137 - Ernstige problemen bij de Amsterdamse Outsiders
Van de eerste generatie ‘beatgroepen’ kwamen de meest succesvolle vooral uit Den Haag. Rotterdam liet nauwelijks iets van zich horen zo halverwege de jaren zestig. Maar Amsterdam had behalve de Hunters, Maskers, Lords en Johnny Kendall (Heralds) in elk geval zijn Outsiders. Jerome Blanes publiceerde in 1997 een interessant boek over de groep.
De Outsiders lieten op de plaat voor het eerst van zich horen met twee singles, eind 1965 en begin 1966 opgenomen voor het Muziek Expres-label. Zonder succes. Begin 1966 begon het balletje te rollen. John van Setten werd manager van de groep. Helemaal van harte ging het niet. Wally Tax (1948-2005) formuleerde het als volgt: “[bassist] Appie Rammers klampte hem [Van Setten] aan bij een optreden in het Rembrandt-theater. Hij was redelijk bekend en had al dingen voor groepen als de Maskers gedaan. Ik voelde eigenlijk niet zoveel voor een manager. Ik zag het niet zitten om een percentage af te moeten staan aan zo iemand. De anderen hebben me omgepraat”.
Belangrijk voor de groep was dat ze op 26 maart in Den Bosch mochten optreden in het voorprogramma van de Rolling Stones. Een groep Amsterdamse Outsiders-fans reisde mee naar de Brabantse hoofdstad. Voor sommigen leek het erop alsof niet de Stones maar de Outsiders de hoofdact was. Appie Rammers: “Van Setten had het zo geregeld dat wij vóór de Rolling Stones optraden. Hij regelde dat allemaal erg goed. Op een gegeven moment ging hij even weg en kwam terug met een man of tien van de pers met flitsende camera’s. We zaten in de kleedkamer en we hoorden het publiek ‘Stones, Stones, Stones’ roepen. Maar er doorheen hoorden we bovendien ‘Outsiders, Outsiders, Outsiders’”.
Gitarist Tom Krabbendam (1948-2012): “De hekken gingen bij ons al om en er vielen meisjes flauw. Na twee en een half nummer moesten we dan ook stoppen, want dat mocht allemaal niet gebeuren voordat de Stones opkwamen”.
Blanes legde vast: “Bij de Outsiders vielen zeven meisjes flauw en bij de Rolling Stones slechts twee. Tijdens het eerste Outsiders-nummer lag Wally al na een paar minuten op zijn knieën van enthousiasme. Hysterische stemmen klonken uit de zaal. Over de Stones kan gezegd worden dat ze behoorlijk aan drank en drugs waren. In Hitweek verscheen een artikel met de kop ‘Stones concert viel tegen’. Hierin werd beweerd dat de Outsiders niet onderdeden voor de Rolling Stones”.
De moeder van Appie Rammers mocht gratis naar de Stones en de Outsiders
Succes op de plaat
John van Setten slaagde erin de groep bij Iramac onder te brengen. Willem Duys was op dat moment adjunct-directeur van de platenmaatschappij. De tv-presentator was verantwoordelijk voor de opname van ‘Lying all the time’, de eerste single op het Relax-label. Op 4 juni 1966 verschenen de Outsiders voor het eerst in de top 40. ‘Lying all the time’ steeg door naar de top tien en bleef zestien weken op de hitlijst geklasseerd staan. Dat was heel lang in die tijd.
De groep liet zich ondanks dat nogal geringschattend uit over wat Willem Duys gedaan had. Vooral over zijn aanwezigheid in de Artisound studio, waar de single opgenomen werd. Duys had de productie toch gedaan?
Wally Tax: “Willem Duys zorgde voor de broodjes, de sherry en de taxi’s. In die zin heeft hij dus wel geproduceerd”. Appie Rammers: “Willem Duys zei: ‘D’r is iets vals’. Mijn baspartij wrong aan alle kanten, maar dat had ik zo bedacht. Het was ook zo vals als een deur. Ik heb het een vakkie opgeschoven en klopte het wel. Maar toen vond ik het niet mooi meer. Dankzij Duys dus niet zo vals”. Gitarist Ronnie Splinter: “Bij de opname is hij weggelopen want hij kon het niet meer aanhoren. Hij heeft het niet geproduceerd, wel heeft hij wat koeken gehaald en zo”.
