Freddie Haayen (1941-2007) speelde een niet weg te denken rol in de carrière van heel wat Nederlandse popartiesten. Bekende en onbekende. The Golden Earring(s), Richard Neal, Earth & Fire, The Free, Blue Planet, The Subterraneans, Cobra, The InCrowd, Sandy Coast, Bojoura, The Boots, Hu & The Hilltops, Unit Gloria en The Shoes om er een aantal te noemen. Bij zijn overlijden werd hij in NRC Handelsblad gekarakteriseerd als een ‘Haagse bluffer’. Maar Willem van Kooten, jarenlang zijn zakenpartner, noemde hem bij die gelegenheid op z’n website ‘een groot producer/platenman. Een bijzonder man, zoals ze niet meer gemaakt worden. Die z’n dromen najoeg, en veel daarvan in vervulling zag gaan’.
Jerry Voisin, geboren in 1945, heeft hem goed gekend. Hij verklaarde zich onlangs bereid een en ander over de activiteiten van Haayen per e-mail te vertellen. “Je gaat ervan uit dat ik veel weet”, schreef hij me, “en dat klopt ook wel. Van 1966 tot 1980 was er sprake van een zeer vergaande liaison en de laatste anderhalf jaar van z’n leven heb ik hem weer intensief meegemaakt”.

Haayen had zich door zijn voortvarende manier van optreden snel een interessante plaats bij Polydor verworven. “Nico van Biemen was labelmanager Duits, Freddie Amerikaans/Engels en nationaal product, plugger van The Who, The Bee Gees. Door de verrichtingen van Haayen, ook als producer van The Golden Earrings en Shoes, was er een beetje verandering gekomen in het Duitse karakter van het bedrijf. Freddie kreeg in alles volledig de vrije hand van Evert Garretsen, de nieuwe directeur.
Waarschijnlijk omdat hij er een hekel aan had alleen op pad te zijn, begon ik hem al snel te vergezellen op al zijn buitenkantoorse activiteiten, zoals Veronica, Hilversum 3, uiteraard alles wat met Earrings te maken had, artiesten van Schiphol halen [voor tv-opnamen in Hilversum], eten met Frank Fenter, vaak naar Willem van Kooten [programmaleider van Veronica] thuis. Haayen en Van Kooten waren dikke vrienden. Ze gingen heel veel stappen”.
Wat er verolgens gebeurde was opmerkelijk: Freddie werd bij PPI [Philips Phonografische Industrie, later PolyGram] in Baarn ontboden bij Buinink. PPI verklaarde zich bereid een bedrijfje zoals Haayen en Van Kooten wilden binnen afzienbare tijd als joint-venture op poten te zetten. In Engeland bestond er iets vergelijkbaars met Giorgio Gomelsky en diens Marmelade Records. Freddie liep stage in Baarn, waar hij wat management-scholing of zo kreeg. Hij ging rustig door met het produceren van Earrings, Shoes, Earth & Fire en zo. Ik heb stage gelopen bij Phonogram tot Red Bullet, de naam van de onderneming, een feit was in augustus 1968”.

