09 - Singles mogen niet te lang duren
Precies vijftig jaar geleden bracht de Amerikaanse platenmaatschappij Jamie Records een eigenaardige 45-toerenplaat op de markt. Duane Eddy was de artiest. Als gitarist had hij al heel wat (instrumentale) hits op zijn naam staan. ‘Rebel Rouser’ en ‘Forty Miles of Bad Road’ hadden de toptien van de Billboard bereikt. Maar met elk nieuw nummer moest je de radiostations zover zien te krijgen dat ze je single in hun programmering opnamen. Zekerheid was nooit te krijgen. De radiostations hadden andere belangen dan de muziekmakers. Die wilden reclames verkopen. Hoe korter de nummers hoe meer mogelijkheden om tussen de plaatjes door een ‘spot’ te plaatsen.
Producer Lee Hazlewood had een idee. Hij zorgde ervoor dat ‘Some kind-a Earthquake’, het nieuwe plaatje van Duane Eddy, de geschiedenis zou ingaan als de kortste single a-kant aller tijden. De plaatuitvoering duurde niet langer dan 77 seconden, 77 tellen! Onvoorstelbaar kort. Maar het werkte. ‘Some kind-a Earthquake’ kreeg zoveel zendtijd in oktober 1959 dat het de man van de ‘twangy guitar’ zijn negende hit in successie opleverde.
Korte instrumentale singles waren niet alleen goed voor radiozendtijd, ze leverden extra verkoop op. De exploitanten van jukeboxen gaven namelijk de voorkeur aan een beperkte speelduur. Grote hits van anderhalve minuut leverden meer muntjes (‘dimes’) op dan die van drie minuten of langer. Duane Eddy was niet alleen populair in de VS, maar ook in Engeland.
De Britten waren van mening dat hun Amerikaanse collega’s deze keer echt te ver waren gegaan. Platenmaatschappij Decca, die de rechten op het repertoire van de gitarist had, besloot ‘Some kinda-a Earthquake’ te verlengen door een stuk van de originele tape twee keer te gebruiken. Met veel moeite slaagde Decca er zo in het nummer op te rekken tot twee minuten en een seconde. Die single-versie, op London Records, bereikte een twaalfde positie op de Britse hitlijsten.
Korte Amerikaanse singles van Duane Eddy en de Animals
Het voorbeeld van Duane Eddy was zeker niet uniek. Amerikaanse platenmaatschappijen selecteerden vaak de kortste nummers van hun artiesten om te fungeren als a-kanten van singles. Fats Domino is er een mooi voorbeeld van. Aan die situatie veranderde maar weinig toen Britse groepen in de loop van de jaren zestig de toon gingen zetten, ook aan de overkant van de Atlantische Oceaan.
In het voorjaar van 1964 maakten de Animals een enorme hit in Europa met hun versie van ‘House of the Rising Sun’. Dat het nummer vier minuten en 29 seconden duurde was in Engeland geen groot probleem. MGM Records wist de rechten voor Amerika te verwerven. De platenmaatschappij zette alles op alles om het Europese succes in de VS te evenaren. De groep uit Newcastle kreeg de mogelijkheid om ‘House of the Rising Sun’ voor de Amerikaanse televisie te playbacken.
In de tv-studio ontdekte toetsenman Alan Price dat zijn solo van de single verdwenen was. Bovendien was het uiteinde een stuk korter gemaakt, zodat de totale speelduur teruggebracht was tot minder dan drie minuten. Had MGM gelijk? Dat kun je nooit zeker weten. De aanpak lukte in elk geval. De korte uitvoering werd nummer één in Amerika. De Animals waren doorgebroken. Vanaf dat moment scoorde Eric Burdon, zanger van de groep, jarenlang hit na hit.
In de tv-studio ontdekte toetsenman Alan Price dat zijn solo van de single verdwenen was. Bovendien was het uiteinde een stuk korter gemaakt, zodat de totale speelduur teruggebracht was tot minder dan drie minuten. Had MGM gelijk? Dat kun je nooit zeker weten. De aanpak lukte in elk geval. De korte uitvoering werd nummer één in Amerika. De Animals waren doorgebroken. Vanaf dat moment scoorde Eric Burdon, zanger van de groep, jarenlang hit na hit.