Dankzij ‘Lying all the time’ en sterke opvolgers (‘Keep on trying’, ‘Touch’, ‘Monkey on your back’, ‘Summer is here’, allemaal op het Relax-label) werden de Outsiders bij een groot publiek populair. Iramac nam ook de kosten van een toernee naar Frankrijk voor zijn rekening.
Je zou denken dat de groep tevreden was over de activiteiten van de platenmaatschappij in Bussum. Het tegendeel was het geval. Blanes: “De samenwerking tussen manager John van Setten, de Outsiders en Iramac verliep niet al te soepel. Dat viel onder andere op te maken uit een conflict dat vanaf september 1966 via de media werd uitgevochten tussen Van Setten en Iramac. We lopen deze geschiedenis even door:
Uitlatingen van Van Setten: ‘Ik heb gebroken met Willem Duys z’n Iramac. Ze hebben bij Iramac allemaal dubbele banen. Duys kan er trouwens ieder moment uitgegooid worden bij Iramac. Ik heb al eerder gezegd dat hij een hol vat is. Als je er een tik op geeft, geeft hij een enorme dreun, maar daarna hoor je niets meer. Hij heeft ons eerst lekker lopen maken met tv-uitzendingen die hij zou versieren. Eenmaal bij Iramac heeft hij geen poot meer uitgestoken’”.
Tegenover Pim Oets (Hitweek) bevestigde Van Setten nog eens wat hij vond van de platenmaatschappij waarbij de Outsiders hun hits maakten. “Iramac is een beginnende maatschappij. Duys is een hol vat, dat heb ik inderdaad zo gezegd en dat vind ik nog. Hij is ook helemaal geen baas van Iramac, wat iedereen denkt, hij is maar adjunct-directeur. Bij ‘Voor de Vuist’ heeft hij ook niets te vertellen. Hij presenteert alleen maar”.
Job Maarse, medewerker van Duys bij Iramac moest het eveneens ontgelden. Van Setten: “Hij is veel te arrogant”. Wally Tax liet zich ook negatief uit over de employee: “Die Job Maarse heeft helemaal nooit wat met ons te maken gehad, ook al beweerde hij van wel. Hij had een soort relatie met Van Setten, maar had absoluut helemaal niets met ons werk te maken”. Ronnie Splinter: “Die Job Maarse zou producer worden bij een van de opnamen, maar dat wilden wij absoluut niet hebben. Dat vonden we een heel vervelend mannetje. Vooral Wally liet merken dat hij niets van hem moest hebben”. Uit niets bleek dat mensen van de platenmaatschappij mochten delen in het geluk van het succes.
Blijkbaar waren ook de relaties tussen de manager en de leden van de groep niet altijd ideaal, bleek uit het interview met Pim Oets. Van Setten: “Ik heb altijd alles voor de Outsiders gedaan. Ik ben met ze naar de tandarts geweest (rekening van 3.500 gulden) en ik heb goeie contacten met hun ouders. Ik ben hele nachten voor ze op, ga met alle optredens mee. Ze staan ook helemaal achter me”. Het leek wel of de manager zich via de pers aan het verdedigen was. Waren de Outsiders wel tevreden met hem als manager?
Manager John van Setten met gouden plaat Outsiders (1967)
Wally Tax solo
Het contract tussen Iramac en de Outsiders was na een jaar afgelopen. Ondanks ‘alles’ werd de overeenkomst in december 1966 voor een jaar verlengd, tot april 1968. Maar toch ook weer niet helemaal. John van Setten besloot namelijk om tegelijkertijd zaken met Phonogram te doen. Aan Pim Oets vertelde de manager: “Na de Muziek Expres-tijd wilde Phonogram ons al contracteren maar Iramac was gewoon eerder. Onlangs hebben we met Phonogram een oriënterend gesprek gehad over wat er zou gebeuren nadat het Iramac-contract op 1 april [1967] zal zijn verlopen. Dat contract [met Iramac] is heel fatsoenlijk”. De groep bleef bij Iramac omdat Phonogram minder royalties bood en omdat de grote platenmaatschappij niet accepteerde dat de manager tevens optrad als producer van de opnamen.
Het contract tussen Iramac en de Outsiders was alleen getekend door Iramac en John van Setten. Dus niet door de leden van de groep. Op basis daarvan vond de manager dat de zanger van de groep wel soloplaten kon maken bij een andere maatschappij. Dat werd Phonogram, een dochter van Philips in Eindhoven.