Jerry, vanaf dan werkzaam bij Red Bullet, had een duidelijk beeld van hoe het er toeging. “Freddie vertelde me dat hij en Willem mede-eigenaar van het bedrijf waren. De premisse was dat Red Bullet het allemaal wel eventjes beter zou gaan doen dan de gevestigde orde. In ’t algemeen is nauwelijks uit te leggen wat een gekkenhuis het in die tent was. Zelf ben ik ook wel eens dronken geweest in die tijd, maar Haayen, Van Kooten en Peter Koelewijn waren zéér stevige drinkers. Veel zeer dolle pret wel.
Het geheel stond onder toezicht van ene Tony van der Haar, een tweede echelon PPI-coryfee en Rolf Mengelberg, diens juridische sidekick. Ik denk dat ze het in Baarn heel interessant vonden om een soort van grip of connectie met Van Kooten te hebben, vanwege diens statuur in Hilversum. Wilde je als Nederlandse artiest met je plaatje op de zender, dan zaten de stukken, liefst a- en b-kant bij muziekuitgeverij Impala [Van Kootens eerste uitgeverij, later Dayglow], en van heel wat buitenlandse plaatjes kwamen ook dikwijls de rechten in Willem zijn fuikje terecht. Die superieure promotie-capaciteit berustte geheel op Willems programma-dictatorschap bij Veronica, zijn dikke maatjes zijn met Bob Rooyens en Fred Oster [van de Avro-tv], Lex de Rooy [Tros-tv], Willem Duys etc”.
Veel te directeuren viel er niet. Als Freddie ‘op kantoor’ was, dan werd er al gauw door niemand meer iets gedaan. Bullet was een zoete inval. Altijd waren er ’s middags mensen over de vloer, artiesten, discjockeys, collegae als Jan Corduwener. Niet zelden vond er voortzetting plaats in de Jonge Haan of Van Dijk in Loosdrecht. Freddie was immer bezig de Earring te slijten in Engeland en Amerika, waartoe hij diverse malen naar Amerika vloog, hetgeen uiteindelijk resulteerde in een eerste release op Atlantic van ‘Eight Miles High’ en de eerste Amerikaanse toer”.
Voisin: “Hoe Freddie een en ander combineerde, gewoon doen, zou ik zeggen. Als hij in de studio zat, dan zat ie in de studio. Een directeur doet niet veel. Voor de dagelijkse gang van zaken met de Earring had hij een geschikte rechterhand [Jerry], zo simpel was dat. Er was natuurlijk ook geen conflict of interest met het managen van een Polydor artiest en het produceren van Polydor artiesten, dat kon prima samen. Wat de kosten betreft was er geen scheiding: Polydor betaalde alles natuurlijk”.
Het directeurschap van Haayen bij Polydor Nederland, eerst in Den Haag, later Rijswijk, was een succes. Freddie deed het prima. “Je moet goed kunnen spreken in het openbaar. Je moet artiesten kunnen binden en in je bedrijf de juiste mannetjes of vrouwtjes hebben zitten en deze kunnen motiveren. Het succes wordt bepaald door de omzet, nietwaar. Polydor Nederland draaide natuurlijk fantastisch, met James Last, alle third parties, en what have you en de omzet zat flink in de lift.
Wat wij en dus Freddie het in vergelijking met onze Europese zussen, in de ogen van Baarn en Hamburg, denk ik, heel goed deden, was het herexploiteren van de catalogus met de Superstarshine serie, Startracks, tv-platen met Last en the Bee Gees en de hitverzamelplaten. In 1966 bedroeg de omzet minder dan 10 miljoen, in 1975 voordat Freddie naar Engeland vertrok staat me bij, dat ‘we’ 37 miljoen deden. So Freddie was looking good!”
Londen
Een volgende stap in de carrière van Haayen lag voor de hand. Het buitenland lonkte. Al eerder had Freddie laten zien hoe makkelijk hij contacten legde. “Begin 1967 nam Haayen mij mee naar Londen, om te proberen ‘Winter Harvest’ van the Golden Earrings te slijten. Eerste afspraak om 9.30 bij Roland Rennie, de directeur van Polydor Londen. Rennie sprak met Freddy als waren zij dikke maatjes. Er werden grapjes gemaakt over Garretsen door hem en hij lag in een deuk toen hij hoorde dat wij hem ‘de kapper’ noemden. Vervolgens naar het superhippe kantoor van Giorgio Gomelsky – die was maatjes met de Stones en Andrew Loog Oldham. Dat vond ik nogal wat. Volgende afspraak met Robert Stigwood, ook toen al een grootheid in de business. Wederom met alle égards ontvangen. De strekking is dat Freddie deze mensen goed kende, dus al heel in het begin van zijn dienstverband met Polydor internationaal ‘gebracht werd’. Het hoorde allemaal bij de omnipotentie van Haayen”.

Na enkele jaren zette PolyGram Haayen in Londen neer als directeur van Polydor aldaar. Van zijn afscheid maakte hij een gigantisch feest op Schiphol, met honderden gasten en talrijke sprekers die hem lof toezwaaiden. En daarna met zijn gezin de Noordzee over.
“Freddie kwam in een gespreid bedje terecht, waar hij ook meteen de wind in de rug kreeg, omzetsgewijs, met ‘Saturday Night Fever, ‘Grease’, waar aantallen zonder precedent van verkocht werden, dus ook hier zag Freddie er goed uit. Het onderhouden van contacten met Robert Stigwood [RSO, Bee Gees, Eric Clapton], Chas Chandler, de manager van Slade, en Chris Stamp en Kit Lambert van Track Records [The Who] kon je Haayen nauurlijk wel toevertrouwen. Het waren allemaal mensen waar hij op voet van maatjes mee omging. Zijn deal met EG Records [Roxy Music, Bryan Ferry] was prestigieus en zijn grote wapenfeit in Londen. Freddie lag ook daar goed bij het personeel en ik vond hem er wel een vis in het water. Tijdens een A&R workshop in de Savoy bijvoorbeeld was het drie dagen dolle pret. De wonderen vlogen met zijn komst vanzelf in de pan. Ook hier had hij de wind mee en zag hij er in de ogen van de hoofdkantoren van PolyGram goed uit, denk ik”.
De ster van Haayen rees steeds hoger. Dat bleek onder andere uit zijn vervoermiddelen. Als directeur in Nederland werd hij in staat gesteld een olijfgroene NSU RO80 aan te schaffen. Die reed een op vier, maar wat deed het ertoe. In Engeland beschikte de directeur over een auto met chauffeur. Bovendien werd hij benoemd tot vice-president van Polydor International, wat dat ook betekende. “Freddy had beter in Engeland kunnen blijven”, aldus Voisin, “maar ik denk niet dat hij die keus had”. Er wachtte hem een nieuwe klus: Polydor in New York (1978). De Amerikaanse tak was niet succesvol. Het aantal succesvolle Polydor-artiesten was minimaal. Aan Freddie de taak er verandering in te brengen. De leiding van PolyGram, leek het, zag in hem een wonderdokter, een tovenaar.
***
Polydor New York werd in een mum van tijd opgeheven. Voisin, zonder werk, moest terug naar Den Haag. Aan de intensieve samenwerking tussen Jerry en Freddie was een einde gekomen. Aan de stormachtige carrière van Haayen evenzeer. En hij was nog zo jong.
Harry Knipschild