Juul Geleick wordt technicus bij Veronica
Het verhaal over ‘House of the Rising Sun’ tekende ik afgelopen week op uit de mond van één van de voormalige medewerkers van radio Veronica, Juul Geleick. Halverwege de jaren zestig had de zeezender behoefte aan extra technici om meer programma’s te kunnen maken. Ad Bouman en Juul zaten in dezelfde klas van de Dr. A.F. Philipsschool in Hilversum, is te lezen op de website Norderney.nl en MediaPages.nl. Ze hadden belangstelling voor techniek en waren gek op popmuziek. In 1965 studeerden Juul en Ad af.
Geleick: “Omstreeks die tijd zag ik een advertentie in de Gooi en Eemlander van Radio Veronica: ‘Technicus gevraagd’. Ik gaf de advertentie aan Ad en die ging solliciteren. Ik moest mijn dienstplicht vervullen. Ad was vrijgesteld”. Bouman werd aangenomen. Juul ging regelmatig op bezoek op de Hilversumse Zeedijk waar de Veronica studio’s waren. “Op de Puch bromfiets met hoog stuur. Ik werd al vrij snel opgenomen in de Veronica familie”.
Geleick: “Omstreeks die tijd zag ik een advertentie in de Gooi en Eemlander van Radio Veronica: ‘Technicus gevraagd’. Ik gaf de advertentie aan Ad en die ging solliciteren. Ik moest mijn dienstplicht vervullen. Ad was vrijgesteld”. Bouman werd aangenomen. Juul ging regelmatig op bezoek op de Hilversumse Zeedijk waar de Veronica studio’s waren. “Op de Puch bromfiets met hoog stuur. Ik werd al vrij snel opgenomen in de Veronica familie”.
Na een vroegtijdig einde van zijn diensttijd reed Juul weer op de brommer naar Veronica. “The Who hadden net een hit met ‘I can see for miles’. Technicus Jurg van Beem deed samen met Ad een goed woordje voor me.
Willem van Kooten zei tegen me: ‘Wat verdien je’.
Ik: ‘425 gulden’.
Willem: ‘Bel maar op dat je niet meer terug komt, dat krijg je hier ook!’. Zo ben ik bij Veronica gekomen”.
Op 29 november 1967 startte Geleick als technicus bij Veronica. Hij zou er blijven tot het einde, 31 augustus 1974.
Belangstelling voor muziek
Lex Harding en Juul Geleick
© stichting Norderney
De technici van radio Veronica speelden geen passieve rol. De diskjockey besliste welke plaatjes gedraaid werden. Er was echter sprake van teamwerk. De technicus zat aan de ene kant van de ruit, de deejay aan de andere. In de meeste gevallen was het een tweeëenheid. Als Ad of Juul een plaatje goed vonden, kon je er zeker van zijn dat het regelmatig op de zender kwam. De tweede helft van de jaren zestig was bovendien het tijdperk van interessante pop-elpees. Zoals ‘Sgt. Pepper’ van The Beatles, ‘Electric Ladyland’ van Jimi Hendrix en ‘Pet Sounds’ van The Beach Boys.
In de zomer van 1969 begon ik te werken voor Polydor. De platenmaatschappij had een catalogus met prachtige pop-elpees. Van die albums werd in veel gevallen aanzienlijk minder verkocht dan ik besefte. Soms gingen er niet meer dan een paar honderd exemplaren over de toonbank. Airplay voor die ‘progressieve’ muziek was vrijwel alleen mogelijk op bepaalde uren, bij Willem van Kooten en Lex Harding. Tenzij je een (potentiële) hit had. Het vervelende was dat de beste nummers meestal nogal lang waren. Soms besloegen ze zelfs een hele plaatkant van zeventien minuten, zoals ‘In-a-gadda-da-vida’ van Iron Butterfly uit Californië. In Amerika hadden ze van dat nummer een ingekorte versie gemaakt, maar die sloeg in Nederland niet aan.