Op 1 januari 1967 kwam ik [HK] bij Iramac werken. Bij mijn vorige werkgever, Negram-Delta in Haarlem, had ik altijd aangename contacten met de leden en managers van de popgroepen (Motions, Sandy Coast, Tee Set, Fighting Cats enzovoort). Soms zat je uren bij elkaar om te brainstormen over gezamenlijke activiteiten. Bij de Outsiders was dat anders, tot mijn verbazing. Er was vrijwel altijd een enigszins vijandige sfeer. Leuk met elkaar omgaan was er niet bij.
Willem Duys had er zijn twijfels over of het contract van Wally Tax met Phonogram wel rechtsgeldig was. Maar hij keek verder dan zijn toenmalige baan. Met Philips, en dus ook met Phonogram, wilde hij geen ruzie hebben, liet hij merken. Daarom accepteerde Iramac dat de zanger van de Outsiders zijn solo-platen bij Philips-dochter Phonogram maakte.
De laatste maanden van 1966 en de eerste van 1967 waren hoogtijdagen voor alle Outsiders. De band was beroemd en het geld stroomde binnen dankzij de vele goed-betaalde optredens die op basis van plaatsuccessen als ‘Touch’, Lying all the time’ en ‘Monkey on your back’ mogelijk waren.
Diverse leden van de band hadden een wat ander leven en uitgave-patroon dan twaalf maanden eerder. Dat was wennen. Ronnie Splinter vertelde me op 13 oktober 2010 dat er geen spaarpotje werd opgebouwd. Dat kon je je voor je imago ook niet veroorloven, legde hij uit. “We gaven alles uit wat er binnenkwam. Van mijn eerste cheque als auteur, 8000 gulden, kocht ik dezelfde dag nog een prachtige Fiat 600. Cash. In die tijd mocht je niet commercieel zijn, dat was uit den boze. Alles moest op. Ik gaf gitaren en elpees weg. We hielden geen stuiver over van al dat geld”.
Aan Jerome Blanes vertelde Wally Tax: “Ik vertoonde in de hoogtijdagen een nogal merkwaardig taxi-gedrag. Ik had in Amsterdam een eigen taxi-chauffeur, die alleen voor mij werkte en waarmee ik dan biefstukken ging eten terwijl de meter liep. Ook ging ik met de taxi op bezoek bij mensen en liet de wagen dan zolang vóór staan terwijl ik een pilsje dronk. Dat liep dan wel eens in de honderdjes. Ik heb toen ook wel in het rond geneukt”.
Drummer Leendert Busch: “Op een gegeven moment had ik zeven vriendinnen tegelijk in Amsterdam. De meesten mochten het niet van elkaar weten. Ik ben even opgepakt wegens het bezit van drie gram wiet. Daar heb ik drie dagen gevangenis voor gekregen en zestig gulden boete”.
Hoes van het solo album (1967)
Over het hoogtepunt heen?
In het voorjaar van 1967 verschenen er twee Outsiders-singles min of meer tegelijk: ‘Summer is here’ van de groep en ‘I sat and thought and wondered why’ solo van Tax. Korte tijd later ‘’I’ve been loving you so long’ van de groep en ‘Let’s forget what I said’ van Tax. In dezelfde periode kwamen er ook albums van de Outsiders en solo van Wally Tax (‘Love In’) op de markt. Van de fans werd in financiële zin heel wat verlangd. Ook kwam er nog een Teenbeat-verzamelplaat. De verkoop van al die platen viel steeds meer tegen.
Bij het verschijnen van het Outsiders-album had de groep opnieuw kritiek op Willem Duys van Iramac. Ten onrechte, aldus Wally Tax, had deze zijn naam als ontwerper van de hoes laten afdrukken. Wally Tax: “Als het ontwerpen van een hoes inhoudt, ‘Goh, we nemen die foto’, dan heeft hij ’m ontworpen. Maar eigenlijk is de hoes ontworpen door de fotograaf”.
Binnen de groep was er tevens commentaar op het optreden van John van Setten, die niet alleen manager was maar ook zijn naam op als producer liet afdrukken. De afstand tussen groep en Van Setten leek groot. Gitarist Tom Krabbendam: “Na alle opnamen ging Van Setten er [in zijn eentje] mee naar Relax [Iramac]. Hij heeft buiten ons om nog het een en ander veranderd. Toen de LP uitkwam kwamen we er achter dat hij een soort gekreun had toegevoegd”.
