder dan de b-kant van de singles. “But they wanted to write the a-sides and severed their connections with Chinn, Chapman and Rak”, schreef Spencer Leigh in 2006 over de groep. De (inkomsten uit) songs waren dus een belangrijke splijtzwam.
   Harry Doherty publiceerde in 1979 een artikel over Chinn en Chapman. Daarin kwamen de problemen met de Sweet en Mud aan de orde. 
   “In the end, Mud and Sweet rebelled, in a way that upset their writers and producers. They claim that the two groups acted behind their backs. Mud by negotiating a new contract with Private Stock, and Sweet by producing themselves as soon as Chinnichap were out of the country.
   ‘We were quite prepared to give them what they didn’t have – a direction that was going to be successful’, Chapman says.
   They agree that it’s always the prerogative of the artist to opt out of a working relationship. But Chinn sharply interjects: ‘It’s everyone’s prerogative to be bright, and it’s everyone’s prerogative to be a fucking idiot. A guy commits suicide by jumping off the top of the Empire State building. That’s his prerogative. With all the prerogative in the world, they did the wrong thing’.
   ‘I don’t think it makes me very happy to look back at the deaths of people like Mud and Sweet’, Chapman adds. ‘A group dies; they’re dead, gone and buried. Now they can’t make a hit to save their lives’”.

Nog één keer maakte Mud een nummer één single. Dat was in 1975 met een nieuwe versie van de Buddy Holly-oldie ‘Oh Boy’.
   Mike Chapman: “‘Oh Boy’ happened as a result of them doing an a cappella version of ‘Blue Moon’ on one of their albums. It was never meant to be a single – it was cut as part of an album, as a revamped oldie, and the record came out as a single when the group were leaving us, and got to number one as they were waving goodbye. I think it was the first record that we’d had anything to do with that was a number one, but was never intended to be a single in the first place”.
   En daarna gleed Mud langzaam weg in de vergetelheid.
 
 
Het vervolg
 

Chinn en Chapman gingen door met scoren. Ze verplaatsten hun werkterrein steeds meer naar de Verenigde Staten. Bovendien legden ze meer het accent op het maken van albums in plaats van single-hits.
   Mud bracht op single covers uit als ‘One Night’ (van Elvis Presley), ‘Hula Love’ (Buddy Knox), ‘Cut Across Shorty’ (Eddie Cochran), ‘Let’s have a party’ (Wanda Jackson), ‘Why do fools fall in love’ (Frankie Lymon) en ‘Lipstick on your collar’ (Connie Francis). Les Gray ging later in zijn eentje door onder de naam Les Gray’s Mud. In 2004 overleed hij. Drummer Dave Mount volgde in 2006. Bassist Ray Stiles werd in 1986 lid van de Hollies.

 

Kylie Monigue, productie van Rob Davis
 

Het meest opmerkelijk was de verdere loopbaan van Rob Davis. Hij speelde mee met de Darts en de Tremeloes, maar ontwikkelde zich in zijn eigen studio vooral als componist en producer van uiterst succesvolle dance-platen. Zijn grootste succes was ‘Can’t get you out of my head’ van Kylie Minogue in 2001. Andere grote hits waren ‘Groovejet’ (2000, van Spiller met Sophie Ellis-Bextor), ‘Toca’s Miracle’ van Fragma en ‘Come into my world’, opnieuw van Kylie Minogue. Rob Davis, vroeger bekend om zijn lange oorbellen, ontving als songwriter een Ivor Novello Award en zelfs een Grammy. De voormalige gitarist van Mud was zelf een soort Chinnichap geworden.
 
Harry Knipschild
28 juli 2013

Clips
* Buddy Holly (Ed Sullivan Show), Oh Boy, 1958
* Elvis Presley, Wild in the country
* Crosby, Stills & Nash, Suite Judy Blue Eyes, Woodstock 1969
* Sweet, Ballroom Blitz, 1972
* Mud, Dynamite, uit 1973
Mud in Avro's Toppop, 13 mei 1974
* Mud, Lonely this Christmas, 1974
* Mud, Oh Boy, 1975  
* Interview met Mickie Most
* Kylie Minogue, Can't get you out of my head, uit 2001
* Terugblik op Mud in 1974 (en optreden van Les Gray in Bergen op Zoom)

Literatuur
 
‘Hits aan de lopende band’, Muziek Expres, juli 1972
Chris Welch, ‘Mud, Glorious Mud’, Melody Maker, 2 februari 1974
Caroline Coon, ‘Slinging Mud’, Melody Maker, 27 april 1974
‘Mud in Toppop’, 13 mei 1974
Harry Doherty, ‘Chinn & Chapman: Ballroom Blitz & Hearts of Glass’, Melody Maker, maart 1979
John Tobler, Stuart Grundy, ‘Chinn and Chapman’, ‘The Record Producers’, 1982
Dave Thompson, ‘As Sweet as it was’, Goldmine, 28 februari 1997
‘Mud in 1974 (plus optreden in Bergen op Zoom van Les Gray’s Mud), YouTube, 2002
Sam Inglis, ‘Rob Davis’, Sound on Sound, mei 2002
Garth Cartwright, ‘Mickie Most 1938-2003', Guardian, juni 2003
Spencer Leigh, ‘David George Mount’, Independent, 18 december 2006
David Profitt’s Mud Tribute Pages, biografie Mud, gedownload juli 2013
‘Ray Stiles’, website Hollies, gedownload juli 2013
 
 
  • Raadplegingen: 21564