‘Judy Blue Eyes’ van Crosby Stills & Nash
In het najaar werd ik regelmatig aangesproken als ik op de Zeedijk kwam. Ad, Juul en anderen zagen wel mogelijkheden om lange nummers flink in te korten. Atlantic Records had in die tijd David Crosby (van The Byrds), Steve Stills (Buffalo Springfield) en Graham Nash (Hollies) bij elkaar gebracht in een zogenaamde supergroep. ‘Marrakesh Express’, de eerste single van een prachtig album, wist de onderste regionen van de Nederlandse hitlijsten te bereiken. Juul Geleick was terecht lyrisch over de ode van de groep aan zangeres Judy Collins: ‘Suite: Judy Blue Eyes’. Was het nummer maar niet zo lang, had hij wel vaker uit de mond van Lex Harding gehoord, dan zou dat gemakkelijk in de progammering van Veronica kunnen worden opgenomen. Als ik er nou eens een korte versie van maak, stelde hij voor, zouden jullie die dan niet als single kunnen uitbrengen?
Toen hij een positief antwoord kreeg ging hij aan het werk. Juul pakte de elpee van het trio, maakte een bandje van het betreffende nummer, en begon te knippen. Naar de tekst luisterde Juul niet. Het ging hem er alleen maar om dat het eindresultaat lekker om te draaien was. Binnen het uur gebeurde het.
De volgende dag kreeg Polydor een bandje. Daarvan werd weldra een lakplaat gemaakt, vervolgens matrijzen en 45-toerenplaatjes. Atlantic wist van niets, de artiesten evenmin. “Ik knipte, op verzoek van Lex, ‘Suite: Judy Blue Eyes’ van Crosby, Stills & Nash naar een kortere tijd, 3’47”. De LP versie was iets van 7’. En Lex vond het nummer het einde dus ik knipte het korter. De platenmij bracht het hier uit op single”, aldus Geleick op MediaPages.nl.
‘Iedereen’ bij Veronica vond dat Juul het prachtig gedaan had. “Zet op dat nummer”, zeiden de diskjockeys. In het begin was dat gewoon het bandje, later de ‘gewone’ plaat. “Judy Blue Eyes’ werd geen echte hit, maar het betekende wel een doorbraak voor Crosby Stills & Nash in Nederland. In plaats van een paar honderd werden er tienduizenden albums verkocht.
Unieke situatie in Nederland
Juul was zich er in die tijd nauwelijks van bewust wat het zakelijke belang was van deze activiteit. Voor mij gold in zekere zin hetzelfde. Natuurlijk, ik wist wel dat de verkoop omhoog schoot. Maar hij en ik, en anderen, zagen dat meer als erkenning voor fantastische nieuwe popmuziek. Ik vroeg Juul afgelopen week wat hij met zijn ‘knutselen’ verdiend had (ik kon het me niet meer herinneren). Zijn antwoord was: “Niets. We deden het gewoon voor de lol. We vonden het leuk”.
Juul weet niet meer of ‘Judy Blue Eyes’ de eerste Veronica-knip was. Wel staat vast dat het niet bij die ene productie bleef. Hijzelf, zijn vriend en collega Ad Bouman, en ook Sytze Gardenier, kregen de smaak te pakken. Het ene na het andere lange nummer werd met succes onder handen genomen. Heel wat van die ‘knips’ werden grote hits, en ze waren, zoals eerder gesteld, van groot belang voor de commerciële doorbraak van de betreffende acts. Wat te denken van ‘In-a-gadda-da-vida’ (Iron Butterfly, Ad, nummer 9 in de top 40), ‘Whole Lotta Love’ (Led Zeppelin, Sytze, 4), ‘Room to Move’ (John Mayall, Juul, 5) en ‘See me feel me’ (The Who, Ad, 3)?