Op hun eigen platen legden de Outsiders de tamelijk primitieve maar opwindende muziek vast zoals ze die ook met succes in de zaal speelden. Anders was het gesteld met de solo-platen van Wally Tax die veelvuldig op de radio gedraaid werden. Vooral ‘Let’s forget what I said’ was een zachtaardig nummer. Het was geproduceerd door Tony Vos. En ook echt geproduceerd. Wally Tax liet zich neerzetten als een vooroorlogse crooner. Het nummer klonk als een oude 78 toeren-plaat. Met zelfs een tik erin. Met de Outsiders had die muziek niets van doen. Tax werd neergezet als een nette, lieve jongen. Terwijl de Outsiders zich juist presenteerden als ruige beatmuzikanten.
Het imago van de groep kwam in de knoei.
Ook binnen de groep liep het niet meer zo soepel. Het leek wel of er een tweedeling binnen de Outsiders ontstaan was. Wally en de rest van de groep. De tandem van het songwritersduo Tax/Splinter haperde. Bij het schrijven van de liedjes was er altijd een soort van taakverdeling geweest. Wally schreef de teksten, Ronnie de muziek. Aan die samenwerking kwam een einde. Ronnie Splinter vertelde me dat Wally in dit stadium de beste ideeën voor zijn solo-carrière bewaarde. Het maken van de melodieën liet hij bovendien niet meer aan Ronnie over. Wally trok alles naar zich toe.
Van Setten en Tax verlangden dat de Outsiders op de bühne ook de liedjes uitvoerden die de zanger op zijn solo-album ‘Love In’ had vastgelegd. Dat was totaal ander repertoire dan zoals de groep het tot dan toe gebracht had. “We deden niet onze uiterste best om die liedjes zo goed mogelijk te laten klinken”, zo vatte Splinter de houding van de andere Outsiders samen. Ronnie en Wally waren lange tijd boezemvrienden geweest. Dat was niet meer zo.
Als medewerker van platenmaatschappij Iramac moest ik constateren dat de verkopen van de Outsiders-platen snel terugliepen. Na ‘Summer is here’ (nummer 8 in de top 40) kwam ‘I’ve been loving you so long’ niet hoger dan 29 en ‘Don’t you worry about me’ haalde met pijn en moeite een 32ste plaats. Na vier weken was deze prima single al uit de hitlijsten verdwenen. De Amsterdammers hadden geen impact meer. ‘A cup of hot coffee’, de volgende plaat op het Relax-label, wisten we ondanks allerlei acties niet meer in de top 40 te krijgen.
In alle eerlijkheid waren we bij Iramac in het voorjaar van 1968 enigszins opgelucht dat John van Setten en de Outsiders het contract niet meer wensten te verlengen. Ze hadden nu een onderkomen bij een andere platenmaatschappij (Polydor) gevonden. Een hit zouden ze echter nooit meer maken. De groep was zijn populariteit grootdeels kwijt. Bovendien waren er nog maar weinig mensen in het vak die het er voor over hadden om in een sfeer van steeds maar conflicten met hen in zee te gaan.
John van Setten (tevens manager van Short’66) liet Iramac niet met rust, ook niet nadat de Outsiders er vertrokken waren. Af en toe bood hij een van zijn nieuwe groepen aan om platen bij Iramac te maken. Maar tegelijkertijd zette hij zich in de media af tegen de platenmaatschappij die met de Outsiders zeven hits gemaakt had. In het openbaar herhaalde Van Setten wat hij eerder verkondigd had, namelijk dat Iramac er nooit iets van terecht bracht. Bovendien claimde hij, mijns inziens ten onrechte, dat hij van het bedrijf niet het geld ontvangen had dat hem toekwam. In een interview met Koos Zwart ging hij, vond ik, te ver. Wat kon ik anders doen dan een ingezonden brief naar de redactie van Hitweek sturen. Die werd op 23 augustus 1968 prompt afgedrukt:
“Beste John,
Met enige teleurstelling hebben we je uitlatingen over Iramac gelezen in het Hitweek interview met Koos Zwart.
Is het niet zo:
1. dat verreweg de meeste van je hits afkomstig zijn van het Relax label?
2. dat het vertrek van de Outsiders naar Polydor en Short’66 naar Philips geen enkele verbetering voor de groepen en voor jou hebben opgebracht
3. dat je ons na het vertrek van de Outsiders nog verscheidene malen artiesten hebt aangeboden. Een paar weken geleden nog de Johnny Kendall Selection
4. dat je de royalties van alle grote hits al lang uitbetaald hebt gekregen en dat alleen de laatste platen tot voor kort niet werden uitbetaald omdat wij een post van ongeveer (maar niet precies bekend) 20.000 (!) Teenbeat-platen nog moesten aftrekken, zodat achteraf slechts ƒ13,13 overbleef.
Na alles wat Iramac voor de Outsiders heeft gedaan, hetgeen blijkbaar door jou zó geapprecieerd werd, dat je ons Johnny Kendall voor Iramac aanbood, is het onbegrijpelijk, dat je artiesten afraadt naar Iramac te gaan. Trouwens, onze recente successen met o.a. Hep Stars, Sandy Coast en Left Side bewijzen wat Iramac voor een groep doet.
Ook Iramac heeft briefafschriften van de korrespondentie met John van Setten en stelt haar map ‘Van Setten’ open voor elke belangstellende. En goeie artiesten zijn bij ons welkom! Als altijd hartelijke groeten, ook van Willem Duys.
Hoogachtend, Iramac N.V., Harry Knipschild”
Conflicten
De Outsiders alaagden er niet in de interne problemen binnen boord te houden. Als ze om hun mening gevraagd werden flapten ze er uit wat op het puntje van hun tong lag.
Tom Krabbendam: “We hadden een interview met Herman Stok op de radio en toen vroeg die man wat we vonden van Wally’s solocarrière. Ik zei dat ik het niet zo goed vond en dat Wally meer een praatstem had dan een zangstem.
Toen werd er een muziekje opgezet en toen viel iedereen over me heen. ‘Was dat wel nodig?’, vroegen ze.
‘Je vroeg toch hoe ik het vond’, zei ik toen.
We groeiden uit elkaar. Wally was ook al bezig met andere zaken en mensen zoals Loesje Hamel, Ramses Shaffy en dergelijke. Sommigen gingen ook andere spullen gebruiken dan alleen een drankje en een stickie. Terwijl we oorspronkelijk niet zo geïnteresseerd waren in die dingen”.
Het duurde niet lang meer of Tom Krabbendam was geen lid meer van de Outsiders. “Buiten mij om zijn ze aan het repeteren gegaan. Het weekend daarna hadden we afgesproken bij de ouders van Appie [Rammers] en daar kreeg ik te horen dat ik niet meer hoefde te komen”.
Het duurde nog een tijd voor de gitarist ‘afgekickt’ was. Hij had roerige tijden doorgemaakt. “Het bloed stroomde toen heel hard door je lijf. Alles wat je aanraakte leek te lukken van de ene op de andere dag. Terwijl anderen van jongs af aan een klassieke opleiding hadden gehad voordat ze wat bereikten. Maar dat maakte het naderhand wel heel moeilijk om met beide benen op de grond te staan. Het heeft een aantal jaren geduurd voordat ik de weg naar mezelf weer kon vinden”.
De Outsiders waren nu nog met z’n vieren. Over hun manager waren ze niet altijd tevreden.
Appie Rammers: “Op een gegeven moment sloot Van Setten allerlei deals met dure kledingwinkels. Ik voelde me niet zo prettig in die kleding. Ik kreeg een soort jagersjasje aan en bleef ermee aan het prikkeldraad hangen”.
Ronnie Splinter: “Van Setten wilde altijd dat we allerlei dingen deden die hij erg goed vond – zoals een bepaalde houding op het podium of het dragen van bepaalde kleding. Hij vond dat we er netter moesten uitzien. Dat wilden wij niet, wij wilden dat soort dingen zelf bepalen. Het gezeur ging bij mij tegendraads werken”. Vanwege de nieuwe nette haardracht betitelde Blanes de voorheen ruige groep als ‘page-band’.