Het werk van de Veronica-technici had nog andere consequenties. Omdat de versies meestal onder de vier minuten bleven was de geluidskwaliteit van het plaatje betrekkelijk goed. Hoe meer minuten de speelduur was, hoe zwakker werd het signaal in die tijd. “De groeven gingen dan op elkaar zitten”, zei men. Bovendien moest een platenmaatschappij extra Stemra-rechten afdragen boven de vier minuten. Wij van Polydor waren dus ook nog eens voordelig uit. Nederland was tevens vaak het eerste land waar dat soort nummers echte hits werden – het gaf een uitstraling naar de rest van de wereld.
‘Child in time’ en ‘Sympathy for the devil’
Twee ‘knips’ verdienen nog bijzondere aandacht. In het voorjaar van 1970 bracht EMI het album ‘Deep Purple in Rock’ van Deep Purple uit. Eén van de nummers, ‘Child in Time’, duurde langer dan tien minuten. Daniël Klijzing, uit Putten, verzorgde in die tijd het popjournaal voor Veronica. Ik meen me te herinneren dat hij helemaal lyrisch was van het nummer en nooit naliet om het onder de aandacht van zijn omgeving te brengen. Iedereen moest ‘Child in Time’ draaien. Omdat het nummer veel te lang was, hoorde je het alleen in speciale programma’s. In 1971 werd Klijzing door een hersenbloeding getroffen. Op 6 februari 1972 overleed hij.
Ad Bouman maakte daarna een korte versie van het nummer. In de zomer bereikte ‘Child in Time’ de Nederlandse toptien. De Nederlandse versie van dit nummer, vertelde Juul, is bij zijn weten de enige Veronica-knip die ook buiten Nederland geëxploiteerd werd.
Juul heeft een speciale herinnering aan zijn ‘samenwerking’ met de Rolling Stones. ‘Sympathy for the Devil’ was een populair bühne-nummer van de groep. De Stones speelden het tijdens hun Hyde Park-concert in 1969. En later dat jaar bij hun optreden in Altamont. Lex Harding draaide het regelmatig, maar vond het te lang. “Kan het niet wat korter”, vroeg hij aan Juul. De technicus ging weer eens aan het werk.
Jan Corduwener, indertijd promotieman van Phonogram, was enthousiast toen hij het eindresultaat hoorde. Hij stelde voor de Juul Geleick-knip op single in Nederland uit te brengen. Stiekem, want buiten Nederland mocht niemand het weten. Contractueel kon dat helemaal niet, een nummer van de Stones in een verknipte versie verhandelen. Bovendien was Allen Klein de manager van de groep geworden. En dat was iemand, daar kon je maar beter geen ruzie mee hebben. Voor je het wist had je een miljoenenclaim aan je broek. Corduwener zette echter door: ‘Sympathy for the Devil’ verscheen clandestien in de Veronica-versie op single en bereikte in 1973 de 14de plaats op de top 40. Juul is er nog trots op, en terecht.
In 1974 verdween Radio Veronica uit de ether. Daarmee waren de speciale activiteiten van Juul Geleick, Ad Bouman en Sytze Gardenier afgelopen. Aan de bijzonder positie van Nederland als regio van doorbraak in Europa kwam langzamerhand een einde. Het oeuvre van de Veronica-technici is niet meer in de handel, weet Juul. Maar vergeten werd het niet: veel van die unieke nummers kregen later een hoge klassering in de ‘Top 1000 aller tijden’ en de ‘Top 2000’. Tot op de dag van vandaag.
Harry Knipschild
12 december 2009
Clips
* Iron Butterfly, In a gadda da vida, 1968
* Rolling Stones, Sympathy for the devil, Hyde Park, Londen, 1969
* Crosby, Stills, Nash & Young, Woodstock, 1969
* Rolling Stones, Sympathy for the devil, Hyde Park, Londen, 1969
* Crosby, Stills, Nash & Young, Woodstock, 1969
Literatuur
Gerth van Zanten, De Veronica sage, Bussum 1968
'Het Veronica verhaal van Juul Geleick', MediaPages.nl 2001 (gedownload 26 juli 2008)
Dave Zimmer (red.), 4 Way Street. The Crosby, Stills, Nash & Young Reader, Cambridge, Ma, 2004
Auke Kok, Dit was Veronica. Geschiedenis van een piraat, Amsterdam 2008
- Raadplegingen: 21268