Splinter was consequent. Na Tom Krabbendam verliet ook hij de groep. Tijdelijk. Gelukkig was er iemand die hem kon vervangen. Dat was Frank Beek (1950-1985). Die was afkomstig uit de groep Double Dutch. Beek: “Na Double Dutch verdiende ik geen geld en was op zoek naar een baan. Ik heb Van Setten opgebeld en bood me aan als slaggitarist [na het verdwijnen van Tom Krabbendam]. Maar de Outsiders wilden toen met z’n vieren optreden. Ik werd daarom roadmanager, wat ik op dat moment erg fijn vond omdat ik geen geld had”.
In het boek van Jerome Blanes lees je dat er kort na elkaar negatieve ontwikkelingen waren. Drummer Leendert Busch was duidelijk: “Wally’s soloplaten zijn de reden waarom de Outsiders langzaam naar de knoppen gingen. Hij schreef op een gegeven moment meer nummers voor zichzelf dan voor de band. Bij optredens kwam Wally vaak later omdat hij een solo-optreden ergens anders had gehad”.
Busch bleef, Appie Rammers niet: “We speelden eens drie keer binnen twee weken in Krommenie. Voor heel weinig geld”. Waren de gages goedkoper geworden omdat plaatsuccesen uitbleven?
Zijn manager vertrouwde hij niet: “Misschien dat Van Setten wel het volle pond heeft gekregen, daar heb ik nooit bij stilgestaan. Bij het derde optreden waren heel weinig mensen, want ze hadden ons daar wel gezien onderhand”.
De bassist uitte openlijk kritiek. Dat pakte slecht uit. “‘Dus jij vindt mij niet goed?’, zei Van Setten.
Ik zei: ‘Ik vind je heel goed maar dit vind ik niet zo goed’.
Niet veel later kreeg ik een brief thuis van Van Setten in z’n beste Nederlands waarin stond dat ik wel weg kon gaan. Toen heb ik een paar kennissen van me eeen brief laten schrijven in nog veel mooier Nederlands, waarin stond dat het verlaten van de band niet zijn beslissing was, maar de mijne. Ik was zo trots als een pauw. Ik voelde me echt een god”.
Terwijl de Outsiders in 1966 volop in de belangstelling van de media stonden, moesten ze ruim een jaar later zo ongeveer alles doen om nog een keer op de televisie te komen. Dat pakte niet altijd goed uit. Blanes: “Op Sinterklaasavond, dinsdag 5 december 1967, liet Wally bij wijze van een commerciële stunt in een live-uitzending van Twien [NRCV] zijn haar knippen van 48 tot 24 centimeter. Regisseur Andries Roest besloot dat slechts het begin en het eind van de knipperij op televisie zou worden vertoond. In het begin van de uitzending begon een kapper kalmpjes Wally’s haar te knippen. Vervolgens werd in de kleedkamer het werk afgemaakt. Heel Nederland zat te wachten op het resultaat. Ineens eindigde het programma. Wegens tijdgebrek was het resultaat niet meer in het programma te zien”.
Wally was zijn ‘wilde haren’ kwijt. Woedend zei hij: “Ik voelde er al helemaal niets voor maar Van Setten bleef maar door drammen. Het was een slag in het gezicht van de fans. Ik schaam me ervoor dat ik me tegen mijn zin kort heb laten knippen. Het was een louter commerciële zaak dat het eraf moest”.
Tax wist niet goed meer wat hij ermee aan moest. “Ik heb er zes, zeven jaar over gedaan om het zo lang te krijgen. Image is belangrijk, maar het is wel gek dat het soms alleen daar nog maar om gaat. Het heeft uiteindelijk helemaal niets met de muziek te maken. Stunts zijn eigenlijk niet de juiste weg”.
In 1968 kwam Ronnie Splinter weer bij de Outsiders. “Toen ik terugkwam ging het heel slecht met de band”. Blanes vergoelijkte die opmerking met: “Toch was de lijst met optredens over januari en februari vrij redelijk”. De groep was inmiddels een speelbal van de media geworden. Blanes: “Op 15 maart zouden de Outsiders verschijnen in het televisie-programma Fenklup van de VARA, gepresenteerd door Sonja Barend. Uitgevoerd zou worden het nummer ‘Cup of hot coffee’. Maar tot ieders verbazing werden ze eruit geknipt”.
Ook een tweede optreden haalde de uitzending niet. Drummer Busch: “We zouden nog in een of ander televisieprogramma komen. Daar werden opnamen voor gemaakt in de Brakke Grond in de Nes. Maar dat werd niet uitgezonden want ze vonden het te lullig”.
Polydor
De beslissing om Iramac voor Polydor te verruilen in het voorjaar van 1968 was zeker geen unaniem groepsbesluit. Ronnie Splinter was een voorstander. “Naar ons idee was Polydor een platenmaatschappij die wat meer voor ons zou kunnen doen”.
Drummer Busch kon het niet zo veel schelen. “Er veranderde weinig. We bleven gewoon in dezelfde studio’s opnemen. Vooral Van Setten wilde de overstap. Wij hebben er minder mee te maken gehad”.
Wally Tax: “Ik ging uiteindelijk akkoord na langdurig gedram van Jan van Setten. Achteraf hadden we dit beter niet kunnen doen. We gingen meteen in de ijskast”.
De Outsiders mochten nu zelf het album ‘C.Q.’ maken. Als het aan de manager gelegen had zouden de nieuwe platen door Freddy Haayen geproduceerd worden. Die had in die tijd nogal wat hits op zijn naam gezet. Van Setten: “Ik wilde met Fred Haayen de plaat produceren maar de Outsiders wilden liever alles zelf doen. Ze zeiden: ‘John, je bent een aardige kerel, maar je aanwezigheid bij opnamen irriteert ons wel, ga maar effe wat anders doen!’”
Waarschijnlijk omdat het met de carrière van de band niet meer goed ging, werd er toch nog een poging gedaan om met Haayen in de studio samen te werken. Maar ook ‘Do you feel allright’ en ‘Daddy died on a saturday’ leverden geen score op. Erik Bakker van de GTB-studio legde uit hoe het gegaan was: “Een persoonlijkheid als Haayen en een persoonlijkheid als die van Tax, dat moest wel botsen! Haayens tact duurde meestal maar tien seconden. En die van Tax niet veel langer”. Ronnie Splinter zei het anders: “Het was niet zo een succes. Er was een stroeve samenwerking met Haayen. Pas toen we de solo gingen indubben begreep hij eindelijk hoe we het hebben wilden”.
De Outsiders mochten nu zelf het album ‘C.Q.’ maken. Als het aan de manager gelegen had zouden de nieuwe platen door Freddy Haayen geproduceerd worden. Die had in die tijd nogal wat hits op zijn naam gezet. Van Setten: “Ik wilde met Fred Haayen de plaat produceren maar de Outsiders wilden liever alles zelf doen. Ze zeiden: ‘John, je bent een aardige kerel, maar je aanwezigheid bij opnamen irriteert ons wel, ga maar effe wat anders doen!’”
Waarschijnlijk omdat het met de carrière van de band niet meer goed ging, werd er toch nog een poging gedaan om met Haayen in de studio samen te werken. Maar ook ‘Do you feel allright’ en ‘Daddy died on a saturday’ leverden geen score op. Erik Bakker van de GTB-studio legde uit hoe het gegaan was: “Een persoonlijkheid als Haayen en een persoonlijkheid als die van Tax, dat moest wel botsen! Haayens tact duurde meestal maar tien seconden. En die van Tax niet veel langer”. Ronnie Splinter zei het anders: “Het was niet zo een succes. Er was een stroeve samenwerking met Haayen. Pas toen we de solo gingen indubben begreep hij eindelijk hoe we het hebben wilden”.
1969, het einde van de Outsiders
Hoes van de LP 'Outsiders' (1967)
De opkomst de Outsiders verliep snel. De val ook. In 1969, aldus Blanes, was het aantal optredens drastisch teruggelopen. Wally Tax had per 1 mei 1966 een management-contract voor drie jaar met John van Setten getekend. De belangrijkste leden van de groep waarschijnlijk ook. Begin 1969 moest er gehandeld worden, anders zou de overeenkomst met nog eens drie jaar verlengd worden.
Op 16 januari hoorde John van Setten dat de groep een nieuwe manager had gevonden en dat hij niet verder hoefde te boeken. Je zou denken dat de leden van de groep een betere persoon achter de hand hadden om hun zaken te behartigen. Dat was niet het geval. Sjoerd van Dorp, die moest gaan werken aan de comeback van de Amsterdammers, woonde nota bene in Groningen.
Leendert Busch: “Van Setten was als manager op zich heel goed. Maar ik denk dat hij ons belazerd heeft”. Maar de onervaren Sjoerd van Dorp kreeg weinig voor elkaar. Wally Tax typeerde hem als volgt: “Een betrouwbare man. Hij heeft wat kleine toerneetjes voor ons georganiseerd, maar daar hield het mee op”. Van Dorp wist zich niet lang te handhaven. Binnen de kortste keren werd hij vervangen door Albert Koelman. Die kwam tenminste uit Amstelveen. Hij werd aangenomen omdat hij een kennis van een kennis van de in de groep teruggekeerde Appie Rammers was, is te lezen.
Ronnie Splinter: “Appie Rammers kwam met het idee hem als manager te nemen. Hij was eigenlijk kunstschilder en hij zong geloof ik bij operette. Ook reed hij het busje van de band. Ik heb een keer bij hem thuis wat schilderlessen van hem meegemaakt”.
Blanes: “Het was heel rustig rond de Outsiders. Het aantal optredens was niet noemenswaardig”.
Het einde van de Outsiders kwam toen de belastingdienst van zich liet horen. Daar was klaarblijkelijk geen rekening mee gehouden. Geld was er niet in kas. Er was gewoon niets over om ook maar iets te betalen. De leden van de groep die nog doorgingen bedachten een toepasselijke naam. Het woord Outsiders verdween. In plaats daarvan werd er gewerkt als Taxfree, ‘vrij van belasting’. Ze maakten nog een mooi album ook. Aan het tijdperk van een toonaangevende groep uit de sixties was echter een einde gekomen.
Harry Knipschild
21 februari 2013
Clips
Literatuur
‘De Outsiders gekozen als beste beatgroep’, Nieuwe Leidsche Courant, 17 oktober 1966
Henk Weynands. ‘The Q vindt de Outsiders de beste Nederlandse beatgroep van dit jaar’, Nieuwsblad voor Gorcum en omstreken, 17 oktober 1966
‘Solo-carrière Wally Tax’, Kink, 26 november 1966
Pim Oets, ‘John van Setten over Outsiders, Short’66, Maskers, etc.’, Hitweek, 16 december 1966
‘Happenings van Wally Tax: eerste plaat’, Nieuwe Leidsche Courant, 1 april 1967
‘Wally Tax, Love In’, Hitweek, 13 september 1967
Harry Knipschild, ‘Iramac’, Hitweek, 23 augustus 1968
Pim Oets, ‘Wally Tax’, in Popnamen, Amsterdam 1971
Jerome Blanes, Outsiders door insiders. De Amsterdamse legende in woord en beeld, uitgeverij Kampioen, 1997
Peter Sijnke, ‘Nederlandse garagerock oftewel nederbeat: Q65 en Outsiders’, in Nederpophelden, Zaltbommel 2006
Hans van Vuuren, The Outsiders. Beat Legends, Maassluis 2010
Jan Vollaard, ‘Wally Tax voelde zich ondergewaardeerd’, NRC, 14 februari 2013
‘De Outsiders gekozen als beste beatgroep’, Nieuwe Leidsche Courant, 17 oktober 1966
Henk Weynands. ‘The Q vindt de Outsiders de beste Nederlandse beatgroep van dit jaar’, Nieuwsblad voor Gorcum en omstreken, 17 oktober 1966
‘Solo-carrière Wally Tax’, Kink, 26 november 1966
Pim Oets, ‘John van Setten over Outsiders, Short’66, Maskers, etc.’, Hitweek, 16 december 1966
‘Happenings van Wally Tax: eerste plaat’, Nieuwe Leidsche Courant, 1 april 1967
‘Wally Tax, Love In’, Hitweek, 13 september 1967
Harry Knipschild, ‘Iramac’, Hitweek, 23 augustus 1968
Pim Oets, ‘Wally Tax’, in Popnamen, Amsterdam 1971
Jerome Blanes, Outsiders door insiders. De Amsterdamse legende in woord en beeld, uitgeverij Kampioen, 1997
Peter Sijnke, ‘Nederlandse garagerock oftewel nederbeat: Q65 en Outsiders’, in Nederpophelden, Zaltbommel 2006
Hans van Vuuren, The Outsiders. Beat Legends, Maassluis 2010
Jan Vollaard, ‘Wally Tax voelde zich ondergewaardeerd’, NRC, 14 februari 2013
- Raadplegingen: 30500